Europees recht
Week 1
De begrippen intergouvernementeel en supranationaal uitleggen
Dit zijn 2 soorten gouvermentele organisaties
Intergouvernementeel = De beslissingsbevoegdheid blijft bij de lidstaten liggen. Staten
kunnen niet tegen hun wil gebonden worden door een organisatie. De landen die hier
gebruik van maken, willen vaak zelf zoveel mogelijk macht in hun handen houden.
Supranationaal = Dit betekent dat lidstaten hun soevereiniteit hebben overgedragen aan de
EU op verschillende beleidsterreinen. De lidstaten zijn op die terreinen niet langer
bevoegd, maar de EU. De EU als supranationale organisatie staat boven de lidstaten. De
EU stelt regels vast waar de staten zich aan moeten houden. Het is voor de lidstaten niet
mogelijk om zelf de inhoud van deze regels te bepalen en je kan tegen je wil in gebonden
worden
Doordat de lidstaten een deel van hun soevereiniteit hebben afgedragen, heeft de EU
een autonome rechtsorde.
De EU is supranationaal, maar heeft ook een intergouvernementeel deel
Waarom dan ook intergouvernementeel? Lidstaten kunt zelf toetreden en uittreden in de
EU wanneer ze willen, de EU is opgericht door soevereine staten, je kunt zelf als lidstaat
bepalen of je wel of niet wilt instemmen met een verdrag
De doelstellingen van de EU benoemen en uitleggen.
De doelstellingen zijn in art. 3 VEU te vinden.
- Lid 1: Vrede voorkomen van oorlogen tussen de EU lidstaten (lidstaten zijn namelijk
economisch afhankelijk van elkaar)
- Lid 2: Vrijheid en veiligheid
- Lid 3: Interne markt de vrijheid van goederen, diensten, personen en kapitaal in de EU
Ook wel: Een grote markt waarin alle personen en bedrijven in de EU dezelfde kansen en
mogelijkheden hebben
- Lid 4: Een economische en monetaire unie (en de Euro, bevordert handel tussen lidstaten
en zorgt voor een stabiele koers)
- Mensenrechten
Om de doelstellingen van de EU te bereiken (art 3 VEU) zijn er verschillende stadia:
1. Vrijhandelszone: De lidstaten spreken af om de handel vrij te maken ten aanzien van
goederen die uit de deelnemende staten afkomstig zijn. Andere landen horen hier niet bij.
2. Douane-unie: Hier spreken de lidstaten af om de handel vrij te maken ten aanzien van de
goederen EN om een gemeenschappelijk handelsbeleid te gaan voeren ten opzichte van
derde landen. Door dit in te voeren, kunnen goederen uit derde landen in een lidstaat,
profiteren van het vrije verkeer tussen de lidstaten. Art. 30 t/m 36 VWEU bepalen dat de
lidstaten ten aanzien van het goederenverkeer tussen hen geen beperkingen zullen treffen.
Voor goederen uit derde landen bepaalt art. 28 VWEU dat de Unie is gegrondvest op een
douane-unie, terwijl art. 29 VWEU vastlegt dat een goed zicht in het vrije verkeer bevindt
zodra aan de invoerformaliteiten is voldaan.
3. De interne markt: Er komt een grote economie waarbinnen geen grenzen van de
lidstaten bestaan.
4. Economische en monetaire Unie. Er wordt een munt geïntroduceerd in het EU-gebied.
,EU-bevoegdheden
1. Exclusieve bevoegdheden Art. 3 VWEU
Op deze terreinen hebben de lidstaten hun bevoegdheden volledig overgedragen
aan de Europese Unie
Douane-unie, vaststelling mededingingsregels, monetair beleid voor Euro-lidstaten,
instandhoudingen biologische rijkdommen van de zee en gemeenschappelijk visserijbeleid,
gemeenschappelijke handelspolitiek
2. Gedeelde bevoegdheden Art. 4 VWEU
Op deze terreinen delen de lidstaten en de Europese Unie hun bevoegdheden
Interne markt, sociaal beleid, landbouw & visserij, milieu, consumentenbescherming,
vervoer, trans-Europese netwerken, energie, ruimte van vrijheid, veiligheid & recht,
gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken volksgezondheid
De rechtsbeginselen van de EU benoemen en uitleggen
Om de doelen te realiseren, zijn er uitgangspunten/principes =
Art. 4 en 5 VEU
• Attributiebeginsel Art 4 lid 1 jo. 5 lid 1 VEU De EU is alleen bevoegd als het de
bevoegdheid heeft gekregen van de lidstaten. Deze bevoegdheid moet blijken uit
verdragen (moeten vaststaan in verdragen). De EU mag alleen regels maken en
optreden op grond van bevoegdheden die lidstaten aan de Eu hebben toegekend. Alle
andere bevoegdheden behoren toe aan de lidstaten zelf.
• Subsidiariteitsbeginsel Art 5 lid 3 VEU: Dit beginsel moet garanderen dat besluiten op
een zo laag mogelijk niveau (dicht bij de burger) moeten worden genomen. Een
besluit mag alleen op Europees niveau worden genomen, als dit niet goed op landelijk,
provinciaal of gemeentelijk niveau kan worden genomen (doelenstellingen kunnen niet
worden verwezenlijkt op lager niveau) Wanneer het een hele grote impact heeft, is het
beter om besluiten op Europees niveau te nemen. Wanneer het iets minder groot is kan
het prima op nationaal niveau
Dit geldt alleen bij de niet- exclusieve bevoegdheden. De exclusieve bevoegdheden
worden alleen door de EU gedaan (kijk bij attributiebeginsel).
• Evenredigheidsbeginsel Art 5 lid 4 VEU: Dit beginsel zegt dat de EU niet verder moet
gaan dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken (Altijd in het verlengde van
het subsidiariteitsbeginsel) Als de EU optreedt, doet hij dit met gepaste/minst
ingrijpen middelen.
- Wanneer er een nieuwe regelgeving is die op verschillende manieren ingevoerd kan
worden, dan moet de EU kiezen voor de manier die het meeste vrijheid overlaat aan de
lidstaat. Op die manier zorgt de EU ervoor dat er rekening wordt gehouden met het land.
- Er wordt liever gekozen voor richtlijnen dan voor verordeningen wanneer het gaat
om een regeling die moet worden ingepast in de nationale wetgeving
Iedere nationale wet is per lidstaat anders. Op het moment dat je kiest voor een
verordening, dan zal deze in sommige landen heel erg afwijken van de bestaande
nationale wet en Europees recht gaat voor nationaal recht. Dit zal vragen voor veel
problemen.
Maar als er voor een richtlijn wordt gekozen, dan kan de bestaande wetgeving aan de
richtlijn worden aangepast)
• Loyaliteitsbeginsel: Art 4 lid 3 VEU Unietrouw. Er moet nauw samengewerkt worden
door de lidstaten in de EU. Dit houdt in dat lidstaten verplicht het EU recht moeten
nakomen en geen maatregelen mogen nemen die de doelstellingen van de Eu in
gevaar kunnen brengen Garantie dat lidstaten loyaal met elkaar omgaann loyaal zijn
aan de Unie instellingen en loyaal zijn aan de verdragen van de VEU en VWEU.
Het belang: Wordt gebruikt wanneer een verdrag niet voldoende genoeg is
geformuleerd en er ‘gaten’ in het recht zitten. (jo.13 lid 2 VEU)
, • Non- discriminatiebeginsel Art. 18 VWEU
Dit gaat om gelijkheid op basis van nationaliteit. Alle EU- burgers moeten gelijk
behandeld worden, ongeacht uit welke staat zij komen. Door hieraan te houden, kan de
markt goed functioneren en heeft elke burger dezelfde kansen en mogelijkheden.
- Wederzijdse erkenning: Ander EU land mag jou niet weigeren als jij uit een ander land
komt. Het moet mogelijk gemaakt worden dat jij overal aan de slag kunt als Jurist in de
EU
Uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe die kan worden beperkt
Staatssoevereiniteit: Dit houdt in dat de staat de beslissingsbevoegdheid heeft op het
grondgebied van de staat. Andere staten kunnen niet bepalen hoe een anders lijn zijn
regelgeving vormgeeft: deze macht ligt alleen bij de nationale overheid
Staatssoevereiniteit kan op twee manieren beperkt worden:
1. Overdragen: De staat kan ervoor kiezen om (een deel van) de beslissingsbevoegdheden
over te dragen aan bijv. een internationale organisatie (regels kunnen dan niet meer
allemaal zelf gesteld worden, er staat dan een organisatie boven de staat)
2. Onvrijwillig beperkt: Als een land onvrijwillig zijn beslissingsbevoegdheid verliest,
bijvoorbeeld doordat het wordt binnengevallen door een ander land (de macht wordt dan
overgenomen en hierdoor wordt de beslissingsbevoegdheid van de staat beperkt)
Uitleggen waarom de EU een autonome rechtsorde is
Autonome rechtsorde = De autonome rechtsorde is een gebied waar alle onderdanen
moeten gehoorzamen aan één rechtsorde. Het is ontstaan doordat de lidstaten een Unie
hebben opgericht. Ze hebben bevoegdheden aan de EU gegeven. De lidstaten moeten dit
ook uitvoeren (denk aan Spaanse Aardbeien arrest). Het belangrijkste kenmerk is dat
lidstaten van de EU tegen hun wil kunnen worden gebonden. De Europese rechtsregels
zijn belangrijker dan de regels van het eigen land (bijvoorbeeld Nederlandse rechtsregels).
Dit wordt ook wel lex superior derogat legi inferiori genoemd (het hogere recht gaat voor
het lagere recht)
De EU is een autonome rechtsorde omdat = het zelf mag beslissen ten opzichte van de
lidstaten. De EU kent dus een eigen rechtsorde.
Uitleggen welke rollen de 5 instellingen van de EU hebben (art. 13 VEU)
1. Europese Raad
Art. 15 VEU
- De Europese Raad is de hoogste instelling/orgaan binnen de EU
- De Europese raad is een zelfstandige internationaalrechtelijke organisatie. Het is
opgericht door de lidstaten.
Samenstelling:
Alle regeringsleiders, staatshoofden van de lidstaten + voorzitter van Europese
Commissie + voorzitter Europese Raad.
Taken:
- Heeft het alleenrecht over de bevoegdheid om verdragen op te stellen/ te wijzigen
- Stelt beleidslijnen vast Bepaalt de algemene richting van het EU-beleid (beleidslijnen
en prioriteiten)
- Europese Raad houdt zich bezig met de hoofdlijnen (en niet met specifieke zaken)
- Algemene politieke beleidslijnen. Ze hebben GEEN wetgevingstaak.
Zij bepalen de koers van de EU
- Bevoegdheden: algemene beleidslijnen uitstippelen. Ze hebben geen wetgevende raad.
- Besluitvorming: algemene beleidslijnen doen ze doormiddel van concessies: ze proberen
te onderhandelen, net zo lang tot iedereen het er mee eens is