Inleiding pedagogiek
Hoorcollege 0: introductie
De snelheid van de ontwikkeling van kinderen is belangrijk. Veel krantenkoppen brengen dit
verkeerd naar voren: ‘wat moet je kind kunnen als ze naar groep 1 gaat.’ ‘8 manieren om je kind
leesklaar te maken.’ Dit laat zien dat er in principe een opvoedcursus gegeven kan worden. Het zijn
lijstjes om af te werken. Waarom willen we dat kinderen een juiste opvoeding hebben? De grootste
reden is dat de mensheid wil dat kinderen gelukkig zijn. Maar wat is geluk voor een kind?
Wat moet je doen als je kind maar blijft huilen en huilen.. TNO heeft hier recente richtlijnen voor
opgesteld. Het TNO richt zich op de opvoeding en welzijn van kinderen.
- JGZ-richtlijn ‘slaap en slaapgedrag’; als het kind 's nachts gaat huilen, de ouders roept of boos
wordt moeten de ouders niet naar het kind reageren.’ De reden hierachter is dat het kind moet
wennen aan dat de ouders er niet zijn.
- Beroepsvereniging van psychologen (NIP); Kan zich niet vinden op de richtlijn van JGZ. Het huilen
heeft een functie, het kind huilt voor een reden.
- Conclusie van dit hele verhaal dat kinderen blijven huilen is dat iedereen iets anders zegt. Iedereen
heeft een andere visie op aspecten van de opvoeding. Niks is de juiste manier. Alles heeft zo z'n
voordelen en nadelen.
Pedagogiek maakt een onderscheid tussen wat goed is en wat ongepast is in ons leven, en het
contact met de kinderen (van Manen, 2014).
Literatuur hoorcollege 1
Hoofdstuk van Graaf & Tieleman: wat is opvoeding?
1.1 opvoeding en pedagogiek
De leer van de opvoeding noemen wij pedagogiek. Hierin zijn meerdere richtingen. Klinische
pedagogiek is gericht op het onderzoek naar opvoedingsprocessen in het algemeen en naar sociale
en culturele factoren die daarop van invloed zijn. Orthopedagogiek richt zich op het onderzoek van
de hulpverlening aan kinderen die van het gemiddelde afwijken. Onderwijskunde richt zich op alle
vormen van scholing en op schoolsystemen. Andere richtingen komen ook in dit boek aan bod:
sociale pedagogiek, wijsgerig-historische pedagogiek en transculturele pedagogiek.
Bij kinderen is een klein percentage van de hersenen ontwikkelt bij de geboorte. De hersenen
vormen zich naar het opvoedingsklimaat. We noemen dit co-evolutie. Een mensenkind kan zich niet
ontwikkelen zonder de intensieve steun en begeleiding van volwassenen. Een kind is een animal
educandum; een dier dat opgevoed dient te worden.
Bij opvoeding is er sprake van een asymmetrische relatie tussen opvoeder en opvoedeling. Het is
verplicht om het kind op te voeden. Op de eerste plaats staat het kerngezin. De totale opvoeding
speelt zich echter af in een veel breder gebied.
Opvoeding is per definitie het proces waarin een onvolwassen mens wordt geholpen en belegeid to
aan het punt waarop hij of zij de regie over het leven verder zelf kan overnemen en dat ook
daadwerkelijk doet. Opvoeden betekent dat kinderen gestimuleerd worden om zich te ontwikkelen.
De wisselwerking van opvoeder en opvoedeling is belangrijk, dit wordt ook wel subsysteem
genoemd; twee fronten staan tegen over elkaar.
,Je wordt als volwassene in staat geacht de verantwoordelijkheid voor je daden en beslissingen te
dragen. Door Langeveld wordt dit zelfverantwoordelijke zelfbepaling genoemd. De opvoeding is
eindig. Door de nieuwe ontwikkelingen blijft de opvoeding veranderen.
Een veilige hechting voor kinderen is belangrijk. Ze krijgen hierdoor het verlangen om hun omgeving
te verkennen, ook wel exploratie genoemd. Kinderen die getroost worden, worden eerder
zelfstandig dan kinderen die niet getroost worden. Hierdoor zullen de getrooste kinderen eerder aan
exploratie doen.
1.1.1 Autonomie
Kinderen worden niet alleen begeleid tot aanpassing aan de samenleving, maar juist ook aan het
uitgroeien tot een uniek individu dat van anderen te onderscheiden is. We noemen dat de
persoonlijkheidsontwikkeling. Hiervoor is autonomie belangrijk.
De opvoeders onderscheiden zich door grote onderlinge verschillen. Verschillen in visie, ideologie,
religie etc. Uit een enquete zijn vijf soorten opvoeders naar voren gekomen:
- De conservatieve materialisten: sturen vooral op goede banen en goede inkomsten voor hun
kinderen.
- De doeners: stellen primaire deugden aan hoffelijkheid en goede manieren. Willen dat hun
kind goed presteert, en dapper en trots zijn.
- De sociale idealisten: sturen op het ontwikkelen van sociale eigenschappen zoals goede
communicatie en verantwoordelijkheid.
- De onopvallende conservisten: sturen aan op eerlijkheid en de bevordering van gezondheid.
- De gematigde hedonisten: levensvreugde staat hoog, samen met optimisme, humor en oog
hebben voor de medemens.
1.1.2 een stukje geschiedenis
Vroeger was het; hoe meer kinderen hoe meer inkomsten. Er kon meer werk worden verricht. Het
onderwijs zag er anders uit dan wij nu gewend zijn. Er is een grote verandering geweest tijdens de
industriele revolutie. Kinderen moesten eerst veel werken in fabrieken, er kwam verzet tegen
kinderarbeid. In 1874 werd de kinderwet van Van Houten aangenomen. De gezinnen werden kleiner;
kinderen hadden geen economisch nut meer en kostten nu alleen maar geld en voedsel. In de 19e
eeuw ontstond het victoriaanse denken waarbij de opvoeding autoritair, streng en dominant was.
Carl Rogers ging uit van de actualisatiebehoefte van het kind; het kind wil zelf iemand worden.
Fröbel ontwierp de kindergarten; een school waar kinderen samen gingen spelen, zingen. Hij vond
de opvoeding in de kleutertijd belangrijk.
Door de industrialisatie viel de sociale controle en daarmee de collectieve opvoeding weg. Ouders
hebben meer keuzevrijheid met betrekking op de opvoeding. Doordat er minder vaste regels zijn
voor opvoeden zorgt dit voor onzekerheden bij de opvoeders. Er zijn meer discussies over opvoeden.
Vaak gaat het over effective parenting; het conditioneren en africhten van kinderen.
Ouders tegenwoordig houden meer rekening met de gevoelens en individuele eigenschappen van
hun kinderen.
1.1.3 pedagogische programma's
- STEP programma: gebaseerd op rollenspellen. De gelijkwaardigheid tussen de ouder en het
kind en hun behoefte aan verbondenheid staat centraal. De communicatie verloopt via ‘ik-
boodschappen’ ipv jij.
, - SESK programma: hecht veel waarde aan de rechten van het kind, met name voor de
opvoeding zonder geweld.
- Triple-P programma (positive parenting program): dit is kortom de positieve pedagogiek.
Deze pedagogiek kent drie basisprincipes: zorgen voor een veilige en stimulerende
omgeving; creëren van een positieve leeromgeving; hoe kan je het beste op negatief gedrag
reageren.
Het groeiende aantal cursussen en andere vormen van overheidsbemoeienis op het gebied van
opvoeding kunnen ook een heel tegengesteld effect hebben. Ouders kunnen hierdoor onzeker
worden. Het kan leiden tot hyper-parenting; waarbij ouders zich voortdurend zorgen maken om het
lichamelijke en het geestelijke welzijn van hun kinderen.
John Locke heeft de visie dat het kind wordt geboren als een tabula rasa; een onbeschreven blad. Hij
is ervan overtuigd dat je een kind volledig naar je hand kunt zetten. Als dat mislukt heb je als
opvoeder gefaald. Je kan een kind ook laten mislukken, denk aan de Hitler-jugend. Zij werden
opgevoed en gedrild om met geweren te schieten.
Het aantal kinderen in een gezin speelt een grote rol. Veel ouders denken bij hun eerste kind dat ze
het kind veelal kunnen vormen, bij een volgend kind wordt deze gedachte vergeten.
Langeveld: Hij gebruikt een fenomenologische benadering. De femonologie richt zich op
gebeurtenissen en voorvallen zoals deze worden beleefd. De subjectieve waarneming van de
opvoeder staat centraal, niet de fysische, objectieve werkelijkheid.
Volgens Langeveld is er in de voorschoolse periode nog geen sprake van opvoeding, slechts van
gewenning en voorbereidende opvoeding. Het is van belang in de opvoeding dat de opvoeder gezag
heeft.
Brezinka: Het draait om de intentie van de opvoeder; de opvoedeling is van ondergeschikt belang.
Ook volwassenen kunnen opgevoed worden.
Litt: Hij wilt vooral onderzoeken of in een opvoedingssituatie meer sturend of kindvolgend
gehandeld moet worden. Kindvolgend handelen wordt ook Fuhren of Wachsenlassen genoemd. Dit
bekent dat het kind niet beïnvloedt dient te worden, dat alles vanzelf goed komt.
Montessori: Het kind moet op de juiste moment zaken aangereikt krijgen. Als een kind ergens
interesse in toont ga je daarin verder. Dit is een kindvolgende theorie. Het aanbieden van deze
mogelijkheden is de primaire taak van opvoeder.
Herbart: een centaal begrip is de bildsamkeit; het aanspreekbaar zijn voor veranderingen en de
mogelijkheid hebben om zelf te kunnen veranderen.
Rousseau: hij legt veel nadruk op het eigenaardige van het kind. Gun het kind zijn tijd en zijn spel,
zijn plezier, en zijn goedaardige instinct. Toch is de ontwikkeling niet geheel vrijblijvend. De
opvoeder dinet het kind uit te dagen.
Beekman: pedagogiek is een plansysteem, waarbij doelen en middelen worden samengebracht. Het
is een taak van de opvoeder dat er wordt geleerd dat hij of zij een grotere tolerantie moet
opbrengen voor andere groepen en minderheden in de samenleving.
Spiecker: benadrukt het belang van het humaniseren in de opvoeding. Als het kind brabbelt, zou de
opvoeder dit ook moeten doen. Dit zorgt voor erkenning van het kind. Het doel van de opvoeding is
de persoonswording.
, Imelman: het gevoel van vertrouwen en geborgenheid geeft de opvoeding een kans van slagen.
Pedagogiek geeft hooguit maatstaven waarop de opvoeder zelf kan bepalen hoe dit op kind wordt
overgedragen.
Van Ijzendoorn: een belangrijk thema van Ijzendoorn is het hechtingsgedrag. Ook kijkt hij veel naar
emoties.
Meirieu: hij legt het accent op het bieden van weerstand. Het rencontrer en confrontrer. Opvoeden
is volgens hem geen gesprek en wederkerigheid maar het aangaan van de strijd.
Juul: ouders moeten vooral worden begeleid bij hun introspectie. Ouders moeten voor zichzelf
bepalen wat hun grenzen zijn. Kinderen leren door nabootsing. Hierdoor is straffen en belonen niet
perse nodig. Dit is enigszins vergelijkend met Langeveld.
Dewey: het bevorderen van zelfstandigheid en de alertheid. Hij benadrukt het belang van begeleiden
en het stimuleren tot zelfstandig denken. Ook stimuleren van nieuwsgierigheid en een kritische blik
op de wereld is van belang. Het opvoedingsproces is het vinden van een dynamische balans tussen
de individuele en de sociale aspecten, die even belangrijk zijn.
Pestalozzi: hij gaat uit van het creatieve samenspel tussen ontwikkeling, socialisering en zelfvorming.
Medeleven en affectie zijn belangrijke ingrediënten van de opvoeding.
1.1.5 biopsychologische bijdragen aan de pedagogiek
Biopsycologen benadrukken in de opvoeding de mogelijkheden van de opvoeder om de aanleg van
de opvoeding optimaal te ontwikkelen. Er is veel speelruimte tussen het genotype (de aangeboren
erfelijke aanleg) en het fenotype (de specifiek in het individu gerealiseerde uitkomst van individuele,
cognitieve, emotionele, motorische en culturele ontwikkeling). Alle mogelijke uitkomsten noemen
we de range of reaction.
Het constructivistische model van Piaget vormt een soort tussenweg: nature en nurture construeren
elkaar, beïnvloeden elkaar in een dynamische wisselwerking. Het brein is ons tabula rasa maar dan al
wel voorgevormd. De omgeving en ervaringen beïnvloeden ons brein verder. De ervaringen kunnen
ons brein ook beïnvloeden; zo hadden jongeren die vroeger misbruikt waren een andere
hersenmassa.
1.2 het primaire, secundaire en tertiare opvoedingsmilieu
Kinderen worden niet alleen door ouders opgevoed. Er zijn drie milieus:
1. Primaire: de ouders van het kind; kerngezin.
2. Secundaire opvoedingsmilieu: opvoeding buitenshuis zoals school of muziekschool.
3. Tertiarie opvoedingsmilieu: straat, buurt of cultuur.
1.2.1 het primaire opvoedingsmilieu
Een gezin is een plek waarop de leden materiaal en immaterieel kunnen terugvallen. Het kan uit
verschillende samenstellingen bestaan; eenouder, samengesteld gezin etc. Het gezin voorziet het
kind van eten, slaapplek, veiligheid. Teveel regels in het gezin kan zorgen voor een bedreiging in de
mogelijkheid van ontwikkeling.
In samenhangende of cohesieve gezinnen is er sprake van veel onderlinge communicatie. Gezinnen
kunnen verschillen in openheid. Openheid maakt het gezin laagdrempeliger tegenover andere