Wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1:
Wat hoofdvragen waar we deze cursus naar gaan kijken Wat is wetenschap? Hoe kun je
wetenschap van niet-wetenschap onderscheiden? Valt psychologie onder wetenschap?
Wat is wetenschapsfilosofie? > Dit is filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan
kennis genereerd. We gaan kritisch nadenken over aspecten van de wetenschap doormiddel
van kritische vragen.
Wat is wetenschap? > We gebruiken dit woord heel vaak en gebruiken het ook goed, maar
wat zijn nou de eigenschappen? We hebben hier wel een idee van, maar geen helder
antwoord. D.w.z. we gebruiken het woord wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief
gebruik, maar wat is het nou precies? Op deze vraag komen we uitgebreid terug!
Psychologie is een wetenschap. Het is belangrijk dat je als academicus kunt uitleggen
waarom dit zo is. Daarvoor heb je kennis, kunde en karakter voor nodig. Je kunt hierdoor
kritisch nadenken over je eigen wetenschap en je eigen denken.
Epistemologie = kennisleer. Wetenschapsfilosofie begon met epistemologie. Het stelt 3
vragen:
1. Wat is (zekere) kennis?
2. Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
3. Wat is de bron van kennis?
M.b.t. deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen;
1. het rationalisme = echte kennis is afkomstig van de ratio, de reden, het verstand.
2. het empirisme = echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring.
Rationalisten en empiristen denken allebei dat je echte kennis kunt hebben. dit staat
tegenover het idee van het scepticisme. Scepticisme = er is geen kennis mogelijk.
Socrates was een scepticus. Hij stelde vraagtekens bij wat mensen geloven. Hij vraagt bij
alles ‘weet je dat zeker’, ‘waar heb je die kennis vandaan’ etc. etc. blijven doorvragen tot
iemand uiteindelijk op een punt komt van niks meer zekerweten. Hij is uiteindelijk tot dood
veroordeeld.
Centrale bewering rationalisme = echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken
van je verstand (ratio) of wordt aan die ratio getoetst. De meeste rationalisme beweren ook
dat er ingeboren kennis is (nativisme).
Plato (leerling Socrates) is een rationalist. De bron van kennis is de ratio. Hij zegt dat je alle
kennis al hebt wanneer je geboren wordt. ‘leren is herinneren’, of terwijl, je doet nooit nieuwe
kennis op. hij zegt dit, omdat hij geloofde in reïncarnatie. Voordat je ziel werd geboren in het
lichaam dat je nu hebt, was jouw ziel in een andere wereld (in de wereld van de vormen en
ideeën > een soort hemel). Daar was de echte kennis en dit ben je allemaal vergeten bij de
geboorte. Hij maakt onderscheid tussen:
- Epistème = echte kennis van hoe dingen zijn.
- Doxa = slechts overtuiging/mening over hoe dingen zijn.
- ‘Kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging’.
Plato reageert ook op Heraclitus. Heraclitus zegt: ‘kijk naar de wereld. alles verandert daar
steeds, alles stroomt. Als in onze wereld alles continue verandert, dan is er niets’. (denk
,hierbij aan een rivier. Continue stroomt er water door en geen enkele seconde is er iets
hetzelfde/is er echt iets). ‘we kunnen dus enkel doxa verwerpen, geen epistème’ > en dit leidt
dus tot scepticisme. Plato wil geen scepticisme! Daarom komt hij met de allegorie van de
grot.
Allegorie van de grot hij verdubbeld hiermee de wereld. hij zegt dat je een wereld hebt die
we waarnemen/de wereld van verschijnselen en veranderende dingen. Als je kennis wilt
verwerven kan dat niet de wereld zijn, want het veranderd heel de tijd, dus er moet een
wereld zijn waar alles steeds hetzelfde is. Dit is de wereld van de ideeën, waar je ziel
vandaan komt en dus al geweest is.
- Een stoel is e.g. veranderlijk want het gaat kapot en veranderd. Maar het concept van
de stoel, zit niet alleen in je hoofd, maar ook in deze ideeën wereld. onze stoel hier is
een schaduw van dit idee.
Stel er zitten mensen in een grot en ze kijken naar de wand voor ze en ze zien hier
schaduwen op. Boven hen is een groot vuur en een weggetje met mensen en hier houden
mensen een stoel tussen het vuur en de grot. Ze zien de schaduw van de grot en denken dat
dit de echte stoel is, maar dat is niet. Ze denken dit alleen omdat ze niet beter weten.
De ideeën/concepten bestaan los van ons in de ideeënwereld. Onze ziel is daar geweest en
heeft dit allemaal aanschouwt en heeft alle echte kennis, en toen onze ziel in ons lichaam is
geboren zijn we alles vergeten. Maar het zit alsnog in je ziel. Echte kennis krijg je niet door je
zintuigen te gebruiken (want dat zijn niet de echte dingen), maar door je verstand te
gebruiken. Je moet ze hiervoor alleen herinneren en dan heb je kennis verworven. Je moet
hier moeite voor doen.
Hoe werkt het ‘leren is herinneren?’ vaag voorbeeld over hoe je zelf moet nadenken met
je eigen verstand en dat je je dan allerlei dingen herinnert. Voorbeeld over slaaf; natuurlijk
totale onzin, maar laat wel de manier van Plato’s denken zien.
Empirisme denken ook dat echte kennis mogelijk is, maar ze zijn het er niet mee eens dat
dit te verwerven valt door het goed gebruiken van de ratio. De bron van kennis is namelijk de
ervaring opgedaan via zintuigelijke waarneming. Dit is de common sense opvatting. Je wordt
dus zonder deze kennis geboren/het is niet ingeboren.
- Empiristisch is niet hetzelfde als empirisch! Empirisch verwijst naar het gebruiken v.d.
wetenschappelijke methodes wanneer je onderzoek doet.
Aristoteles (leerling Plato) verwerping van Plato’s twee werelden theorie: er is slechts
één wereld en die is met de zintuigen waar te nemen. Dit impliceert tevens een afwijzing van
ingeboren ideeën: de mens is een tabula rasa = blanko papier.
Hij heeft tevens wel rationalistische elementen in zijn epistemologie. Aristoteles heeft het
idee van bestaande entiteiten in een andere wereld verworpen. Hij neemt alleen concrete,
individuele dingen. Maar, hoe komen we dan aan een universeel, algemeen begrip dat van
toepassing is op alle individuele stoelen? > aan de hand van inductie.
Inductie = op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen, iets concluderen. Je
generaliseerd. Maar, kun je dan echt zeggen dat je iets weet? Want je kunt het dan toch
nooit écht weten?
Aristoteles’ oplossing: er is een tweede stap nodig. Je moet namelijk via je onfeilbare
intellectuele capaciteit van de geest inzien dat abstracties als ‘alle mensen zijn sterfelijk’
,noodzakelijke waarheden zijn. dit is intuïtieve inductie (= inzicht). Dit is dus een
rationalistisch element in zijn epistemologie.
De rol van Aristoteles in de late middeleeuwen katholieken kerk had veel macht. Kwesties
m.b.t. kennis en werkelijkheid werden opgelost door ofwel de Bijbel, ofwel Aristoteles te
citeren. Twee wegen tot de waarheid:
1. Openbaring.
2. Je verstand goed gebruiken.
Thomas van Aquino probeerde de christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles te
verenigen. God heeft het proces van ontstaan en vergaan in gang gezet.
Aristoteles werd hierdoor niet tegengesproken, want zijn woorden kwamen overeen met de
Bijbel. Dit hield vooruitgang tegen: Aristoteles wilde namelijk kennis verwerven over de
natuurlijke wereld, door te observeren. Dit is een manier om kennis op te doen. maar,
hierdoor deed hij geen experimenten (want dit leert ons niets over de natuurlijke wereld).
Waarom had Aristoteles deze overtuigingen? omdat als je experimenten doet, dan
manipuleer je dingen en dan observeer je dus niet de ‘echte natuurlijke wereld’.
Hoorcollege 2:
Francis Baken komt met een de nieuwe methoden. Hij had er geen problemen mee om
Aristoteles aan te vallen. Hij gaat in de nieuwe methoden in tegen het idee dat je geen
experimenten mag gebruiken. Wat is de nieuwe methode:
- Het stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen > je moet je er van bewust
zijn dat je deze hebt, zodat je je kunt wapenen tegen foutieve conclusies.
- Het stelt dat we de empirische methode moeten gebruiken (en geen
autoriteitsboeken zoals die van Aristoteles). Hierbij mag geëxperimenteerd worden.
- Inductie is hiervoor een belangrijk middel. Dit zagen we ook bij Aristoteles, maar bij
Baken zit dit anders (komen we nog op terug).
De voordelen opgeven er is een hardnekkige epistemologische vooroordelen (=
idols/false conceptions). We hebben namelijk manieren van denken, waardoor we soms tot
verkeerde conclusies komen. Deze vooroordelen staan in de weg bij het proberen te
verwerven van kennis, dus moeten we er beducht op zijn die niet te gebruiken. Hij maakt
onderscheid tussen 4 soorten idols/vooroordelen (nu noemen we dit biases) :
1. Idols of the tribe. >>> idola tribus. Gaat over de epistemologische vooroordelen die
alle mensen hebben. we zijn namelijk geneigd om typisch menselijke fouten te maken
– zoals het vergissen bij een visuele illusie.
E.g. het zien van orde en regelmaat waar het niet is. / het zoeken naar bevestiging en
het negeren van weerleggingen van wat je geloofd. / we zien de zon ondergaan,
maar hij gaat niet echt onder.
2. Idols of the cave. >>> idola specus. Vooroordelen die we hebben omdat we tot een
bepaalde (culturele) groep horen.
Hier past e.g. De extreme voorkeur voor vroeger/de extreme voorkeur voor
vernieuwing.
, 3. Idols of the marketplace. >>> idola fori. Vooroordelen die we hebben, omdat we
woorden hebben die naar de werkelijkheid in de wereld verwijzen, waardoor we gaan
denken dat alle woorden verwijzen naar de werkelijkheid. Vooroordelen die we
hebben omdat we erover kunnen praten. Soms hebben we woorden die nergens naar
verwijzen (‘geluk’, ‘het element vuur’, ‘toeval’).
4. Idols of the theatre. >>> idola theatri. Vooroordelen die we hebben omdat autoriteiten
zegen dat ze kloppen. Bacon heeft het hier over de oude filosofische scholen.
Je mag experimenten gebruiken Ari zei dat je als je kennis wilt verwerven uit de natuur,
dat je dan geen dingen mag manipuleren. Baken vindt dat dit wel degelijk mag.
Inductie dit is bij Bacon een mix van waarneming en verstand (hij heeft dus een
rationalistisch element in zijn epistemologie). Goede wetenschap maakt volgens hem gebruik
van observatie en rationele gevolgtrekking. Aristoteles neemt het inductieprobleem niet
serieus genoeg. Bacon wel, hij zegt dat je ook elders moet kijken of je algemene bewering
wel klopt. Bacon zoekt i.t.t. Ari naar mogelijke weerleggingen van de algemene conclusie.
René Descartes verdedigde het rationalisme. Minder radicaal dan Plato. Hij sloot zich ook
niet aan op het idee v.d. ideeënwereld en de dogmatische houding van zijn leraren.
Descartes wilde zekere kennis! Hij ging zich afvragen: wat weet je nu echt zeker? Hij ging
voor het beantwoorden aan alles twijfelen. Dit idee is een reactie op scepticus Michel de
Montaigne.
De Montaigne was de bewering ‘ik weet niets’ al te sterk: dat is namelijk een kennisclaim –
je zegt dat je weet dat je niks weet. Vandaar de vraag, ‘wat weet je nu echt zeker?’.
Hij ziet kennis als een weegschaal: je legt aan de ene kant voor- en de andere kant
tegenargumenten voor hetgeen waarover je denkt kennis te hebben. hij zegt dat de
weegschaal altijd in balans is!! > je kunt altijd goede voor- en tegenargumenten bedenken.
1e methode: radicale twijfel
Descartes gaat dus ook aan alles twijfelen. Hij zegt dat hij kennis heeft, maar zodra hij eraan
kan twijfelen, is het geen echte kennis meer. Hij vindt dat:
- Leren zijn onbetrouwbaar. (niet omdat ze dit echt willen, maar omdat zij ook kennis
kunnen hebben die niet echt kennis is).
- Zintuigen zijn onbetrouwbaar.
- Een malin genie houdt je wellicht voor de gek (je zit als het ware in The Matrix).
Maar, ‘ik denk, dus ik ben’ dit is één ding wat je zeker weet. Dit is dus een
rationeel/rationalistisch fundament voor het kennissysteem. Je bouwt hier dus op voort en
daarvoor moet je fundament sterk zijn.
2e methode: helder en duidelijk inzicht
Alles wat ik helder en duidelijk inzie is waar. Dit helpt Descartes om van de malin genie af te
komen en ook kennis over de fysische wereld te kunnen verwerven. Hij komt van de malin
genie af door in zichzelf het begrip van God te zien en God is perfect. Daarom ziet hij helder
en duidelijk in dat God moet bestaan, want bestaan is perfecter dan niet bestaan.
- Hiermee bouwt hij het kennissysteem verder mee op. Meer fundament.