Werkgroepen straf(proces)recht 1
Werkgroep 1 06-09-2023
Voorbereiding werkgroep 1:
1) Bekijk de kennisclip introductie formeel strafrecht en structuur WvSv - Sophie Mommers (herhaling
uit B-1):
2) Bekijk de kennisclip Inzet van bestuursrechtelijke bevoegdheden in het strafproces - Bjorn Eggen :
3) Bestudeer de literatuur:
• Corstens/Borgers & Kooijmans, p. 287-312 (§ 9.1-9.2)
• Corstens/Borgers & Kooijmans, p. 363-365 (tot: “Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad…”
(§9.15)
4) Bestudeer de jurisprudentie:
• HR 2 december 1935, ECLI:NL:HR:1935:146, NJ 1936/250 m.nt. Pompe (Geweer)
• HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, NJ 2006/653 (Controle vs. opsporing)
• HR 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454, 2017/84 m.nt. Keulen (Dynamische verkeerscontrole)
5) Beantwoord de voorbereidingsvragen:
1. Wat wordt in het Wetboek van Strafvordering verstaan onder opsporing en wat is de relevantie
van het opsporingsbegrip? Noem ten minste twee gevolgen van de kwalificatie van bepaald
handelen als "opsporing".
Opsporing= art. 132a Sv: Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met
strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van
strafvorderlijke beslissingen.
Als bepaald handelen opsporing is, dan heeft verdachte recht op bijstand of een tolk. De
onschuldpresumptie gaat gelden.
Onder gezag van OvJ
Verband met strafbare feiten
Doel is het nemen van strafvorderlijke beslissingen
2. Welke vormen van opsporing kunnen worden onderscheiden? Geef van elke vorm een
voorbeeld.
De klassieke opsporing: het onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit
is begaan. VB: wanneer een persoon belt dat hij iemand in een ander huis ziet inbreken doordat die
persoon door een kapot raam naar binnen klimt.
De vroegsporing: Hierbij hoeft nog geen concreet strafbaar feit te zijn gepleegd, maar er dient een
redelijk vermoeden te bestaan dat er (in georganiseerd verband) ernstige strafbarefeiten zijn of zullen
worden gepleegd. Voorbeelden hiervan zijn mensenhandel of drugshandel.
Repressieve controle: ‘opsporing’ zonder een verdenking, maar ter voorkoming, zoals alcoholcontroles
bij autobestuurders. Hierbij wordt pas een zaak gemaakt als daadwerkelijk een strafbaar feit is ontdekt
op basis van die controle.
3. Wat is het kenmerkende verschil tussen controle en opsporing? Geef een voorbeeld van een
controlebevoegdheid en van een opsporingsbevoegdheid.
Zoals hierboven beschreven hoeft bij een controle nog geen strafbaar feit te zijn begaan of een
verdenking daarvan. Het is op basis van willekeur mensen controleren of deze een strafbaar feit begaan
en natuurlijk ook om het begaan van dat feit te ontmoedigen. Bij een opsporing moet al een strafbaar
,feit zijn begaan of moet een vermoeden bestaan dat dat heeft plaatsgevonden. Een
opsporingsbevoegdheid kan zijn: observatie, afluisteren, achtervolgen, betreden van plaatsen en ga zo
maar door. Een controlebevoegdheid kan de vorm aannemen van alcoholcontroles bij autobestuurders
of controles bij fietsers voor fietsverlichting.
4. Leg uit wat de begrippen sfeercumulatie, sfeerovergang en voortgezette toepassing inhouden.
Wat is het kenmerkende verschil tussen sfeerovergang en sfeercumulatie? Waar moet
voortgezette toepassing worden geplaatst, gelet op dit onderscheid?
Controle kan op drie manieren overlopen in opsporing:
Sfeerovergang= je ontdekt strafbare feiten tijdens je controle en gaat dan over op opsporing. De
controle bevoegdheid en opsporingsbevoegdheid worden op grond van dezelfde wet en voor
hetzelfde doel gebruikt en je moet voldoen aan de voorwaarden van inzet.
Voorgezette toepassing= van bevoegdheden als er een feit geconstateerd wordt dat in een andere
wet strafbaar is gestend dan de wet waarop op dat moment gecontroleerd wordt. Dus je oefent
bijvoorbeeld een bevoegdheid uit op basis van Sv en dat leidt tot een opsporingsbevoegdheid op
basis van een andere wet. Mag geen sprake zijn van detournement de pouvoir.
Sfeercumulatie= de controlebevoegdheid wordt gebruikt om op te sporen. Je hebt de verdachte dan
al op het oog bij de controle. Voorwaarden: de controlebevoegdheid mag niet uitsluiten worden
ingezet voor de opsporing en de waarborgen van verdachte moeten in acht genomen worden.
5. Bespreek de voorwaarden waaronder bovengenoemde modaliteiten (sfeercumulatie en
sfeerovergang) zijn toegestaan. Betrek daarbij de relevante jurisprudentie.
Sfeerovergang: Controle onderzoek gaat over op een opsporingsonderzoek. Hierbij begint het eigenlijk
tegen eenieder en gaat het over op het individu, wanneer deze bijv. betrapt is op een teveel aan alcohol
in zijn bloed tijdens het besturen van een voertuig.
Sfeercumulatie: Hierbij is al een verdenking aanwezig ten aanzien van de verdachte waartegen controle
en opsporingsbevoegdheden worden ingezet. Dit is toegestaan, maar wel onder bepaalde voorwaarden:
geen misbruik maken van je rechten en de controle mag niet enkel en alleen worden ingezet om op te
sporen. Ook dienen de rechten van de verdachte te worden gewaarborgd. Dit staat onder andere
beschreven in het arrest controle VS opsporing.
De voortgezette toepassing komt ter sprake in het geweerarrest. Hierbij moet de politie op grond van
een rechtmatige bevoegdheid controles uitvoeren. Daarnaast moet ook sprake zijnvan een bevoegdheid
om over te gaan tot opsporing en mocht bij toeval iets worden gevonden dat opsporing kan
veroorzaken, dan mag geen misbruik worden gemaakt van dit recht. Dit staat voornamelijk beschreven
in het Geweerarrest
6) Beantwoord de casusvragen:
Casusvraag 1:
U bent advocaat gespecialiseerd in strafzaken. Bij u meldt zich een nieuwe cliënt, de heer Jefferson.
Jefferson vertelt u dat hij door agenten in een politieauto ‘zonder reden’ aan de kant is gezet. Toen de
agenten vervolgens in zijn auto keken, zagen zij op de achterbank een envelop met daarin ‘aardig wat’
contant geld. Die vondst was volgens Jefferson reden om hem aan te houden. U wilt beoordelen of het
handelen van de agenten rechtmatig was. U vraagt daarom het dossier op. Daarin zit het proces-verbaal
van bevindingen van de agenten die Jefferson hebben aangehouden. Dit proces-verbaal houdt onder
meer het volgende in:
“Wij, verbalisanten, Bastiaan Hendrik de Korte (NR9898), brigadier van politie Eenheid Amsterdam en
Ciska Janssen (NR2121), hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, verklaren het volgende:
,Op 6 juli 2017, omstreeks 15:10 uur, reden wij op de locatie Westrandweg (A5) ten hoogte van afslag 2
richting bedrijventerrein Sloterdijk II, binnen de gemeente Amsterdam. Wij reden in een opvallend
dienstvoertuig. Aldaar zagen wij een personenauto Audi A5 Cabrio rijden, voorzien van kenteken 18-STR-
2. Wij gaven aan de bestuurder van voornoemde personenauto een stopteken als bedoeld in art. 160, lid
1, Wegenverkeerswet 1994. De personenauto kwam tot stilstand.
Ik, verbalisant De Korte, liep naar de bestuurder van de personenauto. De bestuurder opende het raam
van de bestuurdersportier. Ik vorderde de bestuurder zijn rijbewijs ter inzage af te geven. De bestuurder
overhandigde zijn rijbewijs.
De bestuurder identificeerde zich als:
Achternaam Jefferson
Voornamen Bart
Geboortedatum 1 juni 1979
Geboorteplaats Amsterdam
Geslacht Man
Burgerservicenummer 645942220
Nationaliteiten Nederlandse
Adres Bloemgracht 199
Postcode plaats 1016 KP Amsterdam
BRP-nummer 0222495466
Ik, verbalisant Janssen, stond naast verbalisant De Korte. De bestuurder van de personenauto maakte op
mij, verbalisant Janssen, een gespannen indruk. Terwijl verbalisant De Korte het rijbewijs van de
bestuurder controleerde, vroeg ik de bestuurder waarnaar hij op weg was. De bestuurder gaf aan dat hij
naar zijn werk reed. Ik, verbalisant Janssen, vroeg de bestuurder of hij zenuwachtig was. De bestuurder
verklaarde dat hij een belangrijke afspraak op zijn werk had en dat hij die niet wilde missen. Hij af aan
geen tijd te hebben voor dit soort onzin. Ik, verbalisant Janssen, vroeg de bestuurder of ik in zijn
personenauto mocht kijken, zodat hij daarna zijn weg zou kunnen vervolgen. De bestuurder verklaarde
dat wij, verbalisanten, dat niet mochten, omdat hij vond dat wij, verbalisanten, zijn privacy moesten
respecteren.
Ik, verbalisant De Korte, constateerde dat het rijbewijs van de bestuurder in orde was. Op het moment
dat ik, verbalisant De Korte, het rijbewijs aan de bestuurder terug wilde geven, zag ik op de achterbank
een envelop liggen. Ik zag daaruit een aantal biljetten van €50,- steken. Ik zag dat het een dikke stapel
biljetten was.
Ik, verbalisant De Korte, vroeg aan de bestuurder of hij mij de envelop kon overhandigen. Ik zag dat de
bestuurder daaraan gehoor gaf. De bestuurder overhandigde mij de envelop. Ik opende de envelop en
zag meerdere samengebonden stapels van biljetten van €50,-. Mij, verbalisant De Korte, is ambtshalve
bekend dat grote hoeveelheden contant geld duiden op witwassen.
Hierop heb ik de envelop en het geld in beslag genomen en B. Jefferson om omstreeks 15.14 uur
aangehouden vanwege verdenking van overtreding van artikel 420bis en/of 420bis.1 subsidiair
420quater en/of 420quater.1 Wetboek van Strafrecht.
Waarvan door ons is opgemaakt dit proces-verbaal, dat wij sloten en
ondertekenden te Amsterdam op 6 juli 2017.
, B.H. de Korte (NR9898) op ambtsbelofte
C. Janssen (NR2121) op ambtsbelofte.”
a) Is hier sprake van sfeerovergang of sfeercumulatie? Beoordeel of het optreden van de politie
rechtmatig is geweest.
Rechtsregel: wat is er relevant?
- HR geweer: gaat over sfeerovergang: voorgezette toepassing. Voorwaarden hiervoor zijn
bevoegdheidseis en geen misbruik van recht.
- Art. 160 wegenverkeerswet
- Art. 159 sub a wegenverkeerswet
- Art. 141 Sv want daarin staan bevoegdheden politieambtenaar
- Art. 94 en 95 Sr.
- Detournement de pouvoir
Hier is dus sprake van sfeerovergang en dan voorgezette toepassing.
Toepassing en conclusie
Politie is op basis van hierboven genoemde artikelen bevoegd tot het uitvoeren van de controle en de
rijbewijscheck. Agent neemt ook geld in beslag. Hiertoe is hij bevoegd op basis van 94 en 95 sr.
Is er hier sprake van detournement de pouvoir (misbruik van recht)?
Ze gaan per toeval van a naar b daarom is er voorgezette toepassing. Ze vinden de biljetten per toeval. Er
is geen misbruik van recht.
U krijgt inzage in nieuwe stukken uit het dossier tegen uw client. Daaruit blijkt dat de politie op het
moment van het stilhouden van de auto van Jefferson op de hoogte was van meerdere anonieme
meldingen waarin uw cliënt werd beschuldigd van drugshandel en het witwassen van geld.
b) Beoordeel aan de hand van deze informatie opnieuw of het optreden van de politie tegen uw cliënt
rechtmatig is geweest. Beantwoord daarbij opnieuw de vraag of sprake was van sfeerovergang of
sfeercumulatie.
In dit geval is er een aanvullende voorwaarde. Vindt je terug in twee arresten: HR Controle vs. Opsporing
& HR Dynamische verkeerscontrole er moet een aspect zitten aan die controle.
HR Controle vs. Opsporing: misbruiken van controlebevoegdheden.
- Het bestaan van een verdenking staat niet in de weg aan het uitoefenen van
controlebevoegdheden als de waarborgen van verdachte in acht genomen worden.
- De stelling dat de politie misbruik hebben gemaakt van hun controlebevoegdheid, is niet
voldoende om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een
zeer ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
- Controlebevoegdheid niet uitsluitend ter opsporing wordt aangewend (dus geen détournement
de pouvoir) EN De aan de verdachte toekomende waarborgen in acht worden genomen EN
Voldaan aan de voorwaarden voor inzet van controle- en opsporingsbevoegdheid
Hier is sprake van sfeercumulatie. Voorwaarde is dat de controlebevoegdheid niet uitsluitend mag
worden ingezet voor de opsporing en de waarborgen van de verdachte moeten in acht worden genomen
en er moet voldaan zijn aan de voorwaarden voor de inzet van controle en opsporingsbevoegdheid.
Agenten hadden wel een belang en er was een controle belang. Dus niet uitsluitend een
opsporingsbelang. Er is geen cautie gegeven, maar dat maakt in dit geval niet zo heel veel uit, omdat er
geen vraag over het geld gesteld is verder. Dus je kunt stellen dat de waarborgen van de verdachte in
acht zijn genomen.