Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Werkcolleges
Veterinaire volksgezondheid – Werkcolleges
Werkcollege 1: One Health, veterinaire volksgezondheid en de dierenarts
Tekst “Het dierlijke in de mens”
Zoönosen zijn infectieziekten die op natuurlijke wijze tussen gewervelde dieren en mensen kunnen worden
overgedragen, evt via een vector. Behandelaars aan de veterinaire kant en de humane kant kijken hier op hele
verschillende manieren naar. Veterinairen zijn gericht op public health en preventie, en humane artsen vinden dat
zoönosen een onderdeel zijn van het totale pakket aan infectieziekten: zij houden zich niet bezig met waar
infectieziekten vandaan komen, alleen maar met de diagnostiek en behandeling. Veterinairen zijn van mening dat de
mens zich bewust moet worden van de gevaren die ons omringen. Onze directe leefomgeving wordt ‘vervuild’ door
dieren en dat heeft invloed op de volksgezondheid. Kortom, over zoönosen staat in de gezondheidszorg geen
eenduidige gedachtevorming. Of iets wel of niet een major issue is, hangt sterk af van de omstandigheden. Een snelle
verspreider is gevaarlijker dan een ziekte die maar op 1 plek blijft.
Bij Nederlandse veehouders is genoeg kennis aanwezig over ziekteverwekkers in dieren en het potentiële gevaar
daarvan voor mensen. We hebben een Vleeskeuringswet, Warenwet en veterinair toezicht (sinds de jaren 20 v/d
vorige eeuw). In de EU-richtlijnen is echter niets terug te vinden van voortschrijdend inzicht: dieren worden nog steeds
gescreend op zaken die niet meer voorkomen – zoals Trichinose bij varkens – en soms niet op wel relevante ziekten
zoals Toxoplasmose. De sector diergeneeskunde zou een certificeringssysteem moeten opzetten over de hele
productieketen zodat boeren zich er wel aan móeten houden. Humane artsen vinden dat we nuchter moeten blijven.
Als zich echter wel een probleem voordoet, weet de huisarts soms niet hoe te handelen. Nascholing wordt niet
opgelegd, dus alleen geïnteresseerde huisartsen weten dit. Maar ook dierenartsen zijn beperkt in hun kennis, ze
richten zich maar op 1 diergroep. Een ander probleem is de reislust van de hedendaagse mens, daarom is het
belangrijk dat artsen een buitenlandanamnese afnemen.
Artikel “The evolution of One Health: a decade of progress and challenges for the future”
Wereldwijd hebben diergeneeskundigen het concept van One Health gepromoot om zaken als voedselveiligheid,
antibioticaresistentie, klimaatverandering en de mens-dierrelatie aan te kaarten. Rond 2005 werden voor de eerste
keer aanbevelingen gedaan (de “Manhattan Principles”) over One Health. Sinds 2007 heeft het concept globale
erkenning gekregen. One Health promoot gezondheid door interdisciplinair onderzoek en ingrijpen, met betrekking op
alle diersoorten en mensen. Daarbij staat Health voor een staat van compleet fysiek, mentaal en sociaal welzijn.
Een andere definitie van One Health is een wereldwijde strategie om interdisciplinaire samenwerking en
communicatie te stimuleren op het gebied van gezondheid van mens, dier en milieu.
Controleren van infectiezieken: One Health is geboren en wordt gedreven uit angst. Introductie van het
concept zorgde ervoor dat grote internationale instellingen (WHO, FAO, OIE, World Bank) samen gingen
werken om de dreiging van ‘emerging zoonotic diseases’ (op dat moment was dat een nieuwe griepepidemie)
in kaart te brengen en oplossingen te zoeken.
Controleren van niet-infectieuze ziekten: veel onderwerpen werden eerst niet als relevant gezien met
betrekking tot zoönosen, maar worden nu gezien als bijdragend aan de promotie van gezondheid in een
bredere context: bijvoorbeeld de mens-dier band, honden die kanker kunnen opsporen, etc.
,Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Werkcolleges
Een ander belangrijk aspect van One Health is educatie. Dit kan worden verdeeld in educatie van professionals
(conferenties, symposia, workshops) en van studenten die hierin geïnteresseerd zijn, en natuurlijk van het publiek.
Uitdagingen voor de toekomst:
Concrete plannen voor implementatie van One Health
Definiëren van de kosten en baten
Communiceren van de relevantie/importantie van One Health
ww.oneworldonehealth.org
www.onehealthinitiative.com
Brochure “CALLISTO”
CALLISTO = Companion Animal multisectorial interprofessional and
interdisciplinary strategic think tank on zoonoses.
Gezelschapsdieren: gedomesticeerde of gevangen dieren die
permanent in een gemeenschap van mensen leven voor gezelschap,
vermaak en/of werk of psychologische ondersteuning.
Responsible Pet Ownership (RPO): zorgplicht gebaseerd op het
principe dat dieren een intrinsieke waarde hebben, van mensen
afhankelijk zijn voor hun gezondheid en welzijn, en deel zijn van een
ecosysteem.
CALLISTO focust op het inventariseren van risicofactoren voor de
verspreiding van ziekten binnen gezelschapsdierenpopulaties en naar mensen. De ziekten die de basis vormen voor
een meer gedetailleerde risico-assesment zijn volgens CALLISTO:
- Viraal Crimean-Congo hemorragische koorts virus, West Nile virus, MKZ, rabiës, blauwtong
- Parasitair Echinococcose, Leishmaniose, Toxoplasmose, Giardia, Toxocara
- Bacterieel Campylobacter, Leptospirosa, Salmonella, Bartonella, ESBL-producerende bacteriën
o Campylobacteriose en salmonellose zijn de meest gerapporteerde zoönosen.
- Infecties door bijtwonden
Aanbevelingen van CALLISTO zijn:
1. Tracing van de bewegingspatronen van gezelschapsdieren zwerfdieren, chippen, binnen de EU,
verspreiding van vossen (rabiës), mortaliteit vastleggen tijdens transport
2. Educatie en communicatie voordelen en risico’s van het hebben van een huisdier, Responsible Pet
Ownership, bijscholing One Health voor professionals.
3. Surveillantie en infectiecontrole Europees netwerk voor monitoring van zoönoseprevalentie, surveillantie
van antibioticaresistentie, onderzoek naar significantie van specifieke pathogenen, monitoren van dieren die
buiten de EU reizen, verbeterde rapportage mogelijk van zoönosen.
4. Risk assessment case control studies, risicofactoren achterhalen, pathogeniciteit voor mensen achterhalen
van bepaalde pathogenen, transmissiedynamiek onderzoeken van infectieziekten
5. Nieuwe manieren van diagnostiek, preventie en therapie regulatie van antibiotica (CIA’s = critically
important antibiotics), nieuwe antibiotica, sneltesten ontwikkelen, vaccinaties ontwikkelen, certificering van
diagnostiek.
Zelfstudievragen
1. Geef in je eigen woorden definities voor One Health en voor Veterinary Public Health.
One Health is het concept waarin interdisciplinair wordt samengewerkt om gezondheid en welzijn van mens, dier en
milieu te verbeteren. Overlapping tussen humane en veterinaire geneeskunde.
Veterinary Public Health = het onderdeel v/d volksgezondheid waar veterinairen invloed op hebben.
2. Licht toe welke One Health / VPH thema’s terugkomen in de afbeelding op blackboard (titel: foto wc 1).
Noem minstens 4 thema’s en licht toe wat de One Health/ VPH aspecten zijn van de thema’s.
- Mensen die groenten verbouwen hier komen dieren mee in contact en het heeft een bepaald effect op het milieu,
en dit kan zijn weerslag weer hebben op de kwaliteit van de verbouwde groenten.
- Een rivier die door de stad stroomt hier leven dieren in, poepen vogels in, etc, en mensen vermaken zich met
bootjes etc en komen zo ook in contact met het water.
- Een speeltuintje kinderen spelen hier, dieren kunnen hier ook komen
- Er vliegen vogels rond die invloed hebben op het milieu en infectieziekten kunnen overdragen.
,Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Werkcolleges
3. Vanuit welke functies kun je als dierenarts werken aan One Health / VPH? Licht toe.
Je kan bij de overheid of bijv. een onderzoeksinstantie zoals het NCOH gaan werken en dan beleidsplannen maken
mbt One Health of controleur zijn. Je kan ook als dierenarts mensen voorlichting geven en bijv. niet te veel antibiotica
gebruiken. Of vanuit de wetenschap als onderzoeker.
4. Welk ‘bolletje’ mis je nog in de figuur op pagina 5 van de Callisto brochure?
Ecologie
Vraag du jour
Veterinaire volksgezondheid is van belang bij...
a. Advies bij de preventie van psittacose bij kleindiertentoonstellingen. Juist
b. Voorlichting aan veehouders over het droogzetten van koeien. Juist
c. Beleidsondersteunende advisering voor de Europese Commissie. Juist
d. Secties op dood aangetroffen wilde dieren. Juist
e. Advies aan een hondeneigenaar over tandsteen verwijderen. Onjuist
f. Advies aan een hondeneigenaar over enten tegen leptospirose. Juist
g. Advies aan een eigenaar over het enten tegen hondenziekte of HCC. Onjuist
h. Advies aan hondeneigenaar over ontwormen. Juist
1/3e van de gevallen van Guillan-Barré komt door influenzavaccinatie.
Werkcollege 2: Voedselvergiftigingen en voedselinfecties
Ziekte door besmet voedsel:
- Ongeveer 250.000 ziektegevallen per jaar door toxinen van S. aureus
- Ongeveer 150.000 ziektegevallen per jaar door toxinen van C. perfringens
- Ongeveer 100.000 ziektegevallen per jaar door het Norovirus
- Ongeveer 50.000 ziektegevallen per jaar door het Rotavirus en door B. cereus toxine
- Ongeveer 40.000 ziektegevallen per jaar door Campylobacter
- Ongeveer 20.000 ziektegevallen per jaar door Salmonella
Maar als je naar sterfte kijkt, staat Salmonella bovenaan (22 per jaar), daarna Campylobacter (16 per jaar).
Infectie met Salmonella kan zorgen voor gastro-enteritis. Dit kan overgaan in reactieve arthritis, prikkelbare
darmsyndroom, IBD, septicemie. Alleen sepsis kan overgaan in sterfte.
Als je naar DALYs per jaar kijkt heeft Toxoplasma gondii de hoogste ziektelast. Op nummer 2 staat Campylobacter en
als derde Salmonella en de toxines van S. aureus. Voedselinfecties zorgen bij elkaar voor een ziektelast van zo’n
5800 DALYs per jaar, daarmee staat het onder o.a. hart- en vaatziekten, beroerte, angststornissen, longkanker,
COPD, longontsteking, urineweginfecties en sepsis. Alleen AIDS is lager (3800).
De ziektelast per voedselgroep is het grotst bij rund- en lamsvlees (16%), varkensvlees (23%) en pluimveevlees
(17%). Vis en schelpdieren zijn maar voor 6% verantwoordelijk. Vlees, zuivel en eieren zijn samen verantwoordelijk
voor 2/3e van de ziektelast.
De kosten bedragen 66 miljoen euro per jaar. Dit komt vooral door toxinevormers en Campylobacter.
Zelfstudievragen
1. Er zijn een paar zeer bekende/beruchte uitbraken van voedselgerelateerde problemen op
cruiseschepen. Waardoor zijn deze veroorzaakt? Waarom zijn er naderhand op hetzelfde cruiseschip
herhalingen van dit probleem voorgekomen? Welke maatregelen zijn/moeten worden uitgevoerd om
de uitbraak te beteugelen? Norovirus. Dit is geen zoönose maar gat van mens op mens, want virusdeeltjes
worden uitgebraakt. Virussen zijn erg resistent dus schepen zijn lastig virusvrij te krijgen. Het Norovirus is
maar gedeeltelijk voedselgerelateerd dus alleen via voeding kan je het niet voorkomen.
2. Er is veel onduidelijkheid over het aantal voedselinfecties en intoxicaties. Hoe kan dit?
Vaak kan een infectie niet meer gerelateerd worden aan het oorzakelijke voedsel. In werkelijkheid zouden dus
heel veel onverklaarde infecties door voedsel veroorzaakt kunnen zijn. Niet alle gevallen worden bovendien
gerapporteerd.
3. Waarom kan je traditionele droge worstsoorten zoals Hongaarse salami, harde Hollandse kaas en
zuurkool ongekoeld bewaren? Hongaarse salami is gedroogd en er wordt zout aan toegevoegd om de
wateractiviteit te verlagen. De wateractiviteit kan tussen 0 (geen water) en 1 (volledig water) liggen. Onder
een Aw van 0,6 kan geen enkel micro-organisme meer groeien.
Zuurkool is erg zuur: onder een pH van 3,5 kunnen de meeste bacteriën niet meer groeien en zal het dus
minder snel bederven.
, Diergeneeskunde jaar 3 Veterinaire Volksgezondheid Werkcolleges
4. Welke veroorzakers van voedselinfecties en intoxicatie ken je? Campylobacter, E. Coli, listeria,
trichinella, toxoplasma, echinococcus, staphylococcen, clostridium, salmonella, etc.
Yersinia en Listeria kunnen in de koelkast goed groeien.
Surveillance piramide Salmonella: we weten hoeveel in het ziekenhuis en bij de huisarts gerapporteerd wordt. Dit
wordt geëxtrapoleerd naar in hoeverre dit voorkomt in de bevolking. Maar dit is dus niet per se betrouwbaar.
De meeste ziektegevallen worden veroorzaakt door toxineproducerende micro-organismen (S. aureus en C.
perfringens, B. cereus). Hier gaan echter maar weinig mensen aan dood. Aan Toxoplasma, Listeria, Campylobacter en
Salmonella gaan relatief veel meer mensen dood.
Bij het bepalen van de belangrijkste pathogeen kijk je niet alleen naar aantal en sterfte, maar ook naar wat het
pathogeen doet. Dit geef je aan in DALYs (disability adjusted life years) per jaar = ziektelast. Dit is de hoeveelheid
probleemtijd die een ziekte veroorzaakt. Je verliest gezonde levenstijd. De ziektelast is het hoogst bij toxoplasma: er
gaan hele jonge baby’s dood (abortus) of een baby loopt levenslange schade op door infectie.
Rundvlees veroorzaakt relatief veel DALYs ondanks dat het weinig gegeten wordt: het wordt vaker rauw gegeten.
Het RIVM zegt dat er 25000 mensen per jaar aan voedselgerelateerde problemen overlijden, maar dit komt
grotendeels door mensen die teveel eten en hierdoor ziek worden.
Voedsel INFECTIE INTOXICATIE: Bacillus, Stafylococcus, Clostridium
Incubatietijd >12 uur (kan weken duren) Incubatietijd 0,5 – 6 uur
Diarree, braken, koorts, kramp, ziek Braken, diarree, misselijkheid. <6 uur symptomen
Micro-organisme groeit in/op het voedsel en wordt Vormt endosporen (in aarde, stof, onverwerkt
opgenomen door consumptie van het voedsel. Het plantaardig materiaal, rijst, deegwaren). Toxine is al
lichaam wordt gekoloniseerd – dit kost tijd - en dit gevormd voor het voedsel geconsumeerd wordt. Is
veroorzaakt ziekte. Pas na een tijdje kunnen toxines hittestabiel en behoudt dus intoxicatiecapaciteit na
worden gevormd om je ziek te maken. Je krijgt bereiding. Sporen kunnen bij voldoende tijd ook
ontsteking en dus veel meer celschade, koorts, etc. Dus uitgroeien tot nieuwe toxinevormende bacteriën.
meer symptomen.
Antibioticumtherapie Zelflimiterend (diarree en braken ruimen toxines op en
geen sprake van celschade snel herstel)
Bacteriologisch onderzoek op feces Bacteriologisch onderzoek kan negatief zijn (bacterie
kan weg zijn terwijl toxine nog aanwezig is). Feces op
toxinen onderzoeken kan wel maar is lastig.
Kunnen we kippen vrij krijgen van Campylobacter? een groot voordeel is dat campylobacter niet via het ei gaat. Dus
een positief moederdier kan alsnog negatieve kuikens krijgen. Een nadeel is dat het lastig is om alle routes goed in
beeld te brengen, en dat het moeilijk is om een negatief bedrijf ook negatief te houden. En wat moet je doen met alle
positieve dieren?
Decontamineren in slachthuizen? kan gevaarlijk zijn voor de uitvoerende medewerkers. De kwaliteit moet ondanks
de decontaminatie wel goed blijven; er moet niet gedacht worden dat er minder zorgvuldig gewerkt kan worden.
Info uit boek
Doordat er nu veel meer mogelijkheden zijn dan vroeger mbt voedel wordt een erg breed scala van microbiologische
verontreinigingen geschept dan vroeger. Toch kwamen vroeger voedselinfecties even vaak of juist vaker voor dan nu.
In Nederland komen nu per jaar 1,5 miljoen voedselinfecties voor.
Het produceren en bewaren van voedsel in een ‘koudeketen’ heeft geleid tot beheersing van microbiologische
gevaren maar aan de andere kant zijn er juist koudeminnende bacteriën en schimmels (<7 graden) die dan kunnen
toeslaan, zoals Listeria in visproducten.
Decontaminatie kan plaatsvinden om de houdbaarheid te verhogen en/of om het risico op ziekte te verminderen. Een
voorbeeld is pasteurisatie van melk waardoor tuberculose nu veel minder voorkomt. Oppervlakkig natuurlijke
decontaminerende stoffen zijn bijv. melkzuur, trifosfaten en lactoferrine, maar die worden nog niet vaak gebruikt op
grond van ‘angst’ voor chemische contaminatie.
Hazard/gevaar = het biologische, chemische of fysische agens of de toestand waardoor gezondheidsschade kan
worden veroorzaakt. Dit betekent niet dat een mens er meteen ziek van wordt, dit hangt af van de blootstelling. Er is
dus sprake van een potentieel risico.
Risico = gevaar × blootstelling × impact van ziekte
Risicoperceptie = de beleving bij het publiek, de media en de overheid die elkaar bestoken met onzekerheden
waardoor een fenomeen zichzelf in stand houdt. Ontstaat door voorzorgsmaatregelen van de overheid. Risico’s