Samenvatting Oudheid
Een kennismaking met de Oude wereld.
Ik wil graag even iets kwijt jongens; Ik verwacht toch wel sowieso van Kim een biertje in Berlijn.
Daarnaast heb ik vernomen dat ik van Olger een slokje krijg. Andere biertjes worden ook zonder
vragen geaccepteerd.
Voor de beschrijving van de periodes heb ik zowel de kernbegrippen gebruikt als de kennis die mij
daarnaast nog belangrijk leek. De samenvatting is in de volgende hoofdstukken opgedeeld:
- De Steentijd en Mesopotamiërs en de Egyptenaren in 3 millenniums
- De Grieken
o De Archaïsche tijd
o De Klassieke periode
o De Hellenistische tijd
- De Romeinen
o Het ontstaan van Rome
o De republiek
o Het vroege keizerrijk
o De ondergang van het Romeinse rijk
Inhoudsopgave
1De Steentijd en Mesopotamiërs...........................................................................................................2
1.1Steentijd, Neolithicum...................................................................................................................2
1.2Het Derde Millennium...................................................................................................................3
1.3Het Tweede Millennium................................................................................................................3
1.4Het Eerste Millennium...................................................................................................................5
1.5De godsdienst................................................................................................................................7
1.6Economie en Maatschappij............................................................................................................8
1.7Rijksbestuur...................................................................................................................................8
2De Griekse wereld................................................................................................................................9
2.1De Archaïsche periode...................................................................................................................9
2.1.1De militaire veranderingen...................................................................................................10
2.1.2De veranderingen op cultureel terrein..................................................................................10
2.1.3Spartaanse Termen...............................................................................................................12
2.1.4Atheense Termen..................................................................................................................13
2.1.5Overzicht van hervormingen die door Solon en Cleisthenes zijn doorgevoerd.....................14
2.2De klassieke periode....................................................................................................................15
2.2.1De Perzische oorlogen..........................................................................................................15
2.2.2Sparta en Athene na 479 v.Chr. ............................................................................................16
2.2.3De periode 406-336 v. Chr.....................................................................................................17
2.2.4Athene als bron van de klassieke Griekse cultuur.................................................................18
1
, 2.3De hellenistische tijd....................................................................................................................21
3De Romeinen......................................................................................................................................24
3.1De vroege Romeinse geschiedenis...............................................................................................24
3.1.1De buren met hun gebruiken van de Romeinen...................................................................24
3.1.2Het ontstaan van Rome........................................................................................................24
3.1.3Staat en maatschappij van het vroege Rome:.......................................................................25
3.1.4Vroege republiek staat en maatschappij:..............................................................................26
3.1.5De Romeinse expansie in Italië:............................................................................................26
3.1.6De standenstrijd:...................................................................................................................27
3.1.7Staatsindeling.......................................................................................................................28
3.1.8Verdere expansie en nieuwe sociale spanningen..................................................................29
3.1.9De eeuw der Romeinse burgeropstanden.............................................................................31
3.2Het vroege keizerrijk....................................................................................................................36
3.2.1De cultuur in het vroege keizerrijk........................................................................................37
3.2.2De keizerhuizen.....................................................................................................................37
3.2.3Het romeinse recht...............................................................................................................39
3.2.4Godsdienst............................................................................................................................39
3.3De ondergang van het West-Romeinse rijk..................................................................................40
3.3.1De crisis van de derde eeuw.................................................................................................40
3.3.2Tijdens de crisis van de derde eeuw ontwikkelingen op het Christelijke vlak.......................44
3.3.3Het einde van het West-Romeinse Rijk.................................................................................45
1 De Steentijd en Mesopotamiërs
1.1 Steentijd, Neolithicum
Het tijdvak ‘’De oudheid’’ begint eigenlijk vanaf de Neolithische revolutie. De neolithische revolutie is
vooral het feit dat mensen leerden het zelf kweken van graan en het temmen en tellen van vee. Deze
ontwikkeling was zo groot dat dit daarom dus als de neolithische revolutie wordt aangeduid.
- Regenlandbouw – Deze vorm van landbouw is mogelijk als er in een gebied tenminste
250mm regen per jaar valt. Dit betekent dat deze vorm enkel mogelijk is in Iran, Noord-Irak
en –Syrië en het kustgebied met de middellandse zee. Deze gebieden waren wel erg
kwetsbaar aangezien je geen garantie hebt dat er ieder jaar evenveel regen valt.
- Irrigatielandbouw – Egypte en Mesopotamië waren aangewezen op de irrigatie. Waarbij er 2
verschillende vormen zijn. Natuurlijke én kunstmatige irrigatie. Waarbij de natuurlijk irrigatie
het best mogelijk is in Egypte rondom de Nijl aangezien deze voor de zaaitijd, tussen juli en
september overstroomt zodat het bevochtigde land ingezaaid kan worden. De opbrengst was
vaak het 15-voudige van het zaaigoed terwijl in de middeleeuwen 1:4/5 normaal was en 1:7-
10 uitzonderlijk.
- Vruchtbare Halve maan – Het gebied in het nabije oosten waarbij de vele beschavingen zijn
ontstaan wordt ook wel de vruchtbare halve maan genoemd aangezien hier landbouw kon
ontstaan door irrigatie of regen.
2
, - Tempeleconomie – De tempeleconomie ontstond rond 3400-3200 v.Chr.
1.2 Het Derde Millennium
In het derde millennium kwamen de eerste ontwikkelingen van beschavingen zoals het oude rijk bij
de Egyptenaren, De eerste beschavingen bij Mesopotamië zijn vooral de Akkadiërs en Sumeriërs.
- Dynastieën – De Egyptische geschiedenis kan in twee categorieën opgedeeld worden
waarvan er een de Dynastieën is. Dit is gedaan door de priester Manetho die in de 3 de eeuw v.
Chr. de geschiedenis van Egypte schreef en het opdeelde in 30
Dynastieën/koningsgeslachten. Daarnaast is er nog de moderne opsplitsing in drie ‘’rijken’’.
- Oude Rijk – Het oude Egyptische Rijk zou van 2600-2150 v.Chr. zijn geweest.
o Beroemd geworden door de piramiden. Het oude rijk ging ten onder doordat de
gouwvorsten, provinciehoofden, te machtig werden ten koste van de farao
- Opper en beneden Egypte – Egypte was voor de overheersing van een koning opgesplitst in
Beneden en Opper Egypte. Hierbij was Opper-Egypte in het zuiden bij het begin van de Nijl.
(De punt in de kroon van de koning van Egypte is de oude kroon van Opper-Egypte. De
nieuwe kroon zou een combinatie zijn.)
- Hiërogliefenschrift – Hiërogliefen zijn, je weet wel, plaatjes die woorden en verhalen kunnen
vormen.
- Piramiden – De 3 beroemdste piramiden zijn gebouwd tijdens de periode die het ‘’Oude rijk’’
wordt genoemd in de Egyptische geschiedenis. Deze werden gebouwd in de buurt van
Memphis zoals onder andere de piramide van Giza.
- Sumeriërs – Belangrijkste van de twee volken in Mesopotamië. Zij hebben de steden in zuid-
Mesopotamië groot gemaakt, het schrift op grote schaal toegepast voor tempel- en
paleisadministratie en voor godsdienstige en literaire teksten. Ook hebben zij vormgegeven
aan beeldhouwkunst, bouwkunst, literaire stijlen, godsdienstige voorstellingen, opvattingen
over koningschap, recht en maatschappij en ook een begin met de wetenschap. Ze hebben
geen groot rijk gehad, maar leefden meer in stadstaten die onder leiding stonden van een
priester-vorst. Het Sumerische rijk was aan de macht van ruwweg 3500 v.Chr. tot 2300 v.Chr.
- Akkadiërs – Dit volk dankt hun naam aan de stad Akkad die het centrum van een ‘’wereldrijk’’
was. Het rijk was gesticht door koning Sargon de grote. De Akkadiërs waren Semieten wat
inhoudt dat ze de Semitische taal spraken. Ze namen veel over van de Sumeriërs maar
behielden hun eigen goden en taal. Het rijk werd rond 2300 v.Chr. gesticht.
- Derde dynastie van Ur – Er ontstond een Sumerische Renaissance ca 2100-2000 v. Chr. door
de wederopbloei van enkele stadstaten. De koningen van Ur, die de zogenaamde Derde
dynastie waren, creëerden opnieuw een groot rijk in Mesopotamië waar wij dankzij de
vondst van 100.000 kleitabletten veel van weten. Zo werd de gehele economie door de
tempel gedirigeerd.
- Amorieten – De Amorieten zorgden op hun beurt weer voor de ondergang van het rijk van
Ur. Ze waren nomaden die aangetrokken waren door de vruchtbare rivierdalen in
Mesopotamië. Ze blokkeerden aanvoerlijnen van koren naar de steden en plaatselijke
gouverneurs maakten hiervan gebruik om de banden met Ur door te snijden. De verplaatsing
van de Nomaden wordt soms ook toegewezen aan klimaatverandering.
- Ziqqurat – een Ziqqurat is een tempeltoren uit het oude Mesopotamië in de vorm van een
terrasvormige piramide.
1.3 Het Tweede Millennium
In het tweede millennium waren er veel ontwikkelingen op het vlak van talen en steden. Onder
andere Griekenland gaat meedoen in het wereldspel en de rijken hebben aanvaringen met elkaar.
3
,- Thebe – Thebe werd de nieuwe hoofdstuk van het verenigde Egypte doordat de
gouwvorstendynastie, de 11de, regeerde vanuit deze stad. Deze dynastie herstelde de eenheid
van Egypte rond 2000 v.Chr.
- Hyksos – Dit waren buitenlandse overheersers van Egypte tijden s de tweede tussenperiode
tussen 1800-1550 v. Chr. Deze kwamen waarschijnlijk uit de Levant en vestigden zich in de
Nijldelta en wisten zelfs hun eigen dynastieën te stichten en ze werden uiteindelijk door
gouwvorsten herkend.
- Het middenrijk van Egypte – Het midden rijk is de periode tussen 2000 – 1800 v.Chr. en was
onder de invloed van de krachtigste koning van de 12 de dynastie.
- Oudassyrische Rijk – Het oudassyrische rijk bestond tussen 2000-1750 v.Chr. Dit werd gedaan
vanuit de stad Assur die rond 2000 v.Chr. zelfstandig werd. Er ontstond toen een periode van
grote bloei die voor kwam door hun rol in het handelsverkeer. Na een inzinking rond ca. 1800
ging Assur een nieuwe groeiperiode tegemoet na de machtsgreep door de Amoriet Samsi-
Adad I. Het koningschap kreeg een meer absoluut karakter.
- Oud Babylonische rijk – Het oud Babylonische rijk was aan de macht in Zuid-Mesopotamië
van ca. 1800-1600 v.Chr. Babylon werd in de achttiende eeuw een politieke grootmacht en
bleef, ook in periode van politieke zwakte, een centrale rol vervullen in Mesopotamische
cultuur.
- Hammurabi – De basis van de Babylonische beschaving werd gelegd door de Amoritische
koning Hammurabi in de 18de eeuw. Hij stelde onder andere een wetboek op wat de
standaardlectuur werd bij de Babylonische scholen. In het wetboek was onder andere al
klassenjustitie opgenomen waarbij de ergheid van de straf afhing van wie er onrecht was
gedaan.
- Strijdwagen – Een uitvinding die rond ca. 1600 v.Chr. razendsnel de macht van de nieuwe
staten verbreidde. Het was een snel tweewielig voertuig dat door paarden werd getrokken.
De bezitters van de strijdwagens waren de aristocratische elite die ook land toegewezen
kregen. De mogendheden konden hun macht slecht handhaven als ze over grote contigenten
van wagenstrijders beschikken.
- Hethitische Rijk – Het rijk ontstond rond 1700 v. Chr en in 1600 wist een Hethitsche koning
zelfs door te dringen tot Babylon, maar daarna verzwakte het rijk door troonstrijd en ging het
veroverde gebied wee verloren. In 1350 v.Chr. had het weer een opleving door een stichting
van het nieuw-Hethitsche imperium. Het verdween uiteindelijk rond 1200 v.Chr. van de kaart.
- Sippululiumas - Koning van het nieuwe Hethitische rijk circa. 1350 v.Chr. Hij onderwierp
steden van Syrië en Klein-Azië en herstelde het Hethitische rijk
- Het Nieuwe rijk van Egypte – Het nieuwe rijk was vanaf ongeveer 1550-1100 .Chr.
- Farao – Betekent ‘’groot huis’’
- Achttiende Dynastie – Dit was wellicht de meest roemruchte dynastie van Egypte van 1550-
1300 v. Chr. De koningen, Farao’s, van deze dynastie begonnen meteen met het stichten van
een imperium. Hun veroveringstochten reikten tot de Eufraat in Syrië en tot diep in Nubië.
- Thutmosis III - De bekendste farao van de achttiende dynastie die van ca, 1550-1300 v.Chr
heerste. Hij heerste rond ca 1450 v. Chr en heeft talrijke militaire expedities ondernomen
naar Palestina en Syrië en richting Nubië.
- Achnaton – Hij was toch wel de meest uitzonderlijke Farao. Hij heeft geprobeerd het
veelgodendom om te vormen tot een godsdienst waarin slecht één god werd vereerd, de
zonnegod Aton. Vooral Thebes god Amon moest het ontgelden. Hij verliet Thebe om een
nieuwe hoofdstad te stichten.
- Aton – De zonnegod in de Egyptische godsdienst.
4
, - El Amarna/ Achet-Aton – De nieuwe hoofdstad onder de leiding van Achnaton, het werd
vrijwel direct weer verlaten nadat Achnaton werd opgevolgd. Toen werd Memphis de nieuwe
hoofdstad.
- Toetanchamon – Hij was de opvolger van Achnaton en maakte Memphis de nieuwe
hoofdstad van Egypte en herstelde ook weer de oude Egyptische tradities in ere. Hij is het
meest bekend geworden door de bijna ongeschonden vondst van zijn koningsgraf.
- Negentiende Dynastie – Onder de 19de dynastie heeft egypte zich nog éénmaal hersteld. Dit
was onder andere het werk van Ramses II.
- Ramses II – 1279 -1212 v.Chr als Farao ten tijde van het Nieuwe rijk van Egypte
- Slag bij Kadesj/Kadesch – Deze slag werd gevochten tussen Ramses II van Egypte en de
Hittieten in 1274 v.Chr. Ramses claimde een grote overwinning terwijl het hooguit een
schermutseling waar het ruwweg gelijkspel was.
- Kassieten – Na de val van het Oudbabylonische rijk, ca. 1600, namen de indringers uit het
Oosten de macht in Babylon over en wisten die 4 eeuwen te behouden. Deze indringers
waren de Kassieten. Ze pasten zich aan aan de bestaande Babylonische cultuur.
- Mitanni – Het was een staat gelegen tussen de bovenlopen van de Eufraat en de Tigris. De
inwoners waren de Choerrieten, of Hurrieten. Zij woonden daar al in het derde millennium en
breidde zich in de loop van de tijd uit richting Klein-Azië en Syrië-Palestina. Ze hadden hun
eigen goden en schrift, maar hadden zeker Indo-Iraanse elementen en gebruikten ook het
spijkerschrift.
- Knossos – De belangrijkste stad op Kreta. Opvallend aan deze stad is dat er geen muren zijn
en dat de afbeeldingen, in vergelijking met de oudoosterse, vredelievend zijn.
- Mycene – Mycene was de hoofdstad van de Myceense cultuur en was een van de stedelijke
centra. Deze stad was net zoals Knossos in de eerste periode een stad zonder stadsmuren.
- Minoïsche Cultuur – De cultuur op Kreta werd dus gekenmerkt door een eigen schrift, waar
we nog niet veel over kunnen uithalen, maar we weten wel dat de bloei medemogelijk werd
gemaakt door een bloeiende handel in de middellandse zee. Het werd in 1450 veroverd door
een Myceense expeditie. De cultuur ging al terug tot het derde millennium v. Chr.
- Myceense/Helladische cultuur – met als voornaamste stad Mycene en later groeide deze
samen met Pylos en Tíryns kort na 1600. Rond 1450 veroverde de Myceense cultuur de
Minonische, maar Knossos werd niet vernietigd en groeide juist door. Vanaf 1400 tot 1300
werd de militarisering duidelijker en begonnen er ook paleisforten te ontstaan. Er wordt
aangenomen dat niet 1 stad in deze periode de macht over heel Griekenland of zelfs de
Peloponnesos heeft gehad.
- Lineair A – voor de Paleisadministratie in Knossos werd een Syllabisch schrifttype ontwikkeld
dat nog niet is ontcijferd. Ook wel het kretenzische schrift.
- Lineair B – Het kretenzische schrift werd ook ingevoerd in Griekenland, maar het werd wel
aangepast om het voor het Grieks geschikt te maken. Dit type heet Lineair B en werd daarna
ook op Kreta ingevoerd.
1.4 Het Eerste Millennium
Het eerste millennium wordt vooral gekenmerkt door het begin van de ijzertijd en de opkomst van
veel nieuwe Rijken.
- IJzertijd – IJzer was in het hele tweede millennium al bekend, maar het werd vanaf de 12 de
eeuw veelvuldig gebruikt. Vanaf 1200 werd het niet meer enkel in luxe producten toegepast
en daarom zien historici dit als de start van de ijzertijd.
- Neohethitische cultuur – Na de ondergang van het Hethitische rijk ontstonden er wel
Hethitische stadstaten in Noord-Syrië en zuidelijk Klein-Azië.
5
,- De zeevolken – De naam zeevolken danken we aan de annalen van Ramses III en ze vermelden
hoe deze Egyptische koning de volken van de landen van de zee in de delta van de nijl
versloeg. Deze zelfde landen zouden een dreiging voor het Hethitische rijk, Cyprus en Syrië
zijn. In gevonden brieven in Ugarit worden ze ook genoemd. De meest bekende zijn de
Filistijnen.
- Fenicië/Phoenicië – Hiermee wordt het gebied ten westen van het Libanongebergte zoals
Byblos, Tyrus en Sidon beschreven. Hier bleef namelijk de originele bevolking wonen.
- Feniciërs – De Feniciërs zeiden zelf dat ze afstamden van de Kanaänieten. Door geen dreiging
van grote mogendheden konden ze eindelijk zichzelf besturen onder leiding van een koning
en een raad van oudsten. Ze groeiden uit tot de belangrijkste handelssteden. Ze hebben grote
invloed gehad op het westen door hun kolonisatie en hun zeecontact via de handel. Een
doorgeefluik van de Oosterse cultuur. Ze zijn de uitvinders van het alfabet.
- De late tijd van Egypte – In de late tijd was Egypte (715-332) voortdurend overheerst door
buitenlandse mogendheden en was het slechts zelden zelfstandig. Het werd eerst overheerst
door het Nubische rijk (ca.730) en zou later nog overheerst worden door het Assyrische rijk
(671-655) en het Perzische (525-404 en 343-332) en daarna werd de dynastie der
Ptolemeëen gesticht.
- Israel – Veel overgebleven qua teksten, maar veel is pas in 550 v.Chr. opgeschreven. De
Israëliërs hadden een start als nomaden, maar gingen uiteindelijk op pad naar de
Kanaänistische steden waarbij ze waarschijnlijk via geleidelijke infiltratie de macht
overnamen. Eerste leefden ze tamelijk ongeorganiseerd in Palestina, maar door de continue
strijd tegen de Filistijnen gingen ze zichzelf ordenen en kregen ze een koning.
- David – Hij wist Saul af te zetten en koning te worden. Hij veroverde Jeruzalem voor de
Israëlieten en maakte die stad tot hoofdstad. Volgens de Bijbelse overlevering maakte hij
Israël tot een tamelijk machtige territoriale staat.
- Salomon – De opvolger van David. Hij liet in Jeruzalem een tempel bouwen voor de God van
Israël. Na zijn dood viel het rijk uiteen in twee delen.
- Nieuwassyrische rijk – Het nieuwassyrische ontstond rond 745 v.Chr door Tiglath-Pileser III die
de gebieden weer wist te verenigen. Het eindigde bij Assurbanipal nadat na zijn dood 3
vorsten om de kroon vochten en het rijk instortte.
- Tiglath-pileser III – Hij heerste tussen 745-727 v. Chr. en zorgde voor het ontstaan van het
Nieuw-Assyrische Imperium. Hij nam onder andere Babylonië in rond 729 v. Chr.
- Assurbanipal – Dit was de laatste grote Assyrische koning van van 669-631 v. Chr. die vooral
bekend staat om het bewaren van de culturen, waaronder de Babylonische.
- Nieuwbabylonische rijk (Chaldese) – Het nieuwbabylonische rijk besloeg vooral Syrië, Israël,
Assyrië en Babylonië. Het wordt ook wel het Chaldese rijk genoemd en de grondvester van
het rijk van Nebudkadnessar II in 605 v.Chr. en het stond overeind tot 539 v.Chr.
- Nebukadnessar II - Vorst van het Nieuwbabylonische rijk en leefde tussen 605-562 v. Chr. Hij
heeft ook een enorme bouwactiviteit in Babylon in gang gezet. Het paleis, de stadsmuren en
de tempeltoren zijn grotendeels zijn werk. Hij onderwierp Juda tot een vazalstaat en later een
provincie. Toen werd de lokale bevolking ook gedeporteerd.
- Perzische/Achaemenidische rijk – Het Perzische rijk is in 539 v.Chr. ontstaan door de opstand
van Cyrus. Hij veroverde hierbij eerst Klein-Azië om vervolgens ook Babylon en grote delen
van het Nabije Oosten te veroveren. Het rijk werd in 330 v.Chr. veroverd door Alexander de
grote. Het was groot en deels een voortzetting van het Mesopotamische rijk, maar ze hielden
zeker vast aan hun eigen gebruiken door de stad Persis als rijkscentrum aan te houden en
Perzische goden te houden.
- Cyrus – De stichter van het Perzische rijk. Hij startte de opstand om los te komen van het
nieuwbabylonische rijk. Hij nam in 550 de troon over van zijn vader en wist in opstand te
6
, komen tegen de Perzen. Hij veroverde de Medische hoofdstad Ecabatana en nam de
heerschappij over. Vanaf dit moment spreken we van het Perzische rijk. Eerst veroverde hij
Klein-Azië door de Lydiërs te verslaan en daarna richtte hij zijn aandacht op Babylon en wist
hij het te veroveren door ook veel gebruik van Propaganda. In het oosten breidde hij zijn rijk
uit tot aan de rivier de Indus. Hij stierf in 530 v.Chr.
- Cambyses – De zoon van Cyrus die heerste van 530-522 en Egypte toevoegde aan het Perzische
rijk.
- Persis – Deze stad werd door de perzen aangehouden als hun eigenlijke rijkscentrum waar de
nieuws hoofdstad van Persepolis werd gebouwd.
- Zarathustra – Zarathustra, Zoroaster, leerde dat de wereld geregeerd werd door twee
principes: Goed en kwaad. Aan beide was een God verbonden en de mens nam hiertussen
deel door een van de 2 goden te aanbieden.
- Hellenistische Rijken – De grote Hellenistische rijken waren die van de diadochi, opvolgers,
waarvan de grootste Azië was onder de Seleuciden, Egypte onder de Ptolemeëen en
Macedonië onder de Antigoniden.
- Parthische/Arsacidische rijk – Ontstaan vanuit het nalatenschap van Alexander de Grote als
klein rijk, maar wist in 141 v.Chr. Mesopotamië afhandig te maken van de Seleuciden en voor
een lange tijd de grote mogendheid in het Oosten te zijn. Het was een rijk dat praktisch
autonomie provincies had met een p[parasiterende bovenlaag van Parthische krijgers. Het
ging ten onder in 226 na. Chr.
- Nieuw-Perzische/Sassanidische Rijk – Ontstaan vanuit het Parthische rijk in 226 na Chr. Het is
ook wel het nieuw-Perzische rijk en ze stonden afkeurend tegen over alle oude godsdiensten
die niet overeenkwamen kwamen met hun geloof. Zo hebben ze veel eeuwenoude tempels
gesloopt en een nieuwe regime ingevoerd en zo de Babylonische beschaving definitief ten
gronde gericht.
- Romeinse Rijk – Gesticht in 753 v.Chr. als het dorp Rome wat steeds meer groeide en
uiteindelijk tot het Romeinse Rijk uitgroeide. Het ging uiteindelijk ten onder in 476 na Chr.
- Arabieren – De Arabieren zouden in de 7de eeuw Syrië, Palestina en Egypte bezetten en een
einde maken aan het Sassanidische rijk (651 na Chr.) Ze zorgden er ook voor dat de Islam de
dominante godsdienst is in dit gebied.
1.5 De godsdienst
- Polytheïstisch – Bij deze godsdienst worden zeel vele goden aanboden. Het was hierbij zeer
gemakkelijk om nieuwe goden erbij op te nemen zoals de Romeinen deden. De goden
werden dan opgenomen in het Pantheon om mensen gemakkelijker bij het Romeinse Rijk te
krijgen.
- Antropomorf – De goden werden al vroeg antropomorf wat betekent dat ze als mensen
werden afgebeeld. Ook werden hun menselijke karaktertrekken toebedacht. In Egypte
werden de goden daarnaast ook wel als dier of als combinatie van mens en dier afgebeeld.
Hier waren de Grieken en Romeinen verbaasd en minachtend over.
- Gilgames-epos – Het is het eerst bekende epos over de Koning van Uruk in ca 2750 v. Chr die
op zoek is naar het eeuwige leven. In deze zoektocht wordt die uitgedaagd door de goden en
maakt hij hierbij een grote vriend in zijn vijand, maar zijn uiteindelijk les is dat hij het eeuwige
leven niet kan krijgen, maar dat de muren van zijn stad eeuwig blijven staan.
- Henotheïsme/monolatrie – Hierbij heeft iemand zoveel vertrouwen in 1 god dat ze de rest
waardeloos achten, maar ze twijfelen niet over hun bestaan.
- Monotheïsme – Hierbij worden alle andere goden verworpen en zal de verering van andere
goden in het algemeen niet geduld worden.
7
,1.6 Economie en Maatschappij
- Agrarische economie – Bij de agrarische economie was grondbezit een goede investering en
was de tempel ook de grootste bezitter van grond. Hierbij waren de landbouw en veeteelt de
belangrijkste middelen van bestaan.
- Redistributie economie/Paleiseconomie – De staat verzamelde de landbouwoverschotten
van de bevolking en herdistribueerde die in de vorm van toelagen aan priesters en
ambtenaren, loon voor bouwers van de koningsgraven, geschenken aan tempels, leden van
de hofhouding en de harem enz. Aan de basis van dit systeem leefde de boer die voor zijn
dagelijks levensonderhoud van zijn eigens tuk land afhankelijk was en zijn behoeften met
ruilhandel aanvulde.
- Gelaagde samenleving – Bij een gelaagde samenleving wordt er onderscheid gemaakt tussen
mensen op grond van afkomst, rijkdom en status. De koning stond hierbij aan de top.
1.7 Rijksbestuur
- Het koningsbestuur in de oud oosterse geschiedenis – De voornaamste functies van de
koning waren die van legeraanvoerder, opperrechter en hogepriester. De meeste koningen
trokken ook persoonlijk met het leger ten strijde.
- Vazalvorstendom – Een koning kon op zijn troon blijven zitten na verovering zolang hij loyaal
bleef aan de nieuwe heerser, geen eigen buitenlands beleid voerde en belasting betaalde
- Provincie – Als de vazalvorst in opstand kwam, ophield belasting te betalen en ook nieuw
aangestelde vazallen ontrouw werden werd het gebied omgevormd tot een provincie onder
leiding van een stadhouder uit de overheersende mogendheid.
- Kernland – Het kernland is het oorspronkelijke land vanaf waar de overheersing gebeurt. Dit
wordt daarom ook onderscheiden van de periferie. Het kon wel gebeuren dat de periferie zo
geïntegreerd werd dat ze grens tussen kernland en periferie vervaagde.
o Het vervagen van deze grenzen gebeurden bij het Romeinse Rijk veel door het
overnemen van veel plaatselijke cultuur, maar ook direct veel Romeinse cultuur te
introduceren in het nieuw veroverde gebied. Daarnaast gebeurde het in het nabije
oosten ook veel door de grootschalige deportaties die plaats vonden in een veroverd
gebied.
- Periferie – Het gebied dat door het kernland is onderworpen
8
,2 De Griekse wereld
De Griekse wereld was al eerder tot stand gekomen, maar werd vooral duidelijk in de vroege ijzertijd.
Deze tijd wordt ook wel de ‘’Donkere eeuwen’’ genoemd. Dit is de tijd waarin Homerus de Illias, over
de Trojaanse oorlog, en de odyssee, over de reis van 10 jaar terug naar Griekenland met koning
Odyssee, zou hebben geschreven. De koningen van de gemeenschappen was tijdens deze tijd als
‘’primus inter pares’’ wat vertaald naar ‘’eerste onder gelijken’’.
2.1 De Archaïsche periode
Deze periode was ongeveer vanaf 800 v.Chr. tot 480 v.Chr. Dat betekent dat deze periode eindigde
rondom de tweede Perzische oorlog. Het woord Archaïsche betekend vrij vertaald: ‘’Uit het begin’’
wat aangeeft dat dit de periode was dat Griekenland zichzelf begon te vormen.
- Olympische spelen – De eerste olympische spelen speelden zich af in 776 v.Chr. Hierbij liet de
aristocratische elite en later ook de hoplieten zien dat ze sterke gezonde mannen waren. Dit
gebeurde aan de hand van een competitief-element dat voor meerdere spelen zorgde.
- Polis – De polis was een politieke organisatievorm en een samenlevingseenheid. Het wordt
ook stadstaat genoemd, maar dit is niet helemaal correct omdat het ook om het omliggende
land gaat en misschien nog wel belangrijker; de burgers (de politai)
- Sparta – De hoplieten van Sparta waren al in de 7de eeuw de beste van Griekenland. Ze
hebben als enige de tirannie overgeslagen en hun koningen bewaard, maar daarnaast had
Sparta ook een aristocratische klasse en een volksvergadering. Waardoor ze al in de oudheid
met respect werden bekeken. Sparta wordt gedomineerd door een groep Doriërs die in de
donkere eeuwen de autochtone bevolking had onderwerpen. Die Doriërs werden in
Homerische termen als Lacedaemoniërs aangeduid.
- Athene – Athene bleef na de Myceense periode bewoond en had geen last van een Dorische
invasie. Het kende rond ca. 900 v. Chr. een bloeiperiode. De geometrische ceramiek kwam er
tot ontwikkeling en ca. 850 was er handelscontact met Al-Mina in Syrië. Athene had geen
behoefte aan kolonisatie, want blijkbaar was Attica groot genoeg om veel op te vangen. Rond
730 stagneerde de Atheense voorspoed terwijl andere stadstaten opkwamen. Het maakte
een proces door van Aristocratisch bestuur – Tirannie en democratie.
- Corinthe – Deze stad lag ruwweg halverwege tussen Sparta en Athene in en kwam rond de
ca. 700 op toen het in Athene stagneerde qua voorspoed. Het zou ook afstammen van de
Doriërs en maakte een proces door van Aristocratisch bestuur – Tirannie en democratie.
- Politai – De burgers
- Agora – Binnen een polis was er vaak een stedelijk administratief centrum. Daar bevond zich
het centrale heiligdom en de verzamelplaats waar het volk bijeenkwam ter vergadering voor
het nemen van de besluiten. Dit gebied heette de agora. Later werd de agora ook het
marktplein.
- Akropolis – De versterkte hoogte in een stad waar mensen zich in tijden van gevaar konden
terugtrekken.
- Aristocratie – Geleid door een adellijke-klasse. Deze mensen vonden dat ze bevoorrecht
waren op basis van hun afstamming en daarom de functionarissen functies voor zichzelf te
reserveren.
- Oikos – Huishouden bestaande uit vader, moeder, kinderen, kleinkinderen en eventuele
afhankelijke boeren en slaven die het liefst behoren tot een aanzienlijk geslacht dat zou
afstammen van een fameuze voorouder
- Genos – Een sociale groep die claimen van iets gemeenschappelijks af te stammen. De
meeste deden dit om te claimen dat ze van een nobele familie afstammen.
9
, - Ethne/Ethnos – Ethne; het volk en Ethnos is een samenwerkingsverband van een aantal
kleinere gemeenschappen die vooral op militair terrein samen optreden. Binnen het ethnos
konden steden ontstaan die zich tot polis ontwikkelden.
- Dorisch – De Doriërs vielen in het begin van de ijzertijd verschillende landen in. Ze vestigden
zich uiteindelijk in de Peloponnesus (Sparta), Kreta en het zuidwesten van Klein-Azië
- Ionisch – Als gevolg van de ineenstorting van de Myceense beschaving kwamen de Ionische
Grieken tot bestaan. Deze verhuisden vanuit Griekenland naar Klein-Azië om daar hun
bestaan op te bouwen. Deze verhuizing werd ook wel de Ionische volksverhuizing genoemd.
Ze hebben later heel erg bijgedragen tot de herleving van de Griekse cultuur.
- Kolonisatie – De 8ste tot 6de eeuw is de periode van de tweede Griekse expansie met de
befaamde Griekse kolonisatie. De verschillende argumenten hiervoor zijn de grote
bevolkingsgroei, een Grieks handelsperspectief, het oplossen van interne conflicten, het
verplaatsen van bedreigde groepen en dat de Grieken steeds vertrouwder werden met de zee
op gaan.
o Grote Griekse kolonies zijn bijvoorbeeld Syracuse, Al-mina in Syrië en vooral veel
kolonies in Sicilië en Zuid-Italië. Zoveel dat het bekend stond als Groot Griekenland.
- Emporion – Hier spreken we over als kolonies uit handelsmotieven worden gesticht.
- Apoika – Het woord voor een Griekse kolonie. Het was geen wingewest van de stad die de
kolonie gesticht had, maar een hele nieuwe Polis op zichzelf.
2.1.1 De militaire veranderingen
- Hopliet – Een hopliet is een zwaar bewapende infanterist waarbij de wapenuitrusting
bestond uit een helm, borstpantser, scheenbeschermers en een speer. Vooral het schild, dat
op 2 punten op de arm was bevestigd, was belangrijk.. Dit schild heette ook de Hoplon waar
hoplieten van is afgeleid.
- De Falanx – De hoplieten en daarmee de Grieken vochten voor het eerst in een gesloten
slagorde om niet meer afhankelijk te zijn van man-tegen-mangevechten.
2.1.2 De veranderingen op cultureel terrein
- Fenecische alfabet – In de 10de of 9de eeuw is het alfabet van de Feniciërs overgenomen. Een
belangrijke Griekse vernieuwing is de toevoeging van letters die enkel klinkers kunnen zijn
terwijl het alfabet eerst alleen medeklinkers had die ook klinkers konden zijn. Ook werden
enkele tekens toegevoegd. Het is slechts met kleine wijzigingen uiteindelijk door de
Romeinen overgenomen.
- Leesliteratuur – De oudste geschriften die we kennen zijn literair van aard, maar we moeten
niet denken dat het leesliteratuur was.
o Het was luisterliteratuur die werd voorgelezen en gememoriseerd. De oudste teksten
zijn in een vorm van poëzie geschreven en dat geldt niet alleen voor de epen van
Homerus en Hesiodus, maar ook voor politieke pamfletten van Solon en de vroege
vroege filosofen.
- Homerus – De aangenomen schrijver van de Odysee en de Illias. Onderdeel van de Epische
geschiedschrijving en er wordt geschat dat het werd geschreven rond 750 v. Chr.
o Hij beschrijft de adel in de donkere eeuwen en de vroege archaïsche tijd.
o Veel overeenkomsten met de Gilgamesj-epos. Een lange mondelingen overlevering
voordat het tot één compositie werd gemaakt. Het gaat beide over een mythisch
verleden met een historische kern en spelen heldendaden, avontuurlijke reizen en
eeuwige roem een grote rol.
10