Week 1- Begrip onderneming, ondernemer, medegerechtigde
Bron van Inkomen:
- Deelname economisch verkeer (met derden handelen)
- Oogmerk voordeel te behalen (subjectief = ik wil)
- Voordeel te verwachten (objectief = het kan): Dit wordt getoetst op basis van feiten en
omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren mogen mede
in aanmerking worden genomen.
Kwalificatie onderneming (art. 3.4 Wet IB)
- Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
- Deelname aan het economische verkeer
- Oogmerk winst te behalen
Begrip ondernemer (3.4 Wet IB)
De ondernemer is de belastingplichtige voor wiens rekening een onderneming wordt
gedreven en die rechtsreeks wordt verbonden aan de verbintenissen van de onderneming.
Enig criteria ondernemerschap:
De duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden.
NB: duurzaamheid van de ondernemer zelf (subject- de persoon) is geen eis.
De grootte van de brutobaten
De winstverwachting
Het lopen van ondernemersrisico (ten aanzien van de winst en het vermogen).
De beschikbare tijd
De bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven
Het aantal opdrachtgevers
Het spraakgebruik
Wat is het ondernemersrisico?
- Het risico dat de opbrengst van de werkzaamheden hoger of lager zal zijn
- Het risico dat de kosten de baten overtreffen
- Het debiteurenrisico
- Het risico geen of minder opdrachten te krijgen
- Het wettelijk aansprakelijkheidsrisico en beroepsaansprakelijkheidsrisico
- Het ziekte- en invaliditeitsrisico.
Ondernemen vs. Beleggen
- Ondernemen is het zelf verrichte arbeid, die naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel
heeft het behalen van voordelen uit onroerende zaken welke het bij normaal
vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat.
Het gaat hier vooral om het gebruikmaken van eigen arbeid, eigen capaciteit en
eigen relaties.
- Beleggen is de verhuur.
Verbinteniscriterium:
Tegenover zakelijke crediteuren aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming.
Zelfstandig beroep (art. 3.5 Wet IB)
- Werkt zelfstandig en voor eigen risico
- Loopt ondernemingsrisico: afhankelijk van het zelfstandig aantrekken en behouden van
klanten voor de verwerving van opbrengsten.
- Streeft naar continuïteit
, Zelfstandige waarnemer:
- De waarnemer moet aan de volgende eisen voldoen om in aanmerking te komen voor de
kwalificatie van ondernemerschap:
Voldoende zelfstandigheid t.o.v. de opdrachtgever
Niet incidenteel opdrachten, maar naar continuïteit streeft
Het lopen van ondernemersrisico.
Urencriterium (art. 3.6 lid 2 Wet IB)
Een ondernemer moet gedurende het kalenderjaar ten minste 1225 uren aan
werkzaamheden besteden voor de onderneming waaruit hij als ondernemer winst geniet.
Voor de toepassing van dit criterium komen niet in aanmerking werkzaamheden die
hoofdzakelijk van ondersteunend aard worden verricht door een verbonden persoon
(art. 3.6 lid 2 sub a jo. lid 3 Wet IB). Ondersteunend houdt in dat het geen bijdrage
levert aan de omzet (denk aan schoonmaak, administratie of receptie)
Ongebruikelijke werkzaamheden (art. 3.6 lid 2 sub a Wet IB)
Aansprakelijkheid binnen de maatschap, VOF en CV
- Openbare maatschap: evenredig deel
- Vof: 100% hoofdelijk aansprakelijk, art. 17 en 18 WvK
- CV: Beherende vennoten zijn hoofdelijke aansprakelijk. De commanditair is slechts
aansprakelijk tot het bedrag van kapitaalinbreng, tenzij (dan hoofdelijk aansprakelijk):
Het verrichten van deden van beheer, art. 20 lid 2 WvK
Werkzaam in de zaken van CV
Arrest lunchroom de katterug: de commanditair moet ernstig verwijt zijn te
maken. De sanctie van art. 21 WvK moet gerechtvaardigd zijn = matigingsrecht.
De commanditair is een voorbeeld van de medegerechtigde als bedoeld in art. 3.3 lid 1 sub a Wet IB.
een onderscheid tussen een ondernemer en een medegerechtigde is van belang voor het feit of men
recht heeft op allerlei kortingen en aftrekfaciliteiten.
NB: het ondernemerschap moet worden beoordeeld aan de hand van de
criteria die voor alle belastingplichtigen gelden. Leeftijd is hierbij in principe geen criterium.
Belangrijk dat je het ondernemerschap goed gaat beoordelen, zoals: het verrichte arbeid,
gelijkwaardige deelname aan beslissingen en de besluitvorming.
NB: De hoofregel is dat de erfgenaam niet meteen zelf een ondernemer wordt. Dit is pas vanaf het
moment dat de onderneming wordt voortgezet door de erfgenamen. De erfgenaam wordt dus ook
niet direct verbonden aan de verbintenissen van de onderneming. Dat de winst direct wordt
doorgesluisd aan de erfgenaam maakt voor deze kwalificatie niet uit.
, Week 2 – Inbreng en onttrekking, vermogensetikettering + TBS en ondernemingskosten
Begin van de onderneming:
De aankoop van het goed i.v.m. dat voornemen. Voorbereiding = 1 e ondernemingshandeling.
Inbreng & onttrekking:
- Kostenarresten: Alleen werkelijke feitelijke kosten in aftrek. Voordeel is niet uit
onderneming, maar uit familierelatie. De kosten mogen in aftrek, mits andere partij
voordeel tot zijn inkomen rekent.
Een voorbeeld is wanneer een ouder een bedrijfsmiddel overdraagt aan
ondernemer-kind tegen renteloze lening: De rente bij het kind is aftrekbaar,
mits de ouder het voordeel tot zijn inkomen rekent.
Vermogensetikettering:
Bezittingen moeten worden geëtiketteerd binnen de grenzen der redelijkheid: verplicht PV,
verplicht OV en keuzevermogen. Je moet kijken naar de functie waartoe het dient,
bijvoorbeeld:
Alimentatieschuld: PV
Aankoop bedrijfsmiddel: OV
Buitenvennootschappelijk vermogen:
- Indien het pand is ingebracht in het vermogen van de VOF dan is het pand
gemeenschappelijk vermogen en komt op de balans van de VOF te staan.
- Indien het pand niet is ingebracht, maar in gebruik bij VOF dan is het pand
buitenschappelijk vermogen en komt op de balans van de eigenaar = OV eigenaar.
In gemeenschap van goederen gehuwd:
- Indien het pand geheel eigendom van de ondernemer is, dan is het pand fiscaal OV
van de ondernemer. De ondernemer heeft de keuze om het pand te etiketteren
binnen de grenzen der redelijkheid: OV, PV of overeenkomstig gebruik.
Buiten gemeenschap van goederen:
- Indien het pand geheel eigendom is van de partner van ondernemer, dan is de
ondernemer zelf geen mede-eigenaar van het pand. De ondernemer mag het pand
niet op zijn balans zetten.
Het pand is TBS-vermogen van de partner ex art. 3.91 lid 1 Wet IB. Het feit dat de
ondernemer geen vergoeding betaalt, is niet van belang voor de toepassing van de
TBS bij gehuwden. De ondernemer kan de normale huur in aftrek brengen en dat
wordt bij de partner belast (kostenarrest).
- Indien het pand eerst TBS-vermogen was en daarna wordt gebruikt voor de VOF
(zonder inbreng) dan zijn er twee keuzen voor de partner:
Het pand is OV en verlaat het pand de TBS-sfeer. Wat tot afrekening van de
stille reserves leidt, maar art. 3.99 Wet IB geeft de mogelijkheid tot een
geruisloze doorschuiving en er vindt dus geen afrekening plaats. De
boekwaarde van de TBS schuift door naar de ondernemingsbalans.
Het pand is PV voor alleen het deel van de partner. Het deel dat de
ondernemer zelf in gebruik heeft blijft TBS-vermogen. Afrekenen over de
, stille reserves van het deel van de partner en geen art. 3.99 Wet IB, want
einde TBS.
- Indien het pand eerst TBS-vermogen was en daarna wordt gebruikt voor de VOF
(met inbreng) dan wordt het pand vennootschapsvermogen en maakt deel uit van
het VOF-vermogen. Dit betekent dat de ondernemer nu ook mede-eigenaar is van
het pand. Het pand verlaat de TBS-sfeer, zodat afgerekend moet worden over de stille
reserves. Art. 3.99 is van toepassing op het deel van de partner, maar niet op het deel
waar de ondernemer recht op heeft. Dat is in wezen overgedragen aan de
ondernemer en de partner gaat over dat deel afrekenen.
- Indien het pand tijdens het huwelijk gezamenlijk is gekocht dan is het pand
civielrechtelijk gemeenschappelijk dat tussen de beide vermogen ligt (50% 50%). Het
is eenvoudige gemeenschap volgens art. 3:166 BW. Wat betreft de etikettering is:
Op het deel van de ondernemer zijn de gewone
ondernemingsetiketteringsregels van toepassing (keuzevermogen).
De partner is geen ondernemer en op dat deel, dat de partner bij de
ondernemer in gebruik voor zijn onderneming stelt, is het TBS.
- Indien er sprake is van VOF en de partners de onderneming gezamenlijk uitoefenen
en zij samen eigenaar zijn van het pand dat niet ingebracht is de VOF, dan zijn er de
volgende mogelijkheden voor de ondernemer:
Volledig ondernemingsvermogen
Privévermogen, maar niet voor het geheel, want van de benedenverdieping
is het deel dat de partner gebruikt voor hem TBS.
Overeenkomstig gebruik.
De helft van de partner: voor haar geldt hetzelfde, maar dan voor haar deel.
Wijziging etiket:
Tot het moment waarop aanslag definitief vaststaat, daarna bij bijzondere omstandigheden,
zoals:
- Wetswijziging: alleen indien deze destijds bij het maken van de keuze tot andere keuze had
geleid.
- Ingrijpende verbouwing
- Functiewijziging.
Begin & Eind TBS:
- Bij aanschaf van het pand: bestemd voor de ander en daarvoor gereed gemaakt. het einde
is wanneer het gebruik eindigt, tenzij het pand is aangehouden in afwachting van een
geschikte gelegenheid tot vervreemding. Dan blijft het pand TBS tot het moment van de
verkoop en levering.
- Overgang van TBS naar onderneming: geruisloze overgang volgens art. 3.99 Wet IB. De
boekwaarde schuift door.
Koppelaankoop:
Van een koppelaankoop is sprake als de koper door de verkoper wordt gedwongen om 2 of
meer panden te kopen:
- Bij verhuur van het tweede pand wordt dat pand KV.