Communicatieklassiekers
Meerkeuze tentamen
Tentamen over:
- De geschiedenis van media (theorieën over de media; theorieën over hoe er vroeger tegen de
media aan werd gekeken, dit is eigenlijk ook de manier waarop wij er nu nog tegen aan kijken)
- De geschiedenis van communicatiemiddelen
- Begrijpen dat oude media in hun tijd nieuwe media waren, waarmee nieuwe dingen gedaan
konden worden
Les 1. New values (nieuwswaarden)
Waarom is iets nieuws?
Wat noemen wij nieuws / wat is vandaag nieuws?
Nieuws = Iets waar journalisten een hoge nieuwswaarde aan toekennen, en dus niet of het echt zo is.
GR = Nieuwswaarden berusten op nieuwsfactoren, kenmerken van gebeurtenissen of onderwerpen.
HoN = Nieuwswaarden zijn gebaseerd op kansen voor journalisten om ze als nieuws te laten zien.
HoN is meer subjectief, zij vragen zich minder af wat er in werkelijkheid is gebeurd, maar zijn
meer in het verhaal geïnteresseerd, zelfs meer dan de werkelijkheid.
Steekproef:
Vindt u nieuws betrouwbaar? - Ja
Vindt u journalisten betrouwbaar? - Nee
Waaraan kennen journalisten een hoge waarde toe? -> Nieuwsfactoren
Nieuwsfactoren zijn eigenschappen/kenmerken van dingen die in de buitenwereld gebeuren, op
grond waarvan journalisten iets belangrijk vinden (hun gepercipieerde waarde).
Letterlijk in slides:
News factors lend news values to an event
Nieuwsfactoren geven nieuwswaarden aan een evenement
News factors are features of events, that shape their (perceived) news value for journalists
Nieuwsfactoren zijn kenmerken van evenementen, die hun (gepercipieerde) nieuwswaarde bepalen voor
journalisten.
Een nieuwsfactoren is niet gelijk aan een nieuwswaarde. Voldoen de nieuwsfactoren (kenmerken van
de buitenwereld) aan de nieuwswaarde van journalisten?
Voorbeeld: In Mozambique zijn gister 100 doden gevallen = nieuwsfactor
Is het ook nieuwswaarde? Vind ik het in Nederland belangrijk dat er in Mozambique iets fout is
gegaan?
->Niet elke krant zal dit belangrijk vinden.
Als Trump het zegt is het nieuws, al is het onzin wat hij zegt
,Het is nieuws omdat hij een bekend persoon is
De geschiedenis van media / nieuws
Wat nieuws is, is in de jaren gegroeid
1. Menselijke taal, semantiek en grammatica
Semantiek is de wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van gesproken of
geschreven taal, woorden en symbolen.
Grammatica – door grammatica worden zaken met elkaar in verband gebracht, er kan hierbij
een voorstelling opgeroepen worden, mogelijkerwijs van iets wat er niet is
Wij kunnen ons werelden voorstellen die er niet zijn (wereld van een koe / ander land).
- Overstijgende hier en nu: naar buiten, naar binnen, het verleden en de toekomst
- Storytelling (= verhalen vertellen) - taal maakt het mogelijk om verhalen te vertellen
- Verbeelding/voorstelling maken van hier en nu – voorstelling maken van iets wat er
misschien niet is
2. Schrift, nummer systeem
Je kunt namen / verhalen voor eeuwig bewaren
Godsdienstige, heilige (holy) schriften bewaren
Berekeningen en boekhouding (bijv. van het opgeslagen graan)
Architectuur
3. Meta-communicatie (van de Grieken)
Meta-communicatie = er wordt niet gesproken over de inhoud van de boodschap, maar de
communicatie over de communicatie zelf / over wat we zeggen (zowel verbaal als non-verbaal).
Voorbeeld: praten over de manier waarop je met elkaar praat en de toon waarop, zoals “zo praat je
niet tegen je vader!” Metacommunicatie kan zowel intern als extern plaatsvinden. Bij interne
metacommunicatie vindt zelfevaluatie over je communiceren plaats. Bij externe metacommunicatie
bespreek je de communicatie met anderen.
- “Ik heb het gevoel dat we niet helemaal op 1 lijn zitten”
- “Ik heb het idee dat er belangen spelen waar ik nog geen zicht op heb”
- “Ik zie u wat twijfelend kijken na deze opmerking van mij, begrijp ik dat u het anders ziet?”
Gebruikt bij:
Politiek en openbare rede, recht en openbaar bestuur
Logica
Wiskundig bewijs
Onze taal komt van de oude
Grieken en Romeinen. Van de Grieken ->
,Van de Romeinen:
Middelen van overtuigen – Ethos, Pathos en Logos
Aristoteles bracht al in de oudheid de bouwstenen van overtuigen in kaart. In zijn werk de Ars
Retorica beschrijft hij verschillende overtuigingsmiddelen. Hoewel de Ars Retorica is gericht op
publiekelijk spreken, kan dit werk tevens op geschreven tekst worden toegepast. Volgens Aristoteles
zijn drie middelen bij overtuigen onmisbaar:
1. Ethos - beroep op eigen autoriteit; eigen persoonlijkheid die geloofwaardig maakt
2. Pathos - inspelen op de emoties van mensen
3. Logos - inhoudelijke argumentatie; logica / logisch verband
Aristoteles stelt dat ethos het meest effectieve overtuigingsmiddel is. Ethos hangt samen met
vertrouwen. Een spreker wordt geloofd als hij of zij vertrouwen uitstraalt. Ethos heeft drie
componenten: eerlijkheid, deskundigheid en welgezindheid. Met welgezindheid wordt “sympathiek
gevonden worden” bedoeld.
Voorbeeld Donald Trump (2016)
Ethos - Ik betaal mijn eigen campagne, wie betaalt die van Hillary Clinton?
Logos - Wat is het probleem, wat is het gevolg, wie is er verantwoordelijk, wat is de oplossing en wie
moet het doen?
1. Wat is het probleem: baanverlies (loss of jobs)
2. Wat is de oorzaak: Mexicans
3. Wie of wat is verantwoordelijk / schuldig (responsible/guilty): Mexicans
4. a. Wat is de oplossing / middel (solution / remedy): build a wall
b. Wie kan de oplossing bieden (provide): They will pay for it
Pathos - Laten we Amerika weer geweldig maken (Let’s make America great again)
5.The press (= de drukpers / dagbladen)
Hiermee kon men voor het eerst een groot publiek bereiken
Massakranten
Vrijheid van godsdienst en constitutionele rechten (staatsrecht)
Drukpersindustrie
Privé-eigendom, kapitalisme en aandelenmarkt
Taalgemeenschap nationalisme; in Frankrijk het absolutisme
Verlichting
Wetboeken van strafrecht, ontleend aan Napoleon
Wij in Nederland hebben niet de drukpers uitgevonden, maar we zijn er wel rijk mee geworden
,6. De telegraph (1843) -> over een paal signalen uitzenden
Met de telegraaf kon je tik signalen (simpele boodschappen) via gespannen draden over grote
afstanden doorgeven, ook financiële berichten. Hierdoor is de beurs in Amerika groot geworden. De
telegraaf werkt ook gebruikt om de beurzen te publiceren.
Militaire logistiek (politiek en oorlog)
Prijs / aandelenbeurzen
Dit bracht de aandelenbeurs tot grote hoogte – aandelen versturen
Mensen gingen geloven dat je alleen aan prijsinformatie genoeg had
7. De telefoon (Graham Bell)
Zaken via de telefoon
Hotline tussen politieke leiders (VS-Rusland)
Hier en nu overstijgen -> Global village
De telefoon werd in eerste instantie niet gebruikt om contact met mensen ver weg hebben (mensen
dichtbij waren immers al vervelend, waarom moest je dan praten met mensen die ver weg waren).
Het had een andere reden: de operakaartjes waren heel duur. Door de telefoon kon er één persoon
uit het gezin naar de opera gaan en de rest van het gezin zat thuis aan de hoorn mee te luisteren.
Graham Bell had dus een radio voor ogen.
8. Radio
Massapubliek en massacommunicatie
Verschillende omroepsystemen (publiek, commercieel, verzuild)
In veel landen werd radio gebruikt voor politieke doelen
- Hitler in Duitsland (propaganda)
- Roseveld in Amerika (speech aan/over mijn vrienden)
- In Engeland om nieuws te verspreiden
- In Nederland voor de verzuilding (= pillarization): opkomst NPO en andere zenders
9. Televisie
Opkomst drama, komedie, tragedy en soaps (drama is universeel)
Verspreiding van talen: Engels, Hindi en Mandarin
Verdwijning van kleine talen en dialecten
Marketingindustrie
Er ontstaat een democratie waarin journalisten brutaler worden
Minder respect voor politici
- Media wil politiek kapot maken (politiek heeft vaak gelijk)
Kracht van uitlekken (dingen lekken uit)
Nieuwe beeldtaal
10. Telecommunicatie, internet en algoritme
, Telecommunicatie is het overbrengen van informatie over een grote afstand met elektronische
middelen (computer of telefoon), dus zonder dat iets of iemand zich fysiek verplaatst.
Opkomst Sociale Media
Informatie ophalen / browsen / opzoeken op internet (is sneller dan in een boek)
Global village
Netwerk mogelijk van gelijkgezinden
Het succes van internet berust op algoritme (= logische rangschikking van gegevens)
Algoritmen spelen een centrale rol in onze mediaconsumptie. Maar in hoeverre zijn we ons
dat bewust? ‘Ik zoek geen nieuws, het nieuws vindt mij wel’.
Voorbeeld: Algoritme Facebooks Edgerank, hiermee bepaalt Facebook wie welke post van mij te zien
krijgt. Als je iets post laat Facebook het eerst aan 8-10% van je vrienden zien. Vaak krijgt 90% van je
vrienden krijgt je berichtje dan helemaal niet te zien. ‘Niet boeiend genoeg’, zegt Facebook.
Walter Lippman (1889-1974)
Hij begreep als eerst wat publieke opinie was (schreef een boek).
Hij vertelde dat de buitenwereld, zoals die tot ons komt, niet de echte buitenwereld is. Het zijn
eigenlijk de woorden van journalisten die ons via de radio en televisie bereiken. Heel veel van
dat wij weten, weten wij niet rechtstreeks, maar wij weten dit via de media.
Wat is nou eigenlijk de functie van media?
Een ongeziene omgeving; wij weten heel weinig wat er op afstand gebeurt, maar dankzij de media
(radio en televisie) weten wij dat wel. De ‘unseen environment’ wordt dichter bij gebracht door
journalisten. Wij kunnen ons het goed voorstellen, ook al zijn we er niet bij geweest.
Informatie komt van reporters -> zij maken er nieuws van -> brengen het over naar publiek.
Daartussen zijn sluizen (gate keeping)
Gatekeeping = De algemene term voor nieuwsselectie door reporters in nieuwsorganisaties. Er zijn
verschillende criteria om nieuws door 'gates' te laten, het belangrijkste daarvan is
nieuwswaardigheid.
Er is heel veel informatie in de buitenwereld en er komt maar een beetje bij de pers terecht, daarvan
komt er weer een klein gedeelte in een krant terecht, en vervolgengs weer een klein deel bij de lezer
van de krant (Soort sluiswachter effect, waarbij je steeds minder ziet van de werkelijkheid).
Stereotypes -> voorbeelden en verwachtingen wat in ons straatje ligt (onze frames). Stereotypen
werden later frames genoemd (= dus hetzelfde).
Wij hebben niet de tijd om alles te begrijpen; we grijpen terug op stereotypen ( = dingen wat we al
hebben). We zijn blind voor veel dingen = blind spots. Dit is ook onze grote kracht, de hoofdzaak wil ik
weten en meer niet. Consonance =
gelijk/harmonie
Blind spots helpen ons met het concentreren op wat wél belangrijk is en wat wij willen weten.
Als wij tandpasta kopen, hoeven wij niet te weten wat er in de tandpasta zit (verschillende
concentraties). Wij zijn zo slim om dit niet te willen weten; voor ons onbelangrijk.