Hoofdstuk 3
3.1
Zandlandschap 40% van het Nederlandse landschap en ligt ten oosten van de lijn Bergen
op Zoom Groningen een van de oudste bewoonde gebieden vanwege de hoge ligging.
Ontstaan zandlandschap gedurende de laatste ijstijd (weichselien) bereikte het ijs
Nederland niet. De zeespiegel lag 110 meter lage dan nu, de Noordzee lag droog. Er was in
Nederland een poolklimaat. De bovenlaag droogde uit en er ontstonden zandverstuivingen.
Dit zand bedekte de eerder gevormde lagen = dekzand. Op veel plaatsen in Nederland is
deze dekzandlaag meters dik, de zanden hebben een lokale herkomst.
Bewoning zandlandschap dunbevolkt. Bewoning vond meestal plaats op
overgangsgebieden van natte, lage beekdalen naar hogere en drogere zandgronden. De
mensen woonden in een esdorp of brinkdorp. De boerderijen stonden rondom de es of
rondom het gemeenschappelijke dorpsplein = de brink.
Vanaf 100 tot 1900 landbouwsysteem, veeteelt stond in dienst van de akkerbouw (gemengd
bedrijf = potstalsysteem). Akkers worden in Drenthe en Twente essen genoemd en enken of
engen in Utrecht en Gelderland.
De bemesting kwam van schapen en koeien. Schapen liepen de hele dag op de heide
(woeste grond) s’ avonds werden ze naar de schaapskooi gedreven. De koeien graasden op
de gemeenschappelijke weidegronden (groengronden) die bij de nattere gebieden lagen en
gingen s’ avonds naar de stal. In het voorjaar werd de mest op de es gebracht. Essen werden
humusrijker en vruchtbaarder en kwamen zo hoger te liggen.
De woeste grond en essen werden gescheiden door een houtwal (rij bomen en struiken),
doornig struikgewas en hoog opgroeiende bomen. De Twentse houtwallen omringen
weilanden en akkers en zorgen hiermee voor kleinschaligheid (coulisselandschap).
Veranderingen rond 1900: bevolking groeide en er moest meer akkerbouwgrond in gebruik
worden genomen. Door de uitvinding van kunstmest aan het einde van de 19 e eeuw waren
de schapen en heide niet meer noodzakelijk en konden de heidevelden (woeste grond) in
gebruik genomen worden: de ontginningen. De slechtste en natste gronden bleven
bosgebied.
In het midden van de 20e eeuw schakelden veel boeren over van akkerbouw op veeteelt
vee werd belangrijkste bron van inkomsten en de akkers werden ingericht voor productie
van veevoerproducten. De akkerbouw staat sindsdien in dienst van de veeteelt. Er vond
schaalvergroting, specialisatie en een grote intensivering van de veeteelt (bio-industrie)
plaats.
Bij de intensieve veehouderij staan kostenbesparing, arbeidsbesparing en uitgebreide
mechanisatie centraal (kritiek door gebrek aan welzijn dieren). Legbatterijen zijn vanaf 2012
in de Europese Unie verboden.
Landinrichting om de opbrengsten te vergroten werd er op de zangronden op grote
schaal ruilverkaveling uitgevoerd. Door de akkers of weidelanden onderling te ruilen
kwamen de kavels aaneengesloten te liggen, dichter bij huis en werden groter. Grotere
kavels konden eenvoudiger met machines bewerkt worden. Afwatering werd verbeterd door
sloten uit te diepen, meer sloten te graven, drainage aan te leggen, beekjes te kanaliseren of
van omleidingskanalen te voorzien.
, Zandwegen werden rechtgetrokken en geasfalteerd. Door de ruilverkaveling we het
landschap eentoniger. De herinrichting met meer aandacht voor landbouw, natuur, recreatie
en leefbaarheid heet landinrichting.
3.2
Lösslandschap oudste cultuurlandschap van Nederland ligt in Limburg.
In de periode van het Carboon (300-360 miljoen jaar geleden) lag Nederland rond de
evenaar. In deze warme en vochtige streken ontstond een tropisch moerasbos. De dikke
veenlaag werd bedekt met klei en zand. De plantenresten (veen) veranderden onder hoge
druk en temperatuur in steenkool. Door de opheffing van de Ardennen kwam Zuid-Limburg
mee omhoog, waardoor ook de steenkoollagen meegetrokken werden. Door het
breukensysteem kwam de steenkool op sommige plaatsen op windbare diepte. Gedurende
het krijt (65-145 miljoen jaar geleden) was er een relatief warm klimaat en een hoge
zeespiegel. Er lag in het gebied dat nu Zuid-Limburg is een ondiepe zee met verspreide
koraalbanken. Tussen het koraal veel kaldiertjes. Die na het uitsterven op de bodem
achterbleven. Door de rivieren die in de zee uitmonden werd veel zand afgezet. Mengsel van
kalk en zand werd omgezet in kalksteen (mergel in Limburg). Aan het eind van de
krijtperiode werd het gebied opgeheven, waardoor een groot deel van het vaste gesteente
van Zuid-Limburg uit dit kalksteen bestaat.
In het tertiair (periode tussen 2,5-65 miljoen jaar geleden) vond er afwisselend opheffing en
insnijding door de Maas plaats. Daardoor ontstond er een landschap met terrassen, die weer
zijn versneden door beekjes en rivieren.
In het quartair (periode tussen 2,5 miljoen jaar geleden en nu) is in Zuid-Limburg löss
neergelegd.
Tijdens de ijstijd (weichselien) was Nederland een poolwoestijn, grote hoeveelheden zand
werden verplaatst door de wind. Nederland kwam onder een metersdikke laag dekzand te
liggen. De kleinste deeltjes (löss) konden door de wind veel verder worden vervoerd. In
Nederland kwam dit in Zuid-Limburg en achter de stuwwal van Nijmegen. De aanwezigheid
van löss wordt verklaard door het feit dat er vegetatie aanwezig was. Lösslaag is op e
plateaus wel 20 meter ik en op de hellingen 2 of 5 meter.
Bewoning lösslandschap in Zuid-Limburg langste tijd menselijke bewoning. Löss is zeer
geschikt voor landbouw. Eerste landbouw vond plaats in Zuid-Limburg. De Romeinen
zorgden voor het ontstaan van een wegennet, zo kwamen steden.
In het begin van de middeleeuwen raakte het gebied weer dunbevolkt en verdween bijna
het gehele cultuurlandschap. Rond 1300 was een groot deel opnieuw in gebruik genomen en
ontstond het typische Limburgse landschap akkers op plateaus, op hellingen bos of gras.
In de dalen groeit gras. Dorpen liggen in dalen op een terrasrond of op de plateaus. De
oudere huizen of boerderijen (hoeves) in de dorpen zijn vaak vakwerkhuizen.
Sint-Pietersberg vlak gebied (plateau), ligt op +107 meter NAP, heuvel die bestaat uit
kalksteen dat bedekt is met grind, zand en löss, als gevolg van de kalksteenwinning kon de
berg al in de 18e eeuw van noord naar zuid ondergronds doorlopen worden, honderden
kilometers gangen door de kalksteenwinning, tegenwoordig een deel eigendom van
Natuurmonumenten, grootste deel van de heuvel zijn verdwenen door de ENCI voor de
cementwinning.
Al in 1926 begon de eerste Nederlandse cementindustrie (ENCI) met de winning van
kalksteen in dagbouw, waaruit het half fabricaat klinker geproduceerd wordt. De klinker
wordt vermalen tot cement. In 1948 heeft de ENCI een concessie gekregen om 60 jaar de
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ll1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.