Taak 5 Leerdoelen
1. Wat is de informatieverwerkingstheorie en hoe is die gerelateerd aan cognitieve therapie?
Bron: de Jong, P. J. (2014) Information Processing, in The Wiley Handbook of Anxiety Disorders (eds
P. Emmelkamp and T. Ehring), John Wiley & Sons, Ltd, Chichester, UK. doi:
10.1002/9781118775349.ch9
Cognitieve modellen die impliceren dat emotionele stoornissen aanzienlijk afhankelijk zijn van de
aanwezigheid van maladaptieve cognitieve structuren binnen het geheugen. Dit zijn zogenaamde
schema’s, waarvan wordt gedacht dat ze een automatische invloed hebben op alle stadia van
iemands informatieverwerking.
De basisaanname van informatieverwerkingsmodellen binnen angststoornissen is dat de
verwerkings-biases niet alleen symptomen zijn, maar ook een vitale rol spelen in het behoud en
veroorzaken van angststoornissen. Er lijkt een wederkerige relatie tussen biased
informatieverwerking en angstsymptomen.
In het model is te zien dat het eerste component de zintuiglijke opslagplaats is. Het stelt de
zintuiglijke input als een soort nabeeld van wat je hebt gevoeld voor. Er zijn aparte zintuiglijke
opslagplaatsen voor elk zintuig en vermoedelijk kunnen ze grote hoeveelheden informatie
vasthouden, maar alleen voor een korte tijd. De inhoud van deze zintuiglijke opslagplaats is dus
extreem onstabiel en verdwijnt al snel zonder verdere verwerking.
Door het filtermechanisme: aandacht, komt slechts een deel in het tweede station: het korte termijn
geheugen.
De informatie komt aan bij de korte termijn opslagplaats, een verwerkingseenheid dat een beperkte
hoeveelheid informatie kan opslaan gedurende enkele seconden. Het wordt ook wel werkgeheugen
,genoemd, omdat er wordt gedacht dat alle bewuste intellectuele activiteiten hier plaatsvinden. Het
korte termijn geheugen, of werkgeheugen, heeft dus twee functies:
1. informaties tijdelijk opslaan.
2. zodat we hier iets mee kunnen doen.
De informatie kan verder gaan naar het lange termijn geheugen. Dit is een grote en relatief
permanente opslagplaats voor informatie van kennis van de wereld, je impressies van ervaringen en
gebeurtenissen en strategieën die je gebruikt om informatie te verwerken en problemen op te lossen.
De informatie kan op een later tijdstip weer opgeroepen worden (retrieval).
Social Information Processing
Een andere theorie die van belang is bij het duiden van gedrag en het vinden van
aanknopingspunten voor cognitieve therapie is de Social Information Processing Theory, afgekort
SIP die onder anderen door K. Dodge is opgeschreven. In het Nederlands is dit denkmodel bekend
als Sociale-Informatieverwerkingstheorie, afgekort SIT. In Nederland zijn de sociale-
informatieverwerking en daarbij optredende emoties onder andere onderzocht bij agressieve
jongens. Daarbij bleek onder andere dat agressieve jongens sociale informatie anders verwerken
dan niet agressieve jongens (Orobio de Castro, 2000; Van Manen, 2001). In zekere zin gaat het hier
om een uitwerking van de ideeën van Ellis en Beck. In grote lijnen komt de Sociale-
Informatieverwerkings Theorie op het volgende neer. Om op een adequate manier op informatie te
kunnen reageren, moet een persoon de informatie die tot hem komt op een correcte manier
verwerken. Het proces van het ontvangen van informatie tot het daarop reageren met gedrag
verloopt via verschillende fasen:
1. Een persoon die informatie oppikt, zal deze informatie coderen. Bijvoorbeeld: een jongen komt
op zijn pad een leeftijdgenoot tegen. De jongen kan deze ‘ontmoeting’ en de wijze waarop de
leeftijdgenoot zich beweegt coderen als een toevallig kruisen van het pad terwijl de leeftijdgenoot
naar iets anders op weg is, of hij kan denken: die leeftijdgenoot zoekt contact met me.
2. De jongen hecht betekenis aan de gecodeerde informatie. Bijvoorbeeld: wanneer de jongen de
informatie codeert als ‘contact zoeken’, kan hij dit als bedreigend of als vriendschappelijk
interpreteren.
3. Afhankelijk van de interpretatie zal de jongen verschillende mogelijke antwoorden ontwikkelen.
Bij een verwachte bedreiging zijn dat bijvoorbeeld: zich schrap zetten, imponeren, tot de aanval
overgaan of de tegemoetkomende leeftijdgenoot mijden.
4. Vervolgens zal de jongen deze mogelijke antwoorden op hun waarde schatten, wegen en het
antwoord selecteren dat hij overeenkomstig zijn emotionele toestand het meest adequaat acht.
5. Tenslotte leidt het geselecteerde antwoord tot een bepaald concreet gedrag tegenover de
tegemoetkomende leeftijdgenoot.
Het is duidelijk dat als de wijze van informatieverwerking leidt tot problematisch gedrag, hierin
aanknopingspunten besloten liggen voor cognitieve gedragstherapie.
Bron: Hayes, S., & Hirsch, C. R. (2007). Information processing biases in generalized anxiety
disorder. Psychiatry, 6(5), 176-182. doi:10.1016/j.mppsy.2007.02.003
Zorgen maken (worry) blijkt een primair verbale/taalkundige activiteit, en niet zoals verwacht een
imaginaire.
Een belangrijk aspect van GAD en hoog-angstige personen is de manier waarop ze bedreigende
informatie verwerken.
, 2. Wat is attentional bias en hoe kun je dit meten?
Bron: de Jong, P. J. (2014) Information Processing, in The Wiley Handbook of Anxiety Disorders (eds
P. Emmelkamp and T. Ehring), John Wiley & Sons, Ltd, Chichester, UK. doi:
10.1002/9781118775349.ch9
Als bedreigende en neutrale stimuli samen voorkomen, de aandacht van individuen die leiden aan
een angststoornis zullen waarschijnlijk gebiased zijn naar de bedreiging toe. Een opvallend kenmerk
van bedreiging-gerelateerde attentional-bias betreft de ‘temporal unfolding’.
Hoe gemeten?
- ERP’s: electrocortical respones diens hoge temporale resolutie en de mogelijkheid om de reacties
te relateren aan bekende basale functies.
Attentional bias: Patroon van een blijkbaar reflexieve attentionele bias naar de bedreiging toe dat snel
wordt gevolgd door een bias die weg gaat van de bedreiging.
Bij attention Stroop and dot probe test hoe je het meet uitgelegd in Mathews & Hayes
Gaat meestal op tijd en oogmetingen