Ontwikkelingspsychologie deel 1 , het jonge kind
GROEI, RIJPING EN ONTWIKKELING
Hoofdstuk 1; De ontwikkeling van kinderen
Mensenkind biologisch gezien te vroeg geboren in vergelijking tot andere zoogdieren na
geboorte meer tijd nodig om op eigen benen te kunnen staan en zelf voedsel te zoeken.
De vroege geboorte van een kind houdt hem lange tijd afhankelijk van verzorging die hij
krijgt aangeboren beschermingsinstinct huilen om hulp te vragen.
Instinct: aangeboren gedragsmogelijkheid (of vermogen), waartoe mens of dier vanuit
zichzelf wordt aangezet en dat in dienst staat van de overleving van de soort. Sommige
instinctgedrag treedt niet automatisch op, maar komt alleen tot bloei als kind of dierenjong
min of meer normaal heeft geleerd en is verzorgd op manieren die bij zijn soort passen.
Wat is ontwikkeling?
Ontwikkelingspsychologie vaak gezien als wetenschap die zich louter bezighoudt met
opeenvolgende zichtbare en hoorbare veranderingen die een kind in de loop van de jaren
doormaakt, wat betreft waarneming, bewegen, denken, praten, moraal, emoties,
seksualiteit, enzovoort; ontwikkelingspsychologie omvat echter meer: men zoek de
mechanismen die achter de zichtbare veranderingen schuilgaan
(Wat is ontwikkeling eigenlijk? Waarom zou er een ontwikkeling zijn? Wat zet de kinderlijke
ontwikkeling in gang? Wat houdt die ontwikkeling vervolgens gaande?).
Psychologie (ook ontwikkelingspsychologie) kent geen algemeen aanvaarde, sluitende
theorie over het wezen van de kinderlijke ontwikkeling.
Paradigma’s: theorieën die naast elkaar bestaan, elk met hun eigen samenhangende model
van ontwikkelingsprincipes en redeneerregels.
Ontwikkeling als vooruitgang
Ontwikkeling is 'verandering' en word gezien als vooruitgang. Evolutietheorie; ontwikkeling
naar steeds hogere levensvormen centraal. Alles wordt steeds beter en gaat naar een hoger
niveau. Liggen, zitten, kruipen, staan en lopen.
Charles Darwin (1809- 1882) Evolutietheorie samen met A.R. Wallace. Het trok het
Bijbelverhaal in twijfel, dus er kwam veel ophef. Hij zei dat de mens van de aap afstamde.
Sigmund Freud (Psychoanalyse) (1856- 1939) Identificatie = modeling. Psychoanalytische
theorie. Psychiater, neuroloog en zenuwarts, daarna psychoanalyticus. Droomaanduiding,
schoolleeftijd niet interessant. Karakter ontwikkeling. Omgeving heeft belangrijke invloed,
doordat zij grenzen stelt aan onbelemmerd najagen van genot. Na de oedipale fase is met
ongeveer vijf jaar de persoonlijkheidsontwikkeling afgerond. Ideeën van opvoeding Adler
,Adler zocht naar een meer typische menselijke krachtbron en drijfveer dan de fysiologisch
bepaalde seksuele drift. Kinderen zijn zich bewust van hun minderwaardigheid tegenover
volwassenen. De persoonlijkheid wordt gevormd door opeenvolgende manieren waarop
kinderen leren die minderwaardigheid te compenseren.
Wat zet de ontwikkeling in gang?
Groei: een toename in omvang, in functies en in complexiteit van de verschillende facetten
van gedrag en beleving.
Maturistisch (to mature): rijpen, volgroeien; Kinderen ontwikkelen zich volgens een
Natuurlijk Plan, ze hebben al naargelang hun leeftijd eigen vaardigheden, denkwijzen en
gevoelspatronen; als men dat zelfregulerende proces nu mar zijn gang laat gaan en niet van
buitenaf ingrijpt en modelleert, wordt een optimale eindfase bereikt (een kind heeft als hij
op de wereld komt de beschikking over een aantal aanvangsgedragingen, maar hij heeft het
ook in zich dat die gedragingen steeds veranderen en ingewikkelder worden, ongeacht
reacties uit de omgeving).
Behaviouristen (behaviour = gedrag): de kinderlijke ontwikkeling drijft volgens hen op
ervaring en leerprocessen. De belangrijkste leerprocessen spelen zich af volgens de wetten
van het effect dat gedragingen hebben. Positieve gevolgen van wat een kind doet, werken
als een versterking, negatieve gevolgen zwakken zijn gedrag af.
DNA; genen zijn de informatie dragende eenheden in het DNA. Liggen verspreidt over
chromosomen. DNA is er om een genetische eigenschap tot uitdrukking te brengen (gen)
Eigenschappen; combinatie van genen nodig.
Fromm Persoonlijkheidspsychologie; hij nam een bepaald aspect uit de psychoanalytische
theorie over de ontwikkeling van persoonlijkheid. De geboorte roept angst op, de angst
ontstaat doordat het kind zich gescheiden voelt worden van een ander wezen, en eenzaam
verder moet. Motor achter het doen en laten en de ontwikkeling van kinderen is het gevoel
van; ‘bij elkaar horen’ te herstellen. Kinderen willen zich opnieuw ‘wortelen’ vanuit een
stevige basis en hun eigen persoonlijkheid ontwikkelen.
Jean- Jacques Rousseau (Maturist) (1712- 1778) Franse denker. Opvoedingsfilosofie
gebaseerd op natuurlijke ontwikkeling. De natuur, dus het pasgeboren kind is volmaakt en
word door een verkeerde opvoeding bedorven. Een kind is van nature goed, het voelt uit
zichzelf aan wat goed is. Volwassenen nemen hun goedheid af.
Arnold Gesell (Maturist) (1880- 1961) Motorische ontwikkeling. Hij vergeleek groepen
kinderen met elkaar. Reflexen, en grijpen boeide hem.
,Maria Montessori (Maturist) (1870-1952) eerste vrouwelijke arts. Onderwijssysteem,
basisprincipe van de individuele leerling, om zich in eigen tempo en op zelf gekozen
momenten de leerstof eigen te maken.
John Locke (Behaviorist) (1632- 1704) Grondlegger van het empirisme. Alle kennis is
uiteindelijk afgeleid uit ervaring. Zijn uitspraak; ieder kind is bij de geboorte een
onbeschreven blad.
Aanleg en ervaring
Aanleg van de soort (alle kinderen delen eenzelfde aanleg – rechtop lopen, tanden wisselen)
en aanleg van het individu.
Onderscheid tussen aanleg (onder aanleg verstaan we óók wat ná de bevruchting, maar
vóór de geboorte de ontwikkeling heeft beïnvloed (ziekte van moeder of gebruik van tabak,
drugs of alcohol kan neurofysiologische ontwikkeling van kind nadelig beïnvloeden) en
erfelijkheid.
Onderscheid tussen maturisme en behaviourisme leidt tot principiële tegenstellingen in
opvattingen over individuele verschillen; als ontwikkelingspotentieel geacht wordt in kind
zelf te liggen (in zijn aangeboren rijpingsdrang) verschillen tussen kinderen zijn een
kwestie van verschillen in aanleg daartoe (ook kinderen die in vrijwel gelijke
omstandigheden opgroeien, kunnen daardoor grote verschillen te zien geven).
Ontwikkeling gestuurd door ervaring oorzaak van individuele verschillen wordt
grotendeels gelegd bij omgevingsfactoren, die sommige leerprocessen wel en andere niet
mogelijk maken. Volgens degenen die de nadruk leggen op aanleg bestaan individuele
verschillen, voor wie voornamelijk denkt aan ervaring ontstaan ze.
Wanneer zich tegenstelling voordoen, is er ook vaak een poging de twee
ontwikkelingsprincipes van aanleg en ervaring te combineren interactiemodel aanleg
en ervaring in gecompliceerde wisselwerking met elkaar beschouwd.
Behaviourisme en maturisme:
- behaviorisme: aanleg betekent ‘leermogelijkheid’
- maturisme: aanleg betekent ‘aanwezig programma’
- behaviourisme: prikkel voor ontwikkeling komt van buitenaf
- maturisme: prikkel voor ontwikkeling komt van binnenuit
- behaviourisme: verschillen ontstaan door verschil in omgeving
- maturisme: verschillen bestaan door verschil in aanleg.
Burrhus Skinner (Behaviorist) (1904- 1990) Amerikaanse psycholoog. Skinner-box; kooi voor
ratten/ duiven waar ze zichzelf door op een hendel te drukken voedsel en water leren geven.
Of het te vermijden d.m.v. een stroomstootje. Latent leren.
Jean Piaget (1896-1980) bestudeerde zijn eigen kinderen, vooral over het denken en hun
verwerking.
, Het interactiemodel
Moderne interactionele denken gaat verder dan enerzijds ‘aanleg begrenst de
mogelijkheden van ervaring’ of anderzijds ‘aanleg heeft ervaring nodig om tot ontplooiing te
komen’ wisselwerking gezien als gecompliceerder drie vromen hierbij onderscheiden
(het zich ontwikkelende kind wordt hierbij een actieve inbreng toegedacht):
1. Evocatieve wisselwerking: niet alleen de omgeving lokt uit tot bepaald soort gedrag,
maar het kind lokt door zijn gedrag net zo goed uit tot een bepaald soort omgeving; Gaat
vooral op voor de niet-materiële omgeving, vooral voor het gedrag van andere mensen en
nog weer specifieker dat van de ouders.
Kind roept al naargelang zijn aanleg in zijn omgeving bepaalde reacties wel of juist
niet op.
2. Actieve wisselwerking: elk kind schept min of meer zijn eigen omgeving, echter niet
alleen door gedrag omgeving bestaat voor kind alleen voor zover zijn genetische aanleg
het hem mogelijk maakt die waar te nemen; wil de omgeving invloed hebben, dan moet er
iets zijn wat het kind aanspreekt; verschillen in aanleg maken dat er door het kind selectief
wordt waargenomen.
Kind neemt uit de omgeving alleen datgene op wat aansluit bij zijn aanleg.
3. Passieve wisselwerking: deze is beperkt tot huiselijk milieu (omgeving die op basis van
erfelijkheid het meest aansluit bij de kinderlijke aanleg » wordt vormgegeven door de
ouders; die doen dat in overeenstemming met hun eigen, voor een deel eveneens
aangeboren eigenschappen); kinderen delen ongeveer helft van genen met vader en
moeder daardoor kans vrij groot dat zij in het huiselijk milieu dat hun ouders creëren
aansluiting vinden voor hun eigen aangeboren neigingen en voorkeuren.
De omgeving die ouders creëren past bij het kind, omdat hij genetisch op hen lijkt.
Apart facet van verband tussen aanleg en omgeving betreft wat men het verschil tussen
vorm en inhoud zou kunnen noemen (als men ervan uitgaat dat een kind de aangeboren
potentie heeft om te leren spreken, dan hangt het van de omgeving af in welke taal (inhoud)
zich dat zal afspelen; kind heeft het in zich een sociaal wezen te zijn, maar de opvattingen,
gewoonten, normen en waarden die samen zijn socialisatie zullen gaan uitmaken zijn
afhankelijk van wat hoort bij zijn cultuur).
Wat houdt ontwikkeling gaande?
Behaviourisme: mechanisme van versterking en uitdoving, beloning en straf, positieve of
negatieve reinforcement.
Psychoanalytische gedachtegang: botsing tussen de wensen van het Es en de eisen van de
culturele omgeving, die door bemiddeling van het Ego steeds in nieuwe vormen met elkaar
moeten worden verzoend.
Piaget (constructivistisch): gaat ervan uit dat een kind voortdurend bezig is constructies te
maken van de werkelijkheid om die op zijn manier te kunnen begrijpen; ontwikkeling vindt
plaats doordat kind zich realiseert dat zijn constructie niet meer past (cognitieve evenwicht