Inleiding recht; leerdoelen
Week 1:
o Studenten kunnen aan het einde van de les aangeven wat het verschil is tussen
privaatrecht en publiekrecht in termen van rechtssubjecten.
Bij privaatrecht word staat de verhouding tussen burgers onderling centraal. En regels die
algemeen belang indirect of direct beïnvloeden.
En bij publiekrecht staat de verhouding tussen de overheid en de burger centraal. Hierin staat
de belang van de individuele burger dus centraal.
o Studenten kunnen aangeven door welke denkwijze het privaatrecht en het publiekrecht
wordt gekenmerkt.
Zie bovenstaande beschrijving
Week 2:
o weet je in welke 3 rechtsgebieden het privaatrecht uiteenvalt. Daarbij kun je van elk
rechtsgebied een korte beschrijving geven en een bijbehorend wetsartikel noemen
Omgekeerd kun je een wetsartikel herkennen en classificeren onder één van de
rechtsgebieden;
personen en familierecht:
rechtspersonen recht:
Vermogensrecht:, later meer
o kun je m.b.t. het privaatrecht het onderscheid maken tussen materieel recht en formeel
recht en daarbij een voorbeeld geven van een wet en wetsartikel;
voorbeeld van een wet bij materieel recht: Alle wetten m.b.t. personen en familierecht,
rechtspersonen recht, vermogensrecht. Formeel rechtà alle wetten bij het burgerlijkproces
recht
o kun je aangeven wat met regelend/aanvullend recht en dwingend recht wordt bedoeld;
aanvullend/regelend wet: regels in de wet(betreffende wettelijke regels). Deze regels vullen
de inhoud van een overeenkomst aan. Wettelijke regels gelden als er geen afspraken zijn
gemaakt bij het maken van een overeenkomst. Partij afspraak gaat voor wettelijke.
Bijvoorbeeld: huwelijksovereenkomstà wettelijke regels gelden als er in een
huwelijksovereenkomst niks is geregeld.
Dwingend recht: partijen zijn niet vrij in het bepalen van inhoud in een overeenkomst. Soms
verbiedt de wet de wetgever om in een overeenkomst een andere regeling te treffen dan de
in de wet voorgeschreven regeling. Bijvoorbeeld arbeidsovereenkomst, huurrecht à
werknemer en huurder bevinden zich in een ongelijke positie
o kun je uitleggen wat met de gelaagdheid van het BW wordt bedoeld;
o Het Burgerlijk Wetboek (BW) van Nederland is opgebouwd in een gelaagde structuur. Dit
betekent dat het wetboek is verdeeld in verschillende 'lagen' of 'boeken', elk met hun eigen
, specifieke onderwerpen en regels. Deze gelaagdheid helpt bij het organiseren en
categoriseren van de wetten, waardoor het gemakkelijker is om specifieke informatie te
vinden.
o Structuur van het Burgerlijk Wetboek
o Het Burgerlijk Wetboek bestaat uit negen boeken:
o Boek 1: Personen- en familierecht
o Boek 2: Rechtspersonen
o Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
o Boek 4: Erfrecht
o Boek 5: Zakelijke rechten
o Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
o Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
o Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
o Boek 9: Intellectuele eigendom
o Elk boek is verder onderverdeeld in titels, afdelingen, en artikelen. Deze structuur maakt het
mogelijk om snel en efficiënt naar specifieke wetten en regels te navigeren.
o Voorbeeld
o Als voorbeeld, laten we kijken naar Boek 1, Personen- en familierecht. Dit boek is
onderverdeeld in verschillende titels zoals:
o Titel 1: Huwelijk
o Titel 2: Echtscheiding
o Titel 3: Adoptie
o Elke titel is verder onderverdeeld in afdelingen en artikelen die specifieke aspecten van het
onderwerp behandelen.
o Dus, de gelaagdheid van het Burgerlijk Wetboek verwijst naar deze gestructureerde en
georganiseerde manier van het presenteren van de wetten en regels. Het maakt het
gemakkelijker voor juristen, rechters, en burgers om de relevante wetten te vinden en te
begrijpen.
o weet je wat de begrippen natuurlijk persoon en rechtspersoon betekenen en kun je van
beide een voorbeeld geven;
weet ikà natuurlijkà mens van vlees en bloed
rechtspersoonà iemand die rechten en plichten met zich meedraagt
3 soorten rechtspersonen:
Publiekrechtelijke;
De staat, provincies, gemeenten en waterschappen
Kerkgenootschappen
Privaatrechtelijke;
Verenigingen, cooperaties, nv, bv stichtingen
o weet je wat het begrip ‘verbintenis’ inhoudt m.b.t. het vermogensrecht en kun je de twee
verschillende soorten verbintenissen benoemen en herkennen;
214,225,226,266,288,314 verheugt
Rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, krachtens welke de een tot iets gerechtigd is
waartoe de ander verplicht is. à vloeit voort uit rechtshandleingen of uit de wet
o kun je uitleggen wat het begrip ‘rechtssubjectiviteit’ betekent;
Een rechtssubject is iemand die gezien wordt in het recht, dat wil dus zeggen dat rechtssubject
iemand is die wettelijke rechten en plichten draagt. Zelfstandig drager van rechten en plichten.
Twee voorbeelden hiervan zijn:
, 1. Rechtspersoon, bv, stichting, vereniging -> art. 2:1 BW
2. Een natuurlijke persoon, een mens van vlees en bloed -> art. 1:1 BW
o kun je op basis van een eenvoudige casus aangeven: of partijen natuurlijke personen of
rechtspersonen zijn.
spreekt voor zich
o herkennen welk(e) rechtsgebied(en) uit het privaatrecht van toepassing is/zijn;
Pers.fam recht, rechtpers. Recht, vermogensrecht
o kun je in eigen woorden uitleggen wat er juridisch gezien aan de hand is;
nvt
o m.b.t. het vermogensrecht aangeven van welk soort verbintenis er sprake is.
Soorten verbintenissen:
Verbintenis uit de wet;
- Rechtmatige daad= drie soorten rechtmatige daden: 1. Zaakwaarneming (art. 6 162
BW), 2. Onverschuldigde betaling (art. 6 162 BW), 3. Ongerechtvaardigde verrijking
(art 6: 198 BW)à niet sprake van een “fout”, een handelen in strijd met het recht=>
verschil met onrechtmatige daad waar er wel sprake is van bovenstaande.
- Onrechtmatige daad= zie boven //wanneer je een inbreuk maakt op iemands recht.
Je handelt op onbehoorlijke wijze of je doet iets dat in strijd is met een wettelijke
plichtà 6:162 BW
- Wanprestatie= Wanprestatie is het schenden van een verplichting uit een
overeenkomst. Als een contractspartij een overeenkomst niet nakomt, slechts
gedeeltelijk nakomt of op onjuiste wijze nakomt is er sprake van wanprestatie. Bij
wanprestatie ontstaat een schadevergoedingsplicht.
Verbintenis uit een rechtshandeling;
- Overeenkomst=
- Eenzijdige rechtshandeling= voorbeeld 4:117 BWàLegaatà is een wilsbeschikking
waarin een erflater aan een of meer personen bijv een zaak nalaat.
- Meerzijdige rechtshandeling= voor ontstaan van overeenkomst zijn twee of meer
partijen nodig à bijv koopovereenkomstà koper en verkoper
Natuurlijke verbintenis
- Niet afdwingbaar
- Zonder rechtsvorderingà blijkt uit art. 6:3 lid 1 BW à geen processuele recht
week 3:
o de functie van het strafrecht aangeven;
Gerechtigheid, eigenrichting voorkomen, veiligheid maatschappij, straffen om verdere strafbare
feiten of misdrijven te voorkomen
o de verschillen en overeenkomsten met andere rechtsgebieden uitleggen, waaronder het
gewoonterecht, het gebruik van analogie, het initiatief van partijen, het bewijs, de
onderverdeling tussen materieel en formeel recht, de bevoegdheid van de rechtbank in
eerste aanleg, het hoger beroep en cassatie;
Wettig en overtuigend bewijs= strafrecht
Aannemelijk maken van een bewering= civielrecht en strafrecht
Gewoonterecht= privaat
Naar analogie toepassen= privaat
, Verdachte = strafrecht
Openbaar ministerie= strafrecht
Getuigenverhoor= strafrecht
“Rechtbank in eerste aanleg bevoegd, tenzij”= strafrecht en privaatrecht
Hoger beroep bij het Hof en cassatie bij de Hoge Raad= strafrecht en privaatrecht
o het verband tussen het gewelds- en vervolgingsmonopolie van de overheid en het verbod
tot eigenrichting uitleggen;
mede ter voorkoming van eigenrichting door burgers berust het geweldsmonopolie bij de
overheid
geweldsmonopolie: de overheid heeft een alleenrecht op het gebruikmaken van geweld
verbod op eigenrichting: verbod op het eigenhandig oplossen van strafrechtelijk kwestie zonder
dat er een strafrechtelijke procedure aan te pas komt.
o het begrip legaliteitsbeginsel definiëren en dit beginsel toepassen op een eenvoudige
casus;
legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet berusten op een algemene regel. Deze moet op
zijn beurt uiteindelijk direct of indirect te herleiden zijn tot de grondwet.
Voorbeeld: gemeenteà verordening of beschikking vaststeltà moet bevoegdheid daartoe al dan
niet rechtstreeks terug te voeren zijn tot een algemeen verbindend voorschrift dat afkomstig is
van regering of SG gezamenlijk.
o strafbare feiten onderscheiden in misdrijven en overtredingen;
In het wetboek van strafrecht staan in het tweede boek de misdrijven, in het derde boek
de overtredingen. In alle andere wetten die door de nationale wetgever worden
uitgevaardigd, wordt precies aangegeven welke strafbare feiten misdrijven en welke
overtredingen zijn.
De lagere overheden kunnen uitsluitend overtredingen uitvaardigen. Alleen de wetgever
in formele zin kan dus misdrijven formuleren
Overtredingen worden door de kantonrechter behandeld, misdrijven door de rechtbank
(afdeling strafrecht)
De maximale straffen ( vrijheids- en geldstraffen) zijn bij misdrijven veel hoger dan
overtredingen. Het plegen van een misdrijf kan leiden tot maximaal levenslange of dertig
jaar gevangenisstraf; voor overtredingen is de maximale gevangenisstraf een jaar en vier
maanden ( men noemt deze vorm van vrijheidsberoving “hechtenis’ zie art. 18 Sr)
Art 300 Sr.= Misdrijf
Art 453 Sr.= overtreding
Art 6 WVW 1994= misdrijf
Art. 110 WVW 1994= overtreding
o het verschil aangeven tussen formeel en materieel strafrecht en deze begrippen toepassen
op een eenvoudige casus.
Strafrecht waar valt het onder?
recht
Privaatrecht publiekrecht
Verhouding burger burger Verhouding overheid burger