Forensische Psychopathologie: Uitgebreide samenvatting (2023)
Ivyvanekert
Samenvatting Forensische Psychopathologie
Inhoudsopgave & Informatie
Hoorcollege 1.1: Forensische Psychopathologie & Diagnostiek in het Klinisch Veld .............. 2
Hoorcollege 1.2: Verslaving en Negatieve Ervaringen in de Kindertijd in de Forensische
Psychiatrie: Onderbelicht en Onderbehandeld?..................................................................... 7
Hoorcollege 2: Forensische Psychopathologie Symptomen/ Syndromen en Behandeling (As-
I DSM 5) ............................................................................................................................... 11
Hoorcollege 3.1: Sociale Informatieverwerking, Fysiologie en Agressie (Hostile Attribution
Bias) .....................................................................................................................................20
Hoorcollege 3.2: Associations/ Changes over Time of Risk and Protective Factors in (Sex)
Offenders: A Longitudinal Design and Network Design .........................................................26
Hoorcollege 4: Psychose & Persoonlijkheidsstoornissen ......................................................29
Hoorcollege 5: Sociale Netwerken en Psychopathologie ......................................................38
Hoorcollege 6: Psychopathologie, ADHD, ASS & LVB ..........................................................43
Hoorcollege 7: Casusbespreking Partnergeweld en Geweld in het Algemeen ......................52
Hoorcollege 8: Parafiele Stoornis .........................................................................................56
Artikel 1: The Long-Term Changes in Dynamic Risk and Protective Factors Over Time in a
Nationwide Sample of Dutch Forensic Psychiatric Patients ..................................................64
Artikel 2: A Latent Class Analysis of Forensic Psychiatric Patients in Relation to Risk and
Protective Factors ................................................................................................................66
Artikel 3: Longitudinal Network Structure and Changes of Clinical Risk and Protective Factors
in a Nationwide Sample of Forensic and Psychiatric Patients ...............................................68
Artikel 4: On the Explanation of the Hostile Attributional Bias: Traumatic Experiences,
Schemas, and Migrant Status...............................................................................................69
Artikel 5: Hostile Attribution Bias and Aggression in Adults. A Systematic Review ................71
Artikel 6: Associations Between Psychotic Symptoms and Substance Use in Young Offenders
.............................................................................................................................................72
Artikel 7: Impulsive and Premeditated Aggression in Male Offenders with Antisocial
Personality Disorder .............................................................................................................73
Artikel 8: Long-stay Patients With and Without Intellectual Disability in Forensic Psychiatric
Settings: Comparison of Characteristics and Needs .............................................................74
Artikel 9: Predictive Validity of the HKT-R Risk Assessment Tool: Two and 5-Year Violent
Recidivism in a Nationwide Sample of Dutch Forensic Psychiatric Patients .........................77
Artikel 10: Relations Between Self-Reported Adverse Events in Childhood and
Hypersexuality in Adult Male Sexual Offenders ....................................................................79
Artikel 11: Distorted Cognition Related to Male Sexual Offending: The Multi-mechanism
Theory of Cognitive Distortions (MMT-CD) ...........................................................................81
Deze samenvatting dient voor het vak Forensische Psychopathologie (500848-M-6)
aan Tilburg University voor de Master Klinisch Forensische Psychologie, collegejaar
2023-2024. Afbeeldingen komen uit de slides/ colleges van het desbetreffende vak.
, Forensische Psychopathologie: Uitgebreide samenvatting (2023)
Ivyvanekert
Hoorcollege 1.1: Forensische Psychopathologie &
Diagnostiek in het Klinisch Veld
Forensische Psychopathologie
Forensische psychopathologie is gebaseerd op 3 verschillende pijlers:
• Classificatie a.d.h.v. de DSM-5 diagnoses (axis-I – axis-V).
• Risico- en beschermende factoren a.d.h.v. risicotaxatie instrumenten, zoals
HCR-20v3, HKT-R, Static Stable Acute, FARE.
• Karakteristieken van het delict: ernst van de verwondingen, geslacht/ leeftijd
van het slachtoffer (vooral bij seksuele delinquenten), recidive in het verleden.
Deze drie pijlers kunnen ons vertellen wat er aan de hand is met een persoon.
RNR-Model
De presentatie van vandaag gaat specifiek over de daderbeoordelingen die gebruik
maken van het Risk/ Need/ Responsivity (RNR) model. Het RNR-model werd
ontwikkeld in de jaren 1980 en voor het eerst geformaliseerd in 1990. Het werd met
toenemend succes gebruikt om daders niet alleen te beoordelen, maar ook te
behandelen in de VS, Canada en over de hele wereld. Om de rol van RNR in de
beoordeling van daders te begrijpen, moeten we eerst de principes zelf begrijpen.
• Risicoprincipe (Risk): de behandeling en intensiteit van de behandeling moet
aansluiten bij het risico en recidiverisico van de dader.
֍ Kans op crimineel gedrag/ recidive.
֍ Risiconiveau: prioriteit geven aan toezicht en behandeling voor cliënten
met een hoger risico.
֍ Mate van veiligheid.
֍ Wie moet er behandeld worden?
Een ernstig misdrijf vereist een intense therapie. Wanneer er een intense
therapie op een mild misdrijf wordt gezet, kan dit criminogeen werken, oftewel
dat de dader zich meer crimineel gaat gedragen.
• Iemand met een laag recidiverisico kan door een lange
gevangenisstraf in aanmerking kome met andere criminelen en
daardoor makkelijker op een nog verkeerder pad komen.
• Behoefteprincipe (Need): behandelen van criminogene needs (=
risicofactoren die hebben geleidt tot het delict).
֍ Op welke gebieden in het leven van een overtreder moet worden
ingegrepen/ toezicht worden gehouden om de kans op toekomstig
crimineel gedrag te verkleinen?
֍ Enkel de problematiek behandelen die gerelateerd is aan het
delictgedrag.
֍ Wat moet er behandeld worden?
• Responsiviteitsprincipe (Responsivity): de behandeling moet aansluiten bij
de capaciteiten van de dader.
֍ Welke persoonlijke sterke punten en/of specifieke individuele factoren de
effectiviteit van de behandeling kunnen beïnvloeden.
2
, Forensische Psychopathologie: Uitgebreide samenvatting (2023)
Ivyvanekert
֍ Algemene responsiviteit: stelt dat daderbehandelingsprogramma's het
vermogen van de dader om te leren/ veranderen, moeten maximaliseren
door cognitieve/ gedragsmatige behandeling te bieden.
Core correctionele praktijken zoals prosociale modellering, het juiste
gebruik van bekrachtiging en sancties, en probleemoplossing (onder
andere) zijn enkele van de specifieke vaardigheden die
vertegenwoordigd zijn in een cognitieve sociale leerbenadering.
֍ Specifieke responsiviteit: specifiek aanpassen aan de delinquent,
zoals motivatie voor therapie, persoonlijkheid en de leerstijl/ intelligentie.
֍ Hoe wordt er behandeld?
Het risicoprincipe vertelt ons op wie we ons moeten richten, namelijk de dader met het
hoogste risico. Een assessment gebaseerd op het RNR-model is dus in staat om zo
nauwkeurig mogelijk daders te identificeren en in te delen in categorieën van
risiconiveau. Hoe hoger het risico, hoe groter de kans op recidive en dus hoe meer
diensten/ sancties ze nodig hebben. Dader met een hoog risico worden behandeld
door middel van het verminderen van de dynamische risicofactoren.
Behoefte Principe: Criminogene Behoeften
Criminogene behoeften zijn dynamische of "veranderlijke" risicofactoren die
bijdragen aan de waarschijnlijkheid dat iemand een misdaad zal plegen of gaat
recidiveren. Veranderingen in deze behoeften/ risicofactoren worden in verband
gebracht met veranderingen in recidive. Veranderingen kunnen worden veroorzaakt
door veel verschillende redenen. Eén van die redenen is het aanbieden van
behandeling/ diensten /interventies.
Als een dader met succes een effectief evidence-based programma doorloopt,
zou zijn/ haar risiconiveau moeten dalen, gemeten aan de hand van
veranderingen in zijn/ haar criminogene behoeften.
Er zijn veel gebieden van behoefte in het leven van een dader, maar slechts sommige
zijn criminogeen, dat wil zeggen, slechts sommige gebieden zijn direct gekoppeld aan
crimineel gedrag en zijn vatbaar voor verandering.
Central 8
Uit meta-analyses en systematic reviews is gebleken dat er 8 belangrijke criminogene
behoeften zijn. Deze Central 8 risicofactoren vertegenwoordigen zeven belangrijke
criminogene behoeften die beoordeeld moeten worden en waar behandeling/
dienstverlening op gericht moet worden. (Vergeet niet dat een geschiedenis van
antisociaal gedrag GEEN criminogene behoefte is, aangezien dit een statische
risicofactor is (= onveranderbaar)). Een RNR-beoordelingsinstrument zorgt ervoor dat
op al deze gebieden informatie wordt verkregen om de gebieden met de hoogste
behoeften voor de dader te beoordelen.
• Antisociale houding: leidt tot rationalisering van crimineel gedrag.
• Antisociale leeftijdgenoten.
• Antisociaal persoonlijkheidspatroon: leidt tot impulsiviteit.
• Geschiedenis van antisociaal gedrag (statisch).
• Familie/ echtelijke factoren.
• Gebrek aan prestaties in onderwijs/ werk.
• Gebrek aan prosociale vrijetijdsactiviteiten.
• Middelenmisbruik.
3
, Forensische Psychopathologie: Uitgebreide samenvatting (2023)
Ivyvanekert
Big Four (directe invloed) Moderate Four (indirecte invloed)
Antisociale houding Familie/ echtelijke factoren
Antisociale leeftijdgenoten Gebrek aan prestaties in onderwijs/ werk
Antisociaal persoonlijkheidspatroon Gebrek aan prosociale
vrijetijdsactiviteiten
Geschiedenis van antisociaal gedrag Middelenmisbruik
Niet-Criminogene Behoeften
Niet-criminogene behoeften zijn misschien legitieme behoeften van daders, maar
onderzoek heeft aangetoond dat ze geen significante correlatie hebben met crimineel
gedrag, maar eerder een indirecte invloed op een versterkende of beschermende
manier.
• Eigenwaarde en identiteit.
• Angst.
• Gebrek aan steun van ouders.
• Problemen met slachtofferschap.
• Vijandigheid.
• Ontwikkelingsproblemen.
• Leerproblemen.
• Stress, gedachten, overtuigingen, ...
Voorbeelden
• Pro-criminele houdingen: Het veranderen van attitudes door behandeling van
pro-crimineel naar prosociaal zal leiden tot minder crimineel gedrag en meer
prosociaal gedrag (wat je denkt, beïnvloedt hoe je je gedraagt).
• Eigenwaarde: Het verhogen van het gevoel van eigenwaarde zonder
veranderingen in pro-criminele houdingen, loopt het risico te resulteren in
zelfverzekerde criminelen. Verlaging van het gevoel van eigenwaarde kan
leiden tot ellendige criminelen. De waarschijnlijkheid van het veranderen van
crimineel gedrag kan wel of niet veranderen als functie van het gevoel van
eigenwaarde.
Desondanks deze risicofactoren niet criminogeen werken, zijn ze alsnog belangrijk om
mee te nemen in effectieve RNR-beoordeling, omdat een zelfde factor, zoals stress,
anders kan werken voor iedere delinquent. De ene kan er meer door beïnvloedt
worden dan de ander, aangezien het afhankelijk is van de psychopathologie.
Effectiviteit van RNR-Model
Aan hoe meer principes van RNR-model de therapie voldoet, des te
beter dit zal zijn voor de vermindering van het recidiverisico. Als geen
enkel van de principes worden gebruikt, wordt het recidiverisico
vergroot. Het recidiveniveau zal stijgen doordat er op een licht
vergrijp een zware behandeling wordt gezet. Mensen die poliklinisch
behandeld worden, hebben een lagere recidiverisico doordat ze
meer gemotiveerd zijn (omdat ze vrijwillig komen) en hun
problematiek is minder ernstig (ze zijn niet gedwongen opgenomen).
• Hoog risico daders hebben meer behandeling en supervisie nodig, om een
afname in recidive te realiseren.
4