Bestuursprocesrecht
samenvatting
Bijeenkomst 1. Structuur en systematiek van de Awb
Bestuursrecht deel 2; Hoofdstuk 1. Inleiding
1.1 Algemeen
1.1.1 Plaats in het bestuursrecht; begripsbepaling
Het bestuursrecht gaat over de juridische normen die gelden in de rechtsbetrekkingen tussen burger
en openbaar bestuur en binnen dat openbaar bestuur. Het bestuur beschikt over een aantal
bevoegdheden. De belangrijkste daarvan is de bevoegdheid om een besluit te nemen. De
aanwezigheid van een stelsel van rechtsbescherming tegen bestuurshandelen, met name in de vorm
van onafhankelijke en effectieve rechtspraak, wordt beschouwd als een van de beginselen van een
rechtsstaat.
Veelal wordt onder rechtsbescherming verstaan: het geheel aan mogelijkheden om achteraf
op te komen tegen een besluit of andere handeling. Dit betekent een beperking tot repressieve,
reactieve rechtsbescherming. In dit kader zijn preventieve maatregelen niet uitgesloten. Ook al wordt
het begrip rechtsbescherming beperkt tot een reactie op een besluit of andere handeling, toch
impliceert het nog een ruim begrip. Niet alleen vormen van rechtsbescherming door de rechter, maar
ook andere vormen van rechtsbescherming vallen er immers onder. Te denken valt aan bezwaar en
administratief beroep.
Sommige vormen van rechtsbescherming op de beoordeling van een besluit (bezwaar) en
andere op de beoordeling van een feitelijke gedraging (klachtprocedure). Bij het begrip
rechtsbescherming pleegt men vooral aan het eerste te denken, en dan met name aan het beroep bij
de bestuursrechter, en aan de voorafgaande mogelijkheid van bezwaar of beroep (art. 1:5 awb).
1.1.2 Bezwaar, administratief beroep en beroep bij de bestuursrechter;
artikel 1:5 awb
Besluiten en andere handelingen van het bestuur kunnen, voor zover zij in strijd zijn met het recht,
als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW worden aangemerkt. In de praktijk komen
de meeste geschillen van burgers met het bestuur niet bij de burgerlijke rechter terecht, omdat voor
de burger een bestuursrechtelijke voorziening van bezwaar of beroep openstaat en deze voorziening
dwingend voorrang heeft. Dan doelen we op een niet in het burgerlijk recht geregelde bij wettelijk
voorschrift geopende aparte voorziening die voor de burger de mogelijkheid biedt om een
bestuurlijke gedraging te laten beoordelen en die er eventueel toe kan leiden dat die gedraging
ongedaan wordt gemaakt.
Beroep is geregeld in artikel 1:5 lid 3 awb. Onder beroep wordt verstaan: het instellen van
administratief beroep, dan wel van beroep bij een bestuursrechter. Beroep kan dus worden ingesteld
bij een bestuursorgaan of bij een bestuursrechter.
Artikel 1:5 lid 3 Awb: twee soorten beroep
Administratief beroep, lid 2: Beroep bij een bestuursrechter, lid 1:
Administratief beroep betekent: het gebruik Omdat Bezwaar betekent: het gebruik maken van de
maken van de ingevolge een wettelijk elementen van ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande
voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening bestuurlijk bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te
tegen een besluit te vragen bij een ander toezicht de vragen bij een bestuursorgaan dat het besluit
bestuursorgaan dan het welk het besluit heeft functie van genomen heeft. Het zie op de procedure bij
genomen. Het ziet op een procedure bij een hetzelfde bestuursorgaan.
ander bestuursorgaan.
,rechtsbescherming kunnen doorkruisen, heeft bezwaar uit een oogpunt van rechtsbescherming de
voorkeur boven administratief beroep. Bezwaar en administratief beroep hebben als voorziening bij
een bestuursorgaan gemeenschappelijk dat beide worden aangemerkt als een voorprocedure, dat wil
zeggen een procedure die voorafgaat aan een procedure bij de bestuursrechter.
1.1.3 Gemeenschappelijke kenmerken en karakteristieken
De voorzieningen van bezwaar en beroep tegen besluiten hebben een viertal gemeenschappelijke
kenmerken:
1) Een aanspraak op een uitspraak De plicht tot het doel van een uitspraak – het decisiebeginsel
– vloeit voort uit het openstellen van de voorziening. De plicht tot het doen van een uitspraak
betekent niet dat de burger altijd een inhoudelijk oordeel over zijn geschil krijgt.
2) Het bestreden besluit wordt ongedaan gemaaktVoor de bescherming van de rechte en
belangen van de burger is essentieel dat het gebruik van de voorziening ertoe kan leiden dat
het orgaan waartoe hij zich heeft gewend, de rechtsgevolgen van een onjuiste
bevoegdheidsuitoefening geheel of gedeeltelijk ongedaan kan maken.
3) Wettelijk voorschriftVoor het openstellen van administratief beroep of beroep bij de
bestuursrechter is zo’n wettelijke basis vereist, omdat een bestuursorgaan de bevoegdheid
krijgt om in te grijpen in de rechtsgevolgen van een besluit van een (ander) orgaan.
4) Niet-lijdelijkPartijen kunnen stukken indienen die zij zelf nuttig achten en daarmee het proces
beïnvloeden. De beslissende derde is niet gebonden aan het feitencomplex zoals dat door de
partijen is gepresenteerd. De niet-lijdelijke rol van het beslissend orgaan is mede nodig om de
vaak ongelijke machtpositie van partijen te kunnen doorbreken: ongelijkheidscompensatie.
Voor het beroep bij de bestuursrechter heeft de Awb-wetgever een viertal meer specifieke
karakteristieken genoemd:
1) Rechtmatigheidstoetsing – ex tunc – van een besluit Met toetsing ex tunc wordt bedoeld dat
de bestuursrechter de rechtmatigheid van een bestreden besluit beoordeelt naar het
moment waarop dit besluit wordt genomen; aan latere veranderingen in het recht of de
feitelijke omstandigheden wordt niet gekeken, dat is namelijk de doelmatigheid (ex nunc). De
ex tunc-toetsing heeft te maken met de rechtsstatelijke taakverdeling tussen bestuur en
rechter.
2) Korte beroepstermijnenIn beginsel 6 weken. Zij hangt nauw samen met het centraal stellen
van de rechtmatigheidstoetsing van een besluit. Naast de rechtszekerheid van het
bestuursorgaan moet hierbij ook worden gedacht aan de rechtszekerheid van
belanghebbenden.
3) Zoeken naar de materiële waarheidWeliswaar is de rechter gebonden aan de omvang van het
geschil zoals aan hem is voorgelegd, maar daarbinnen is voor de rechter een actieve rol
weggelegd. De rechter moet rekening houden met ongelijkheid tussen burger en bestuur en
deze compenseren: ongelijkheidscompensatie.
4) LaagdrempeligheidIn het algemeen is de rechtsingang eenvoudig. Er geldt een verplichting
tot rechtsmiddelverwijzing en tot doorzending van een verkeer geadresseerd beroepschrift.
Er is geen verplichte procesvertegenwoordiging. De laagdrempeligheid heeft te maken met
het eenzijdig karakter van veel bestuurshandelen waarbij het bestuur in de regel over meer
machtsmiddelen beschikt dan de burger.
1.1.4 Besluitvormingsrecht en procesrecht
Besluitvormingsrecht gaat in belangrijke mate over de procedure van totstandkoming van een
beslissing van een bestuursorgaan. Procesrecht gaat in belangrijke mate over de procedure van
,totstandkoming van een beslissing van de rechter. Beide procedures vormen verschillende fasen van
een procedure gericht op het definitief verkrijgen van de rechtens juiste beslissing. Niet alleen voor
het besluitvormingsrecht maar ook voor het procesrecht geldt dat het geen doel in zichzelf is: ook het
procesrecht is dienstig aan het materiële bestuursrecht.
Besluitvormingsprocedure en rechterlijke procedure liggen als verschillende fasen van
eenzelfde procedure in elkaars verlengde. Dit blijkt bijv. uit wie waarover en waartegen bij de
rechtbank kan procederen.
Artikel 8:1 lid 1 Awb
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Dat wil zeggen dat de beslissing van de rechter betrekking heeft op een beslissing van een
bestuursorgaan, dat belanghebbenden bij dit besluit bevoegd zijn er beroep tegen in te stellen en dat
hun wederpartij, de verweerder, het bestuursorgaan is waarvan dat besluit afkomstig is.
Wat betreft de bevoegdheid tot het instellen van beroep bij de bestuursrechter, is van belang dat in
het algemeen voorafgaand daaraan bezwaar moet zijn gemaakt, maar bovendien dat het indienen
van dat bezwaar voor belanghebbenden voorwaarde is voor de bevoegdheid om beroep in te stellen.
Artikel 7:1 lid 1 Awb
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens
beroep in te stellen bezwaar te maken.
Artikel 6:13 Awb
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie
redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren
heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
De nauwe samenhang tussen besluitvormingsrecht en procesrecht blijkt op meer punten. Te denken
valt aan de doorwerking in het procesrechtelijk bewijsrecht.
Artikel 3:2 Awb (onderzoeksplicht van het bestuur)
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de
relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:2 Awb (informatieplicht van de burger)
De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) De naam en het adres van de aanvrager;
b) De dagtekening;
c) Een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
Met het oog op het totale stelsel van primaire besluitvorming, voorprocedure, beroep bij de
rechtbank hoger beroep en eventueel cassatie wordt wel gesproken van het trechtermodel. Daarmee
wordt bedoeld dat hoe verder men in de procedure komt, hoe formeler en zwaarder deze is: in iedere
volgende fase worden de eisen strenger. Met het trechtermodel wordt gerefereerd aan de zeef- of
filterfunctie die procedures kunnen hebben voor vervolgprocedures. Daarmee wordt uitgegaan van
een aanzienlijke reductie van de in een volgende fase te behandelen zaken en/of geschilpunten. Art.
6 EVRM belangrijk.
, 1.7 Enkele kernbegrippen uit de Algemene wet bestuursrecht
1.7.1 Het bestuursorgaan
Een bevoegdheid tot het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen komt niet toe aan een
overheidslichaam als rechtspersoon (naar privaatrecht) maar aan bestuursorganen als zelfstandige
rechtssubjecten; die personen hebben een eigen bevoegdheid, treden bij een beroep op als
verwerende procespartij en kunnen soms ook als klagende partij optreden, bijv. in (hoger) beroep
gaan.
Artikel 1:1 lid 1 Awb (Bestuursorganen)
Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a) Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b) Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Wat onder orgaan van de krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen moet worden verstaan, is
in de Awb niet gedefinieerd. De volgende personen en colleges kunnen als orgaan worden
beschouwd:
1) De personen en colleges die als organen worden genoemd in de wet die de instelling en/of
organisatie van zo’n rechtspersoon regelt, zoals de Grondwet (minister) en de Gemeentewet
(gemeenteraad).
2) Alle personen of colleges binnen zo’n rechtspersoon waaraan eigen publiekrechtelijke
bevoegdheden toekomen, bijvoorbeeld ambtelijke bestuursorganen zoals de
belastinginspecteur of de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Het gaat hier om a-organen die bij al hun activiteiten bestuursorgaan zijn.
Volgens de definitie is een b-orgaan een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
Wanneer is van openbaar gezag sprake. Voorafgaand: wie bedoeld zijn met ander persoon of college.
Persoon: natuurlijk persoon of rechtspersoon. Meestal rechtspersonen die zijn opgericht krachtens
privaatrecht, zoals stichtingen of verenigingen. Openbaar gezag wordt dus min of meer gelijkgesteld
met het kunnen nemen van besluiten in de zin van art. 1:3 awb. B-organen zijn slechts
bestuursorganen voor zover ze het hun toekomende openbaar gezag uitoefenen.
Stichtingen en andere krachtens privaat opgerichte rechtspersonen die geen
openbaar gezag uitoefenen maar welin het openbaar belang taken verrichten, zijn niet gelijk te
stellen met artikel 1:1 Awb. Voor zover door de organen van de rechtspersoon handelingen worden
verricht in de verhouding werkgever-ambtenaar, zijn die organen dan als bestuursorganen in de zin
van de Awb aan te merken.
Blijkens het tweede lid van art. 1:1 Awb valt een groot aantal overheidsorganen, zoals de
wetgevende macht, de Kamers van de Staten-Generaal, onafhankelijke gerechten en de Raad van
State, niet onder het begrip bestuursorgaan in de zin van de Awb. Op het handelen en besluiten van
zulke overheidsorganen zijn de Awb-regels niet van toepassing.
Lid 3 bevat een uitzondering op een uitzondering. De in het lid 2 uitgezonderde organen
vallen wel weer onder de Awb voor zover het hun rechtsbetrekking met hun ambtenaren betreft.
1.7.2 De belanghebbende
Artikel 1:2 Awb
1) Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit
is betrokken.
2) Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun
belangen beschouwd.
3) Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene
en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke
werkzaamheden in het bijzonder behartigen.