Staatsrecht samenvatting
Bijeenkomst 1. De internationale rechtsorde en de nationale
rechtsorde
Bijeenkomst 2. De Europese Unie en de Nederlandse
rechtsorde
Hoofdstuk V. Volkenrecht
21. Inleiding
In het internationale verkeer manifesteert de staat zich als een eenheid: hij treedt als zodanig in
contact met andere staten. Dit internationale verkeer is onderworpen aan rechtsregels, aan regels
van internationaal publiekrecht of volkenrecht. De staat ontleent hieraan rechten en verplichtingen,
zoals het recht van zelfverdediging. We drukken dit aldus uit dat de staat subject van volkenrecht is.
De ervaringen met oorlogen op wereldschaal bevorderden opkomst en groei van
internationaal humanitair recht, waarin de bescherming van individuen tegen de uitwassen van
oorlogshandelingen centraal staat. Ook de betekenis van internationale organisaties neemt toe; zij
worden bij verdrag tussen staten opgericht, maar gaan een eigen leven leiden in het internationaal
verkeer naar gelang er meer komen, hun doelstellingen ruimer worden en hun taken belangrijker.
De positie van het individu in het volkenrecht ondergaat een verdere versterking wanneer
individuele aanspraken, rechten en vrijheden het onderwerp gaan uitmaken van verdragsregels of
van activiteiten van internationale organisaties.
Ook kunnen individuen ter verantwoording worden geroepen voor de overtreding van
sommige internationale normen, zoals het verbod van genocide.
Daarnaast is het zo dat in toenemende mate nationale rechters bevoegd zijn om op grond van
verdragen en nationale wetgeving strafrechtsmacht uit te oefenen ten aanzien van ernstige delicten,
waar ter wereld ook gepleegd. Deze ontwikkeling betekent dat een voormalig dictator niet meer met
een gerust hart de wereld kan bereizen.
22. Bronnen van volkenrecht
Gewoonte
Het gewoonterecht was lange tijd de voornaamste bron van rechten en verplichtingen van staten.
Onder volkenrechtelijke gewoonte is in de woorden van art. 38(1) Statuut van het Internationaal
Gerechtshof te verstaan ‘a general practice accepted as law’.
Algemeen kenmerk is dat er sprake moet zijn van een algemene en consistente praktijk
waarbij de actoren (staten) tevens van oordeel zijn dat er sprake is van een juridische verplichting
(opinio iuris). Deze laatste eis brengt met zich dat een staat die zich consistent heeft verzet tegen een
bepaalde gewoonte (de ‘persistent objector principle’) niet gebonden is aan de tegen zijn zin
ontwikkelde gewoonterechtelijke norm.
Dat is anders voor een specifiek onderdeel van het gewoonterecht, te weten het ius cogens.
Het houdt in dat bepaalde internationale normen een vorm van hoogste recht vormen waarvan niet
bij verdrag of gewoonte kan worden afgeweken. Zo bepaalt art. 53 Weens Verdrag Verdragenrecht
dat verdragsnormen die strijdig zijn met een dwingende norm van algemeen volkenrecht (ius cogens)
nietig zijn. Ius cogens wordt aldaar gedefinieerd als een norm die aanvaard en erkend is door de
internationale gemeenschap van staten in haar geheel als een norm, waarvan geen afwijking is
toegestaan en die slechts kan worden gewijzigd door een latere norm van algemeen volkenrecht van
dezelfde aard. Voorbeeld is het algemene geweldverbod art. 2(4) VN-Handvest.
,Verdrag
In het WVV zijn de volkenrechtelijke regels van gewoonterecht gecodificeerd. Dit hanteert voor de
omschrijving van zijn toepassingsgebied het volgende verdragsbegrip: ‘Treaty means an international
agreement concluded between States in written form and governed by international law’ (art. 2(1)
(a)). Deze definitie is op drie punten eng: erbuiten vallen overeenkomsten tussen een staat en een
internationale organisatie, of tussen twee internationale organisaties, mondelinge overeenkomsten,
en overeenkomsten waarop het nationale recht van een der partijen van toepassing is verklaard. Er
bestaat vormvrijheid voor overeenkomsten. Art. 91 GW hanteert de term Verdrag.
Het verdrag is langzamerhand de belangrijkste bron van volkenrechtelijke rechten en
verplichtingen geworden; veel volkenrechtelijk gewoonterecht is gecodificeerd in verdragen. Als
oorzaken voor het toegenomen van verdragen zijn onder meer aan te wijzen: de toename van
grensoverschrijdende kwesties, het ontstaan van veel nieuwe staten, het bestaan van verschillende
met elkaar conflicterende belangen en ideologieën en de vaagheid en moeilijke bewijsbaarheid van
volkenrechtelijke gewoonteregels.
Andere bronnen
Onder andere algemene rechtsbeginselen van art. 38 IG-Statuut wordt verstaan die beginselen die
gemeenschappelijk zijn aan het nationale recht van ontwikkelde staten. Dergelijke beginselen kunnen
worden ingeroepen in internationale (rechts)gedingen ook al zijn zij niet in een verdrag neergelegd
noch een volkenrechtelijke gewoonte geworden.
Verder zijn in toenemende mate de beslissingen van internationale organisaties van belang
voor de vorming van internationaal publiekrecht. Afgezien van de Europese Unie zijn er niet veel
andere internationale organisaties die algemene verbindende rechtsregels kunnen maken (VN).
Interne besluiten van internationale organisaties zijn veelal wel bindend. Te denken valt dan
in het bijzonder aan rechtspositionele regels die rechtskracht binnen de organisatie hebben.
23. Staatsaansprakelijkheid
Het internationale recht is het recht zoals dat ontwikkeld is tussen en door soevereine staten. Er is
niet een internationaal wetgevend lichaam; het internationale recht komt tot stand door consensus.
Ook de naleving is primair aan de staten, al dan niet in het kader van een internationale organisatie.
Indien een staat een regel van internationaal recht schendt, zijn internationale verplichtingen
niet nakomt, kan de internationale gemeenschap /kunnen de andere staten op verschillende
manieren reageren teneinde naleving van het internationale recht te bevorderen.
Een staat is verantwoordelijk voor, kan aangesproken worden op, ieder handelen en nalaten
door de nationale wetgever, executieve, gedecentraliseerde (federale) autoriteiten, ambtenaren en
de rechterlijke macht.
Het voorgaande betekent onder meer dat een staat internationaalrechtelijk kan worden
aangesproken op een uitspraak van een nationale rechter, ook al had de regering van die staat naar
internationaal recht niet de bevoegdheid om ook maar enige invloed uit te oefenen op aanhangige
rechtsgedingen. De vraag is vervolgens hoe binnen de nationale rechtsorde met de gevolgen van een
schending van internationaal recht wordt omgegaan. Teneinde de staat de mogelijkheid te geven
ervoor te zorgen dat gemeentes en provincies zich houden aan EU-verplichtingen is de Wet Naleving
EU-regelgeving publieke entiteiten (wet NErpe) in het leven geroepen. Deze wet beoogt de
staatsaansprakelijkheid voor schendingen van het EU-recht te compenseren door de regering
instrumenten te geven waarmee ingegrepen kan worden en schendingen kunnen worden
voorkomen, dan wel op grond waarvan financiële sancties van de EU kunnen worden verhaald.
Het internationale recht laat zich niet in met de constitutionele rolverdeling en verdeling van
machten binnen een staat. Een staat kan zich niet beroepen op een regel van nationaal recht om het
niet ten uitvoer leggen van een verdrag te rechtvaardigen; ook mag het feit dat de instemming van
een staat door een verdrag gebonden te worden, gegeven is in strijd met een bepaling van zijn
nationale recht, niet door die staat worden aangevoerd ter ongeldigverklaring van zijn instemming.
,24. De verhouding tussen nationaal en internationaal recht
De nationale rechter kan met regels van volkenrecht te maken krijgen ook wanneer deze regels louter
de betrekkingen tussen staten beheersen. De rechter krijgt meer met volkenrecht te maken wanneer
ook individuen en privaatrechtelijke rechtspersonen daar een beroep op kunnen doen. Immuniteit
van jurisdictie komt dan veelvuldig voor en staat in de weg aan het voor de nationale rechter dagen
van internationale organisaties die op grond van verdragen immuniteit toekomen.
De doorwerking van internationaal recht in een nationale rechtsorde wordt primair bepaald door de
regels die het nationale constitutionele recht daarover stelt. We kennen monisme en dualisme.
Monistische stelsels
In dit verband betekent het dat Dualistische stelsels
internationaal recht zonder meer deel Er wordt van uitgegaan dat internationaal
uitmaakt van de nationale rechtsorde: recht in beginsel slechts staten bindt: wil er
het omvat zowel nationale als binnen de nationale rechtsorde werking aan
internationale regels. Het internationale toekomen, dan moet de volkenrechtelijke
recht bindt de nationale autoriteiten en regel eerst in die rechtsorde worden
kan door de burger in rechte worden opgenomen, volgens de procedures die het
ingeroepen. nationale recht voorschrijft. Nationaal en
internationaal recht zijn dus twee
afzonderlijke stelsels. De internationale
regel kan pas door de rechter worden
toegepast wanneer wetgeving tot stand is
gebracht die de regel in de rechtsorde
Er wordt een uitzondering gemaakt incorporeert. De consequentie hiervan is
voor EU-regels, die naar algemeen dat een aldus getransformeerd verdrag aan
aanvaarde opvatting uit eigen kracht de Grondwet kan worden getoetst en bij
toepasselijk zijn op individuen en een latere wet kan worden gewijzigd.
ondernemingen.
In een monistisch stelsel is het uiteraard van belang dat ook de plaats van een internationale regel in
de nationale rechtsorde wordt vastgesteld. Die plaats kan immers ook variëren. Naar Nederlands
recht (art. 94 GW) prevaleert een verdragsbepaling, voor zover hij althans ‘een ieder verbindend’ is,
boven strijdig nationaal recht; naar Amerikaans recht prevaleert echter de Amerikaanse Grondwet
boven een strijdig verdrag. In Frankrijk bepaalt de grondwet dat verdragen voorrang hebben boven
formele wetten.
In de context van de nationaalrechtelijke toepassing door de rechter van het internationale recht
wordt in monistische stelsels wel gesproken van directe werking van een verdragsbepaling. Daarvan is
sprake als zo’n bepaling door een nationale rechter in het voor hem aanhangige geding wordt
toegepast zonder dat wordt gekeken of die bepaling wel in nationaal recht is vertaald. De directe
werking wordt in de Nederlandse Grondwet uitgedrukt door middel van de term ‘een ieder
verbindend’: alleen een ieder verbindende verdragsbepalingen hebben directe werking.
Artikel 93 Grondwet
Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud
een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.
, Artikel 94 Grondwet
Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze
toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van
besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Indien een staat, die als dualistisch kan worden gekenmerkt, een specifiek verdrag niet in nationaal
recht omzet, is er het risico dat de rechter bij een hem voorgelegd rechtsgeding niet in staat is te
handelen naar de regels van het internationale recht. In een dergelijk geval komt het primair op de
wetgever en de uitvoerende macht aan om die internationale regel in de praktijk van wetgeving en
uitvoering te eerbiedigen dan wel te implementeren.
Ook binnen een monistisch stelsel is er mogelijk dat een regel van internationaal recht niet of
verkeerd wordt toegepast, dan wel door een hogere regel terzijde wordt geschoven. Een nationale
fout bij de toepassing van een internationale norm kan weliswaar leiden tot de aanname van een
internationale aansprakelijkheid van de staat, maar behoeft in het geheel niet te leiden tot het
aannemen van een onrechtmatigheid naar nationaal recht.