Samenvatting Persoonlijkheidspsychologie
Blok 2
Week 1 – introductie van persoonlijkheidspsychologie –
Huidige dominante perspectief op persoonlijkheid richt zich op persoonlijkheidstrekken =
relatief stabiele kenmerken die ons gedrag, emoties en denkpatronen beïnvloeden.
Persoonlijkheid = de verzameling van psychologische kenmerken (of trekken) en
psychologische mechanismen die een individu typeren, die op een relatief duurzame manier
georganiseerd zijn, en die de interactie van een persoon met - en diens aanpassing aan - de
intrapsychische, fysieke en sociale omgeving beïnvloeden.
Kenmerken:
- Kenmerken die beschrijven hoe mensen van elkaar verschillen beschrijven de
gemiddelde neiging tot denken/voelen/handelen van een persoon voorbeelden:
vriendelijkheid, nieuwsgierigheid, perfectionisme, geslotenheid...
Mechanismen:
- Processen (informatie verwerkende activiteit)
bestaat uit input, beslisregel, en output.
Organisatie:
- Persoonlijkheidskenmerken zijn op een specifieke manier gestructureerd (mensen
die vriendelijk zijn, zijn bijvoorbeeld meestal ook coöperatief, maar niet noodzakelijk
ijverig of angstig).
- Overeenkomsten tussen kenmerken wijzen op gemeenschappelijke
biologische/omgevingsoorzaken
Duurzaam:
- Persoonlijkheid is iets dat een persoon met zich meedraagt in de loop van de tijd en
van de ene situatie naar de andere
Interactie:
- Perceptie
- Selectie
- Evocatie
- Manipulatie
- Beïnvloedt hoe we denken, handelen
en voelen
- Heeft effect op hoe ons leven zich
ontwikkelt
Aanpassing:
- Aanpassingsvermogen = doelen bereiken, aanpassen en omgaan met uitdagingen en
problemen in het leven
,3 niveaus van persoonlijkheidsanalyse:
1. De menselijke natuur (net als alle anderen)
2. Individuele/groepsverschillen (zoals sommige anderen)
3. Individuele uniekheid (als geen ander)
Nomothetische benadering = universeel, groepen
Idiografische benadering = individueel, uniek
Woorden die persoonlijkheidstrekken beschrijven worden trekbeschrijvende adjectieven (=
bijvoeglijke naamwoorden) genoemd probleem: mensen zitten vaak ergens tussen in: niet
introvert of extravert = normaalverdeling.
Benaderingen om persoonlijkheid te beschrijven:
- Theoretische Benadering = op basis van theorie worden belangrijke eigenschappen
geïdentificeerd, beschreven, gestructureerd en gemeten altijd gebaseerd op
enkele observaties/studies grote verschillen in kwaliteit van theorieën, die de
kwaliteit van taxonomieën beïnvloeden
- Externe Benadering = begint altijd met een groot aantal items.
Criterium groep = mensen waarvan bekend is dat ze hoog scoren op 1 of
meer eigenschappen.
Controlegroep = mensen met lagere scores op deze eigenschappen.
Verschillen worden statistisch getest (atheoretisch).
Items/vragen waarvan scores verschillen tussen groepen komen in
uiteindelijke vragenlijst
- Lexicale Benadering = begint met lexicale hypothese = alle belangrijke individuele
verschillen zijn in de loop der tijd gecodeerd in de natuurlijke taal.
Synoniemfrequentie = aantal bijvoeglijke naamwoorden om het kenmerk te
beschrijven.
Interculturele universaliteit = hoe belangrijker een individueel verschil is in
menselijke transacties, hoe meer talen er een term voor zullen hebben.
De lexicale benadering:
1. Verzamel persoonlijkheid beschrijvende adjectieven uit een woordenboek
2. Verminder het aantal tot een meetbare hoeveelheid (bijv. verwijder
synoniemen, zeldzame en ingewikkelde woorden).
3. Verzamel zelfrapportage gegevens over bijvoeglijke naamwoorden.
4. Analyseer antwoordpatronen (d.w.z. correlaties) met factoranalyse.
5. Label de factoren (bijv. consciëntieusheid, vriendelijkheid).
, Extraversie = actieve sociale betrokkenheid.
• Gezellig, actief, vrolijk, assertief
Big Five model (OCEAN): • Introvert, verlegen, stil, passief
Vriendelijkheid = prosociaal, gericht op
gemeenschap (communion)
• Vriendelijk, behulpzaam, aardig, coöperatief
• Koud, cynisch, agressief, ruziezoekend
Consciëntieusheid = doelgerichte impulscontrole,
organisatie
• Ijverig, georganiseerd, zelfbeheerst, betrouwbaar,
accuraat.
• Lui, slordig, afgeleid, ongeorganiseerd.
Neuroticisme = negatieve en instabiele
emotionaliteit.
• Angstig, gestresst, prikkelbaar, depressief,
wispelturig
• Ontspannen, stabiel, robuust, zelfverzekerd.
Openheid voor ervaringen = mentale diepte,
breedheid, creativiteit, nieuwsgierigheid
• Creatief, nieuwsgierig, intellectueel, innovatief,
artistiek
HEXACO model = big five model + integriteit = oprechtheid, rechtvaardigheid,
bescheidenheid.
Sterke punten Big Five & HEXACO
- (Bijna) allesomvattend beschrijvend model van eigenschappen
- Biedt structuur voor onderzoek en toepassing in de praktijk
- De brede domeinen (OCEAN/HEXACO) omvatten en organiseren veel meer specifieke
deelkenmerken
- Big Five/Six zijn een goede voorspellers van levensuitkomsten
Zwakke punten Big Five & HEXACO
- Mogelijke ontbrekende factoren, zoals: positieve evaluatie, negatieve evaluatie,
mannelijkheid/vrouwelijkheid, religiositeit of spiritualiteit, aantrekkelijkheid
- Afkomstig uit Angelsaksische/Germaanse culturen en talen. Niet altijd intercultureel
repliceerbaar (vooral Openheid & Integriteit)
- Zuiver beschrijvend en zonder verklaring: we weten nog steeds niet waarom deze
vijf/zes factoren überhaupt naar voren zijn gekomen
De mens heeft drie ‘natures’:
1. Biogene natuur = neuropsychologie
2. Sociogene of ‘tweede natuur’ = culturele en sociale kanten van het leven
3. Idiogene natuur = wat jou echt jou maakt
, Eigenschappen = diepe onderliggende psychologische/neurologische entiteiten ze
beïnvloeden onze gevoelens, gedragingen, gedachtes en verlangens = ABCD’s:
- Affect/Gevoel = hoeveel empathie/compassie ervaar je naar anderen toe? Hoe voel
jij je bij conflicten? Hoeveel plezier heb jij als je helpt?
- Behavior/Gedrag = hoe vaak help je anderen? Hoe vaak bied jij je excuses aan? Hoe
vaak begin je met een conflict?
- Cognition/Gedachten = hoeveel vertrouw je anderen? Hoeveel denk je aan anderen
versus jezelf?
- Desire/Verlangens = hoeveel harmonie heb je nodig? Hoe graag wil je dat anderen
zich goed voelen? Hoe graag wil je anderen begrijpen en begrepen voelen?
Stelt dat zij door onze biologie worden bepaald, MAAR niet duidelijk wat exacte oorzaken
zijn (welke genen/hersengebieden/hormonen etc.).
Hoe wij ons voelen wordt bepaald door onze persoonlijkheidstrekken, maar ook door de
situatie op elk moment aanpassen is normaal.
Persoonlijkheidstaat = onze ABCD's op een bepaald moment.
Neurologische verklaringen voor trekken:
1. PEN-model van Eysenck = focust zich op neuroticisme, extraversie en psychotische
theoretische benadering en stelt dat trekken zeer erfelijk zijn stelt dat trekken
een psychofysiologische basis hebben.
Kernidee = extraverte mensen hebben meer stimulatie nodig dan introverte mensen
introverte mensen hebben minder stimulatie nodig, maar worden gemakkelijker
overweldigd.
Neurologische oorzaken voor:
- Extraversie: minder gevoelig ascenderend reticulair activerend systeem (ARAS):
Verantwoordelijk voor arousal (‘opwinding’), aandacht, slaap-waak-cyclus
- Neuroticisme: verhoogde reactiviteit limbisch systeem verantwoordelijk voor (onder
andere) emotionele verwerking
- Geen theorie voor psychoticisme
2. Reinforcement Sensitivity Theorie van Gray = in hoeverre word je gemotiveerd door
beloond worden vs. (niet) gestraft worden.
Neurologische systemen verantwoordelijk voor persoonlijkheidsverschillen:
- Gedragsactivatie (BAS; gevoeligheid voor positieve stimuli/beloning)
- Gedragsinhibitie (BIS; gevoeligheid voor negatieve stimuli/straf)
= Angst + impulsiviteit.
Goed bewijs voor individuele verschillen in stimulusverwerkingssystemen (d.w.z.
belonings- en strafgevoeligheid) en enig bewijs voor neurotransmitters (dopamine).