Arresten Strafrecht 3 2017/2018. Bevat een schematische uitwerking van alle verplichte arresten. Het schema bevat de rechtsvraag, een kort antwoord daarop, de casus, de belangrijkste overwegingen en de (geparafraseerde) rechtsregel.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave...................................................................................................................................2
Week 1A: Inleiding tot strafvordering.....................................................................................................3
Week 1B: Voorbereidend onderzoek......................................................................................................5
Werkgroep 1.......................................................................................................................................9
Week 2a: De rechter en het Openbaar Ministerie................................................................................12
Week 2b: De verdachte en zijn raadsman; het slachtoffer....................................................................16
Werkgroep 2.....................................................................................................................................21
Week 3a: Dagvaarding en tenlastelegging............................................................................................25
Week 3b: Het onderzoek ter terechtzitting...........................................................................................27
Werkgroep 3.....................................................................................................................................33
Week 4a: Het wettelijk bewijsstelsel....................................................................................................37
Week 4b: Getuigenbewijs en art. 6 EVRM............................................................................................41
Werkgroep 4.....................................................................................................................................44
Week 5a: Bewijsuitsluiting....................................................................................................................46
Week 5b: Strafvermindering en niet-ontvankelijkheid OM...................................................................55
Werkgroep 5.....................................................................................................................................60
Week 6a: Het vonnis en motiveringskwesties.......................................................................................62
Week 6b: Strafmotivering.....................................................................................................................64
Werkgroep 6.....................................................................................................................................67
2
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
,Strafrecht 3 Arresten 2017/2018
Week 1A: Inleiding tot strafvordering
Naam Dronken broer
Rechtsvraag Moet het herzieningsverzoek ex art. 457 lid 1 Sv in casu worden
gehonoreerd?
Kort antwoord Ja
Samenvatting feitencomplex Francois wordt veroordeeld voor het rijden onder invloed. Het
vonnis gaat in kracht van gewijsde, waarna een
herzieningsverzoek op grond van art. 457 lid 1 Sv wordt gedaan.
Niet Francois, maar zijn broer zonder rijbewijs Michel zou hebben
gereden. Dit ‘novum’ zou, als het bekend was geweest ten tijde
van het proces, wellicht tot een ander oordeel hebben geleid. A-G
Van Dorst betoogt dat de aanvraag ontvankelijk is voorzover het
betrekking heeft op de opgelegde straffen wegens rijden onder
invloed. De aanvraag zou echter niet-ontvankelijk zijn voor zover
het betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de eerder aan
Francois voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de
rijbevoegdheid.
Belangrijkste overwegingen 2.1
De aanvrage berust op de stelling dat te dezen sprake is van een
omstandigheid, welke bij het onderzoek ter terechtzitting de
rechter niet is gebleken en die op zich zelve of in verband met de
vroeger geleverde bewijzen met de bestreden uitspraak niet
bestaanbaar schijnt in dier voege dat het ernstige vermoeden is
ontstaan dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek der zaak niet
zou hebben geleid tot een veroordeling van de aanvrager.
2.2
De aanvrager voert hiertoe aan dat niet hijzelf doch zijn broer
Michel de bestuurder was van het motorrijtuig waarmee de
hiervoren onder 1 bedoelde feiten zijn gepleegd.
(…)
4.4
De inhoud van deze verklaringen geeft steun aan de stelling
waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager niet de
feiten heeft gepleegd.
4.5
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het Hof, ware
het met evenvermelde omstandigheid bekend geweest, de
aanvrager van het hem telastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Geparafraseerde rechtsregel Een herzieningsaanvrage van een in kracht van gewijsde gegane
einduitspraak die naast een veroordeling ook een last tot
tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf behelst
is in haar geheel ontvankelijk (anders dan de A-G betoogde).
Naam Öztürk tegen Duitsland
Rechtsvraag Hoe moet het begrip ‘criminal charge’ ex art. 6 EVRM worden
uitgelegd?
Kort antwoord Verdragsautonoom
Samenvatting feitencomplex Öztürk begaat een verkeersovertreding en krijgt een boete
opgelegd door het Duitse Openbaar Ministerie. De overtreding is
naar Duits recht geen strafbaar feit, zodat de sanctie meer een
‘bestuurlijke boete’ is. Het Duitse OM betoogt dat deze sanctie
niet onder art. 6 EVRM valt.
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
, Strafrecht 3 Arresten 2017/2018
Belangrijkste overwegingen 49. Het EVRM staat niet in de weg aan tendensen in de richting
van decriminalisering. Indien de verdragsstaten echter vrij zouden
zijn om een vergrijp nu, door het als administratief te
kwalificeren, van de werking van de grondbeginselen van art. 6 en
7 uit te sluiten, zou de toepasselijkheid van deze bepalingen
ondergeschikt worden gemaakt aan hun soevereine beslissing,
hetgeen een met ‘object and purpose’ van het verdrag strijdig
resultaat zou kunnen opleveren.
50. Bij de vaststelling of sprake is van een ‘criminal charge’ in de
autonome betekenis van art. 6, steunt het Hof op criteria uit het
Engel-arrest. Ten eerste moet worden vastgesteld of de bepaling
die het vergrijp in kwestie definieert volgens het nationale
rechtssysteem tot het strafrecht behoort; vervolgens moeten het
karakter van het vergrijp en tenslotte, de aard en zwaarte van de
sanctie welke betrokkene riskeerde, worden onderzocht. Daarbij
moeten ‘object and purpose’ van art. 6, de normale betekenis van
de termen in art. 6 en de wetgeving van de verdragsstaten in het
oog worden gehouden.
52. De indicatie welke het nationale recht van de verdragsstaat
geeft heeft overigens maar een beperkte waarde. Het tweede
criterium — de wezenlijke aard van het vergrijp, mede bezien in
samenhang met de aard van de bijbehorende sanctie — weegt bij
de beoordeling zwaarder.
53. In de grote meerderheid van de verdragsstaten worden
vergrijpen als het onderhavige nog steeds tot het strafrecht
gerekend. Bovendien heeft de bijbehorende sanctie, een
geldboete, een — voor strafsancties kenmerkend — punitief
karakter. De rechtsregel die door klager is overtreden is niet
gericht tot een bepaalde groep personen met een bijzondere
hoedanigheid — zoals bijv. het tuchtrecht — maar tot alle burgers
in hun kwaliteit als weggebruikers. Van weinig belang is of het
wettelijk voorschrift dat door klager is overtreden beoogt de
rechten en belangen van anderen te beschermen of slechts aan de
eisen van het wegverkeer tegemoet wil komen. Deze twee
doeleinden sluiten elkaar niet uit. Bovendien wordt door het
algemene karakter van de rechtsregel en doordat het oogmerk van
de sanctie zowel bestraffing als afschrikking is voldoende
aangetoond dat het onderhavige vergrijp van strafrechtelijke aard
was. Feit dat het i.c. om een klein vergrijp ging kan niet leiden tot
niet-toepasselijkheid van art. 6. Geen aanwijzingen dat een
‘strafbaar feit’ in de zin van het EVRM een zekere mate van ernst
moet bezitten. Ware dit anders, dan zou een verdragsstaat, door
bepaalde feiten als lichte overtredingen aan te merken, de
mogelijkheid hebben ze van de werking van art. 6 uit te zonderen,
hetgeen in strijd met ‘object and purpose’ van art. 6 zou zijn
Geparafraseerde rechtsregel Het EHRM hanteert een autonome uitleg van het begrip ‘criminal
charge’ in de zin van art. 6 EVRM. De nationale classificatie is
daarvoor niet doorslaggevend, maar de aard van het vergrijp en de
bestraffende en afschrikkende aard van de sanctie.
Naam Kruslin en Huvig tegen Frankrijk
Rechtsvraag Kan, gelet op art. 8 EVRM, de bevoegdheid van een rechter-
commissaris om telefoons af te tappen of daartoe een machtiging
te geven worden ingelezen in de algemene taak om de zaak tot
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper edwin7788. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.