bsm samenvatting
hoofdstuk 1.1
gezondheid → een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid
van ziekte of andere lichamelijke gebreken
gezonde levensstijl→ genoeg rust nemen, gevarieerd eten en voldoende water drinken
factoren van een gezonde leefstijl
- eten → gezond en gevarieerd eten, niet te veel en niet te weinig, dit ligt eraan hoeveel calorieën je verbrandt ten
opzichte van hoeveel calorieën je eet, energiebalans (= balans tussen hoeveel je eet en hoeveel je nodig hebt)
- slapen → op tijd en voldoende rust nemen is heel belangrijk, op tijd voldoende rust nemen is het beste voor je
functioneren
- bewegen → je traint je bewegingsapparaat en je houdt je sterk, soepel en snel. het stimuleert het
spijsverteringssysteem, je slaapt beter en het vermindert stress
voldoende beweging in combinatie met een goed voedingspatroon voorkomt aandoeningen zoals, hoge bloeddruk,
diabetes, obesitas, hoog cholesterolgehalte en hieraan gerelateerde hart -en vaatziekten. bewegen brengt je ook in
contact met andere mensen en het geeft je een succesvol gevoel en een positief zelfbeeld
mens sana in copore sano = een gezonde geest in een gezond lichaam
beweegrichtlijnen → gunstige effecten van regelmatige lichaamsbeweging
- gezond voor alle leeftijdsgroepen
- bij volwassenen en ouderen verlaagt het het risico op hart -en vaatziekten, diabetes en depressie en botbreuken
- lager risico op borst -en darmkanker en vroegtijdig overlijden
- gunstige effecten nemen toe als de hoeveelheid beweging toenemt
- bij kinderen vraagt bewegen het risico op depressieve symptomen en verbetert het de botkwaliteit
- bewegen verbetert de fitheid en spierkracht
stress is het gevolg van het langdurig onder hoge spanning functioneren
→ kan leiden tot hoge bloeddruk en slapeloosheid en kan doorschieten naar overspannen zijn of zelfs een burn-out, bij
een gezonde leefstijl hoort het voorkomen van stress
ieder mens moet uiteindelijk een balans vinden in zijn leven om uiteindelijk te kunnen stellen: ik heb een gezonde leefstijl
- de term balansdag staat voor een dag waarop je bewust weinig calorieën inneemt.
hoofdstuk 1.3
anatomie en fysiologie
→ de menselijke anatomie houdt zich bezig met het bestuderen van de opbouw van menselijk lichaam
→ de fysiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met hoe het lichaam functioneert
het skelet:
een volwassen mens heeft ongeveer 206 botten, deze vormen samen het menselijk skelet, zorgt ervoor:
- dat we kunnen lopen (samenwerking met spieren)
- stevigheid in lichaam
- beschermen van organen
- de elastische eigenschap van kraakbeen is ideaal in de gewrichten als beschermlaag op de botten
- synoviaal vocht, een soort smeermiddel voor je gewrichten en zorgt er bovendien voor dat het kraakbeen heel
glad is en dat de botten gemakkelijk om elkaar heen kunnen draaien
- ons lichaam heeft verschillende gewrichten die ervoor zorgen dat onze ledematen op hun specifieke manier
kunnen bewegen
, spieren
- glad spierweefsel→werkt autonoom, het trekt uit zichzelf samen zonder dat je daar bewust over na hoeft te
denken
- hartweefsel → werkt ook autonoom, lange spier met vertakkingen die continu werkt
- dwarsgestreept spierweefsel, in skeletspieren
- we noemen de 2 punten waar de spier aan vastzit de origo (begin) en insertio (eind)
spieren werken samen, als een spier aanspant dan wordt deze korter → vanaf de origo trekt de spier het bot waar de
insertio is naar zich toe
agonist → de spier die bij aanspannen voor de beweging zorgt die je wilt maken
antagonist →andere spier die een beweging maakt die tegengesteld is
motorunit → een zenuw samen met zijn groep spiervezels
de kracht die de spieren leveren heeft te maken met het aantal motorunits dat een signaal afgeeft, hoe meer motorunits
een signaal afgeeft, hoe groter de kracht is die de spier levert
zenuwstelsel zorgt ervoor dat alle functies van ons lichaam op de juiste manier werken, bestaat uit 2 delen
1. centrale zenuwstelsel → hersenen en ruggenmerg, beslissingen worden genomen op grond van signalen die
binnenkomen, kunnen bewust of onbewust zijn
2. perifere zenuwstelsel → geeft voornamelijk signalen door en heeft een onderverdeling in sensorisch en motorisch
het sensorisch zenuwstelsel geeft met behulp van je zintuigen informatie door over wat er met je gebeurt
het motorische zenuwstelsel zorgt ervoor dat je in beweging komt
sensomotorisch = stelsels die niet zonder elkaar kunnen
dankzij reflexen zijn we in staat ons beter te beschermen
motorisch leren: als we bewegingen aan het leren zijn dan zijn er 3 fases te onderscheiden
1. cognitieve fase → beweging is nog onbekend en er moet kennis worden gemaakt met beweging, uitvoering kost
veel concentratie
2. associatieve fase → de beweging moet nu geoefend worden, vrij veel hersenactiviteit voor nodig
3. autonome fase → de beweging gaat vanzelf zonder dat je er bewust bij na hoeft te denken
cardiovasculaire systeem→ geheel van hart (cardio) en vaten (vasa), dit systeem zorgt ervoor dat bloed op een snelle
manier door lichaam wordt gepompt
- bloed → vloeistof die onder ander voedingsstofen, antistoffen, afvalstoffen en zuurstof bevat ook wordt de
lichaamstemperatuur geregeld
kleine bloedsomloop gaat vanuit het hart naar de longen en haalt zuurstof op, het zuurstofrijke bloed gaat terug het hart
weer in
grote bloedsomloop gaat zuurstofrijkebloed door de rest van het lichaam, de zuurstof wordt door de organen en spieren
uit bloed gehaald, dit zuurstofarme bloed stroomt weer naar het hart en zo heeft het bloed een volledige omloop gemaakt
longen
in samenwerking met de neus, de mond en de luchtpijp zorgen de longen ervoor dat zuurstof uit de lucht kan worden
opgenomen door het bloed, in de longen liggen bloedvaten naast longvaten en daar wordt zuurstof uit de lucht gefilterd
en aan de hemoglobine in je bloed gekoppeld