Week 1 - Kennisclip 1
Criminalisering. Nieuwe strafbaarstelling is bijvoorbeeld het dragen van gezichtsbedekkende kleding
op bepaalde openbare plaatsen: het boerkaverbod. Over dit verbod is veel discussie, als het gaat om
bijvoorbeeld de neveneffecten. Zo zijn er wel berichten dat er sindsdien meer verbaal en zelfs fysiek
geweld wordt gebruikt tegen vrouwen die een boerka dragen. Met de coronacrisis is het verbod
opnieuw in opspraak geraakt. Is het niet vreemd dat je je gezicht niet mag bedekken maar je wel
verplicht wordt een mondkapje te dragen? Af en toe wordt een strafbaarstelling ook wel geschrapt.
Gebeurd lang niet zo vaak als er één toevoegen.
Aantal jaar geleden is het artikel over majesteitsschennis verdwenen, maar dat wil niet zeggen dat je
de koning voor alles mag uitmaken. Maar er staat nu niet een extra hoge straf op, maar een even
hoge straf als het beledigen van andere personen.
Ook is er regelmatig discussie over gedrag dat wel schadelijk is, maar niet strafbaar, bijvoorbeeld
pesten/overspel. Zou dit strafbaar moeten zijn? Aan de andere kant kennen we allemaal wel
gedragingen die strafbaar zijn maar waarvan veel mensen zich afvragen of dit wel terecht is,
bijvoorbeeld het houden van harddrugs voor eigen gebruik.
Criminologen hebben het over de sociale constructie van criminaliteit. De inhoud van het begrip
criminaliteit berust op door mensen gemaakte afspraken en ontstaat niet van nature. Wat crimineel
gedrag is, is afhankelijk van de hoe de samenleving erop reageert en van degene die het definieert.
Criminalisering = het proces waardoor bepaalde gedragingen als strafbaar worden geëtiketteerd, dus
als een strafrechtelijk probleem worden gezien. Bijvoorbeeld: witteboordencriminaliteit, dit werd
heel lang niet als strafrechtelijk probleem gezien. Het is een vrij nieuwe ontwikkeling dat hoge
figuren uit het bedrijfsleven soms echt de gevangenis in gaan.
Of een gedraging als crimineel wordt gezien of juist wordt gedecriminaliseerd veranderd met de tijd
en met politieke, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Het is bijna niet meer voor te
stellen, maar tot 1991 was verkrachting binnen het huwelijk niet strafbaar in NL. Dankzij druk van de
zijde van vrouwenorganisaties is dit veranderd. Op het gebied van die zedenwetgeving zien we nu
weer ontwikkelingen omdat de maatschappelijke normen aan het verschuiven zijn. De minister heeft
nu een wet voorgesteld om meer vormen van seks tegen de wil strafbaar stellen, zodat verkrachting
minder moeilijk wordt om te bewijzen.
Bij dat proces van criminalisering zie je dat politici, de media en ook belangengroepen ervoor zorgen
dat bepaalde gebeurtenissen veel aandacht krijgen. Zo wordt het idee gecreëerd dat er een
probleem is waar iets aan gedaan moet worden. De tendens is dan vaak dat het strafrecht als
oplossing wordt beschouwd voor het probleem. Soms zijn daar goede redenen voor, maar ook vaak
zijn er redenen voor kritiek. Is een zwaar middel als het strafrecht echt nodig, of is strafbaarstelling
soms vooral symbolisch bedoeld? Bijvoorbeeld bij het boerkaverbod hoor je dit soort geluiden wel.
Is het een probleem als het strafrecht als symbolisch wordt ingezet, dus om te laten zien dat er als
maatschappij een probleem serieus nemen? Waarom zou dat een probleem zijn, of waarom niet?
Voorbeelden die we net zagen gingen over formele of wettelijke criminalisering, maar daarnaast is
het ook van belang om te kijken naar feitelijke (de facto) criminalisering. Sommige wetten bestaan
nog wel, maar worden nauwelijks gehandhaafd en soms is daar ook bewust beleid voor, zoals bij het
bezit van kleine hoeveelheden softdrugs. Er kan dus gedoogbeleid zijn, bijvoorbeeld omdat het veel
opsporingscapaciteit zou vergen om alle strafbare feiten te vervolgen. Als een delict uit de wet
wordt geschrapt, dan komt dat vaak ook omdat het verbod in de praktijk sowieso al heel lang niet
werd gehandhaafd. In 2014 is het delict godslastering uit de wet geschrapt. De laatste persoon die
,voor dit delict werd vervolgd was de schrijver Gerard Reve in de jaren 60. In 1968 werd hij
vrijgesproken van godslastering in het beruchte ezelsproces. Hij had een brief geschreven waarin hij
beschreef wat hij allemaal zou doen met God wanneer hij gereïncarneerd als ezel terug zou komen
op aarde. Maar Reve had volgens de HR niet de intentie om God te denigreren, maar juist zijn liefde
voor God en zijn spiritualiteit te uiten. Daarom was zijn brief niet strafbaar, want alleen zogenaamde
smalende godslastering was strafbaar. Je moet dit proces zien in de tijd dat de normen in de
Nederlandse samenleving aan het veranderen waren. De samenleving werd meer seculier en
jongeren begonnen het dominante christelijke geloof te bekritiseren. En ouderen ook. De
ezelsuitspraak zette zo'n hoge standaard dat daarna nooit meer iemand is vervolgd voor dit delict.
Hoe de strafbaarstelling in de praktijk uitwerkt is ook afhankelijk van procesrechtelijke regels over
bewijs. Denk bijvoorbeeld aan zedendelicten die meestal in de privésfeer worden gepleegd, waarbij
het woord van het slachtoffer tegenover dat van de verdachte staat. Wat accepteer je dan als
bewijsminimum? Dat maakt nogal wat uit voor de manier waarop je een strafbaarstelling kan
handhaven.
Samenvattend. We hebben dus gezien dat wat strafbaar is niet ene natuurlijk gegeven is, maar het
resultaat van een politiek en maatschappelijk proces en dat de reikwijdte van het strafrecht ook heel
erg afhangt van hoe het wordt gehandhaafd.
Week 1 - Kennisclip 2
Het strafrecht is een laatste redmiddel, een ultimum remedium. Mag pas worden ingezet als er geen
alternatief is omdat het een ingrijpend middel is. Wat maakt het strafrecht zo bijzonder en
ingrijpend dat we kritische vragen stellen over strafbaarstelling?
- De mogelijkheid van een vrijheidsstraf;
- Het gebruik van allerlei verregaande strafvorderlijke bevoegdheden, waaronder de
dwangmiddelen;
- De aard van de sancties (het toevoegen van leed is het doel, niet primair reparatie of herstel
van de situatie, zoals in het bestuursrecht);
- Veroordeling kan gevolgen hebben voor verkrijging van een VOG – het zogenoemde
strafblad (ook voor bezit van een aantal extasypillen);
- De symbolische werking – de autoriteiten zeggen officieel: dit is slecht gedrag. Dit mag niet.
Gedrag wordt buiten de marges van de samenleving geplaatst.
Juist strafrechtelijke veroordeling heeft ook een bepaalde stigmatiserende werking. Vandaar ook het
verschil tussen rechtsdelicten en wetsdelicten. Uitgangspunt = dat moreel verwerpelijke
gedragingen via het strafrecht worden gehandhaafd. Andere gedragingen die niet zo'n normatieve
lading hebben kunnen ook via het straffend bestuursrecht worden gehandhaafd. Kortom: er zijn een
aantal redenen waarom het strafrecht ingrijpend is en dus wordt gezien als een laatste redmiddel.
De andere kant van de medaille is, omdat het strafrecht zo ingrijpend is zijn er wel meer
waarborgen. Er is een relatief hoge mate van rechtsbescherming in het strafrecht. Maar er is ook
veel discussie of het verschil met andere rechtsgebieden (met name bestuursrecht) nog wel zo groot
is.
- Vooral het strafrecht en bestuursrecht zijn steeds meer naar elkaar toegegroeid. Als we het
hebben over de verhouding met het bestuursrecht zien we bijvoorbeeld dat het OM, de
politie en bestuursorganen nu ook zelf een straf (strafbeschikking) kunnen opleggen. Dan
, moet je als verdachte zelf het initiatief nemen om naar de rechter te stappen en in verzet te
komen. Weliswaar kun je dan geen gevangenisstraf krijgen, maar een taakstraf. Neem je niet
het initiatief om naar de rechter te stappen dan kun je ook geconfronteerd worden met het
niet-verkrijgen van een VOG. In het bestuursrecht zien we ook steeds vaker bestraffende
sancties, zoals een bestuurlijke boete. Sancties die ook leed toevoegen en niet alleen maar
herstel. Er zijn ook andere bestuursrechtelijke sancties die niet punitief (bestraffend) zijn
bedoeld, maar wel degelijk als punitief worden ervaren. Zoals het afnemen van iemands
nationaliteit, het alcoholslot of het niet meer krijgen van een vergunning voor een
horecazaak (de zogenoemde Bibob-wetgeving). Of bijvoorbeeld de vreemdelingenbewaring,
waar het regime vaak net zo streng kan zijn als in een gewone gevangenis, of zelfs strenger.
- Strafrecht biedt veel rechtsbescherming en ook daarin zijn strafrecht en bestuursrecht naar
elkaar toegegroeid, onder invloed van het EVRM. Het is niet de bedoeling de zware
rechtsbescherming te omzeilen door het bestuursrecht in te zetten. Als de aard van de norm
en de sanctie toch punitief zijn, valt het wel onder de zogenaamde criminal charge van art. 6
EVRM. Dan vindt het EHRM ook wel dat je de daarbij behorende rechten hebt, zoals nemo
tenetur (onschuldpresumptie), ne bis in idem (geen straf kan tweemaal worden opgelegd),
geen straf zonder schuld en ook het legaliteitsbeginsel (art 7 EVRM). Die waarborgen gelden
ook bij punitief bestuursrecht en toch zie je dat het bestuursrecht nog steeds verschilt van
het strafrecht als je kijkt naar een aantal andere kenmerken en waarborgen. In het strafrecht
is er een uitgebreid strafprocesrecht, waarin je je verdedigingsrechten kunt uitoefenen. Bij
het bestuursrecht is het toch in eerste instantie het bestuur dat een sanctie oplegt.
Vervolgens kun je zelf in bezwaar bij de bestuursrechter die niet zo indringend toetst als de
strafrechter. De rechter toetst minder indringend, minder ambtshalve (bijvoorbeeld of er
schuld is), ze doet minder aan materiële waarheidsvinding (het gaat meer om de vraag: kan
het besluit standhouden?) en denk ook aan regels over onrechtmatig verkregen bewijs en
motivering. En het strafrecht heeft in beginsel schorsende werking. Er is pas
tenuitvoerlegging bij een onherroepelijk vonnis. In de praktijk wordt de soep niet altijd zo
heeft gegeten en gaat het wel dichter naar elkaar toe, maar op een aantal punten zijn nog
wel verschillen. Vandaar dat er een discussie is over de vraag wanneer een gedraging onder
het strafrecht moet vallen en wanneer onder het bestuursrecht.
Verhouding tussen strafrecht en privaatrecht:
Soms is de vraag of er gekozen moet worden voor strafbaarstelling, of dat het civiel recht voldoende
mogelijkheden biedt. Bijvoorbeeld, bij delicten als belediging en smaad. Die worden vaker
civielrechtelijk gehandhaafd. Maar het kan allebei. Een voordeel van het strafrecht kan zijn dat er
dus allerlei dwangmiddelen zijn vanuit de Staat om verdachten op te sporen. Zie bijvoorbeeld de
zogenaamde wraakporno. Stel dat je ex compromitterende foto’s van jou online zet, eventueel met
jouw nummer erbij, dan kun je niet zelf een civiele zaak beginnen tegen deze persoon die jouw
intieme beelden openbaar heeft gemaakt. Dat blijkt dus heel moeilijk te zijn. Haast onmogelijk wie
dit online heeft gezet. Dit werd duidelijk in een zaak van een meisje die hiervan slachtoffer – haar
foto's werden door haar ex verspreid via Facebook. Haar ex ontkende dat hij de video had geüpload
en Facebook zei dat ze niets voor haar konden doen omdat het ging om een nepaccount dat al was
gewist. Uiteindelijk moest ze naar de rechter om Facebook te dwingen om nader onderzoek te doen.
Dit gedrag, wraakporno, is recentelijk ook strafbaar gesteld.
Nog los van praktische redenen, zoals dwangmiddel, kan het gedrag soms zo ernstig zijn dat het
strafrecht de meest aangewezen weg is. Het gaat ons dan als samenleving geheel aan, dat tegen dit
soort gedrag wordt opgetreden. Naast het privaatrecht en het bestuursrecht zijn er nog allerlei