SV - Colleges Communicatie en
Identiteit
Hoorcollege 1: Introductie Communicatie & Identiteit;
Identiteit:
Identiteit verwijst naar de unieke kenmerken die een persoon of entiteit herkenbaar maken.
Dit omvat zowel individuele kenmerken als groepskenmerken.
Groepslidmaatschap speelt een belangrijke rol in de vorming van identiteit en beïnvloedt hoe
mensen zich identificeren met anderen.
Communicatie:
Communicatie is het proces van het uitwisselen van symbolische informatie tussen mensen.
Deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en
geïnterpreteerd.
Iedereen heeft toegang tot dezelfde informatie, maar niet iedereen zal deze informatie op
dezelfde manier interpreteren, onthouden en toepassen.
Binnen organisaties is er sprake van organisationele communicatie, waarbij mensen
betekenis proberen te creëren via verbale en non-verbale boodschappen in een formele
organisatorische context.
Sociale Identiteit:
Sociale identiteit = de kennis van het individu dat hij/zij tot bepaalde sociale groepen
behoort, samen met de emotionele betekenis die dit groepslidmaatschap voor hem of haar
heeft.
Dit heeft invloed op hoe een persoon communiceert, informatie ontvangt en verwerkt, en
andere handelingen/gedragingen.
Informatieverwerking:
Mensen hebben de neiging om informatie te ontvangen en interpreteren vanuit het
perspectief van hun politieke overtuigingen en identificatie met een bepaalde groep.
Voorbeeld coronavaccinatie: Terwijl in heel Amerika dezelfde informatie over vaccinaties
beschikbaar is, leidt het groepslidmaatschap (Democraten vs. Republikeinen) tot verschillen
in de manier waarop mensen deze informatie interpreteren en evalueren.
Mensen zijn cognitieve misers, wat betekent dat ze selectief informatie verwerken op basis
van bestaande overtuigingen. Dit leidt tot 1) het denken en handelen op basis van
stereotypering en 2) besluiten nemen op basis van weinig informatie (bv. of je iemand aardig
vindt of niet)
Het Elaboration Likelihood Model (ELM) suggereert dat mensen informatie via twee routes
kunnen verwerken:
o De centrale route (hoge motivatie, gericht op inhoud zal leiden tot beïnvloeding)
o De perifere route (lage motivatie, gericht op context/oppervlakkige kenmerken
leidt niet echt tot beïnvloeding).
Efficiënte communicatie:
Efficiënte communicatie omvat goed coderen van de boodschap, het kiezen van het juiste
communicatiemiddel en controleren of de boodschap correct is aangekomen.
, Feedback en ruisvermindering zijn essentieel om misverstanden te voorkomen.
Mondelinge vs. Schriftelijke Communicatie:
In ambigue situaties, waarin de boodschap verwarrend of onduidelijk is, geven mensen de
voorkeur aan mondelinge communicatie omdat dit snel feedback mogelijk maakt.
In niet-ambigue situaties verkiezen mensen vaak schriftelijke communicatie door
duidelijkheid en mogelijkheid tot naslagwerk.
Voorbeeld SIRE Campagne 2002 - Antipolarisatie:
Deze campagne wilde 'antipolarisatie' bevorderen door begrip te tonen voor verschillende
perspectieven. De campagne werd echter afgeblazen vanwege problemen met
begripsvorming en effectiviteit.
Problemen bij Communicatie in Organisaties:
Organisatorische hiërarchie en cultuur kunnen de communicatie beïnvloeden.
Het is belangrijk dat de boodschap goed wordt begrepen en dat de inhoud van de
communicatie duidelijk is.
Informatie-overload kan medewerkers overweldigen en hun vermogen om informatie te
verwerken beïnvloeden.
Culturele verschillen kunnen leiden tot verschillende interpretaties van dezelfde boodschap.
Hoorcollege 2: Introductie Sociale identiteitstheorie (SIT)
De sociale identiteitsbenadering
De sociale identiteitsbenadering is een theoretisch kader binnen de sociale psychologie,
ontwikkeld door Henri Tajfel en John Turner in de jaren 1970. Het richt zich op hoe
individuen hun eigen identiteit construeren in relatie tot groepen waartoe ze behoren.
Deze benadering benadrukt dat individuen niet alleen een persoonlijke identiteit hebben,
maar ook deel uitmaken van verschillende sociale groepen, en deze groepsidentiteiten
beïnvloeden het gedrag, de attitudes en de waarnemingen van individuen
Sociale identiteit verwijst naar het deel van iemands zelfconcept dat afkomstig is van zijn of
haar lidmaatschap in sociale groepen, zoals religie, etniciteit of politieke partij.
3 processen bij de sociale identiteitsbenadering
Sociale categorisatie: het proces waarbij mensen zichzelf en anderen indelen in groepen op
basis van bepaalde criteria.
Sociale vergelijking: Mensen hebben de neiging om hun eigen groep te vergelijken met
andere groepen. Deze intergroepvergelijkingen kunnen leiden tot
positieve sociale identiteit: neerwaartse sociale vergelijking, waarbij de eigen groep
als superieur wordt gezien: jezelf vs. Een vluchteling
negatieve sociale identiteit: opwaartse sociale vergelijking, waarbij de eigen groep als
inferieur wordt gezien: jezelf vs. Advocaat
Sociale identificatie: het streven van mensen naar een positieve sociale identiteit en het
benadrukken van groepskenmerken die de eigen groep als uitzonderlijk en waardevol
beschouwen.
Positieve distinctiviteit: Aangezien het zelfbeeld afhankelijk is van de groep,
proberen mensen hun groep altijd op een positieve manier te onderscheiden, zoals
het benadrukken van prestaties, kwaliteiten of kenmerken die hun groep
uitzonderlijk maken.
, Minimal Groups-Experiment van Tajfel en Turner:
Opzet: Deelnemers werden willekeurig toegewezen aan groepen op basis van schijnbaar
irrelevante criteria, zoals voorkeur voor abstracte kunstwerken. Deelnemers kregen de
opdracht om punten te verdelen tussen leden van hun eigen groep en leden van een andere
willekeurige groep, zonder kennis van de identiteit van de andere groepsleden.
Resultaat: Deelnemers toonden een sterke neiging om gunstiger te zijn ten opzichte van hun
eigen groep, zelfs als dit ten koste ging van de totale winst. Dit staat bekend als het "Minimal
Group Effect."
Het Minimal Groups Paradigma is gebaseerd op een controverse in de wetenschap over de
vraag wanneer mensen negatief gedrag vertonen ten opzichte van andere mensen:
realistische conflict theorie. Hierbij leidt negatieve interdependentie (concurrerende
belangen en doelen tussen groepen) tot conflicten, zoals competitie, vijandigheid en
vooroordelen, zelfs in afwezigheid van echte conflicten of schaarste.
Belangrijk inzicht: De uitkomsten van de minimale groepen paradigma suggereert dat het
louter creëren van groepsidentiteit en differentiatie tussen groepen voldoende is om
negatief intergroepgedrag te stimuleren, zelfs in afwezigheid van echte conflicten of
schaarste. Dit is dus de minimale voorwaarden voor conflict.
Saillantie van Sociale Identiteit:
Saillantie verwijst naar de opvallendheid of belangrijkheid van sociale identiteiten in
verschillende situaties. Niet alle groepslidmaatschappen zijn even belangrijk in elke context.
Saillantie beïnvloedt percepties, zelfwaardering en gedrag, zoals homogeniteit (zien van
groepsleden als gelijkend) en depersonalisatie (zichzelf meer als lid van de groep
beschouwen dan als individu).
Organisatorische identificatie (OI): een vorm van sociale identificatie, op individueel niveau,
gedefinieerd als iemands perceptie van eenheid met een organisatie.
Over-identificatie: behoeften van een individu zijn bijna volledig gebaseerd op het lidmaatschap van
een organisatie (Dukerich et al., 1998). Hoge mate van identificatie kan zowel positieve als negatieve
effecten hebben:
Goede kanten van de sterke Organizational identification:
Hogere betrokkenheid en onderlinge verbondenheid (vorm van beloning; grote organisatie
met veel internationale medewerkers en die vonden op deze manier een community)
Hogere inzet, productiviteit en prestaties
o Personen met hoge identificatie voelen zich persoonlijk verantwoordelijk voor het
succes van de organisatie. Ze zetten zich meer in en zijn bereid extra inspanningen te
leveren om de doelen van de organisatie te bereiken.
Minder verloop en meer loyaliteit
Hogere OCB (Organizational Citizenship Behavior) = vorm van gedrag die een medewerker
vertoont om de organisatie vooruit te helpen (met een goede intentie). je wilt dat het bedrijf
het goed doet, omdat dit ook weer bijdraagt aan een positief zelfbeeld
Dark side effects of OI:
Apathische identificatie: Lage identificatie waarbij individuen zich niet bekommeren om hun
groepslidmaatschap.
Gerichte desidentificatie: Actief de centrale kenmerken van de organisatie verwerpen,
waardoor het niet bepalend wordt voor het zelfbeeld.
Conflicterende identificatie: Identificatie met delen van de organisatie maar niet met andere
delen, wat leidt tot innerlijke tegenstrijdigheid in identificatie.