Differences in People
Probleem 4. Intellegence
Why Does Intelligence Matter?
Uit onderzoeken blijkt een positieve correlatie tussen IQ en een verlaagde risico van
overlijden.
Intelligentie heeft waarschijnlijk geen directe invloed op uitkomsten als gezondheid en
dood, maar waarschijnlijk doordat intelligentie invloed heeft op de mate waarin iemand
socio-economische middelen kan verkrijgen.
Ook doordat intelligente personen beter weten hoe ziekten te voorkomen,
ongelukken te vermijden en hulp te verkrijgen.
Kinderen met een hogere intelligentie worden ook vaak beschermd tegen cognitieve
achteruitgang op oudere leeftijd.
Intelligentie beïnvloedt de schoolprestaties. Ook andere variabelen zoals leerstijlen,
motivatie, zelfdiscipline en werkgeheugen beïnvloeden academische prestaties; intelligentie
speelde echter een essentiële rol in deze relatie.
Intelligentie is een goeie voorspeller voor succes in carriere (niet vanwege de rijkdom van
hun ouders, noch vanwege hun betere schoolprestaties, maar omdat ze intelligent zijn).
Defining intelligence
Twee manieren om intelligence te beoordelen:
1. Implicit theories of intelligence
Oordelen op basis van niet deskundigen
2. Explicit theories of intelligence
Oordeel op basis van deskundigen
6 essentiële componenten van intelligence (Snyderman & Rothman, 1987; Sternberg en
Detterman, 1986).
1. Abstract redeneren
2. Probleemoplossend vermogen
3. Vermogen om kennis te verwerven
4. Geheugen
5. Aanpassing aan omgeving
6. Mentale snelheid
Definitie van intelligentie verschilt per cultuur.
Implicit Theories of Intelligence
Is intelligentie meetbaar?
Incremental theory: intelligentie is niet vast (malleable)
Entity theory: intelligentie staat wel vast (fixed)
,A study in New York of 373 children aged 12-13 who subscribed to the incremental theory that
intelligence is malleable showed an increase in academic grades over a two-year period. Others
who subscribed to the entity theory that intelligence is fixed showed no academic grade change.
After an intervention programme which communicated that intelligence ismalleable, students
performed better academically than the non-intervention control group
Definities van intelligentie verschillen van cultuur tot cultuur. Zelfs binnen een culturele
groep verschillen subculturele groepen in wat zij als intelligent beschouwen (Heath, 1983).
In de meeste westerse culturen wordt intelligentie vaak gerelateerd aan het oplossen van
problemen en het verwerven van nieuwe kennis, terwijl in sommige Afrikaanse culturen
sociale vaardigheden en volwassen reflectie worden gezien als onderdeel van intelligentie.
Wober experiment Uganda
Oegandese dorpelingen associeerden intelligentie of wijsheid met traagheid, terwijl
Oegandese geneeskundestudenten en mensen met een westerse opleiding intelligentie met
snelheid associeerden. Bovendien associeerden laagopgeleide dorpsvolwassenen bij het
onderzoeken van verbanden tussen kenmerken en intelligentie in Ankile, Zuid-Oeganda,
intelligentie vaker met traagheid dan scholieren, maar dit verband verzwakte onder oudere
middelbare scholieren. Naarmate het onderwijs toenam, vond er een verschuiving plaats
van de associatie tussen intelligentie en traagheid naar intelligentie met snelheid. In een
daaropvolgende studie onder Oegandese studenten die baankenmerken koppelden aan
intelligentie, omvatte het concept van intelligentie echter niet het idee van snelheid, wat
duidt op een gebrek aan een systematische relatie tussen intelligentie en snelheid, ongeacht
het opleidingsniveau in Oeganda.
Experiment tekening
Er zijn andere manieren waarop concepten over intelligentie kunnen worden ontlokt,
bijvoorbeeld door deelnemers te vragen hun concept van intelligentie te tekenen. In één
onderzoek Finse en Russische scholieren van 11 tot 12 jaar gevraagd om zelfstandig een
tekening te maken van een intelligente leerling en een gewone leerling, zonder verdere
begeleiding. Leerlingen uit beide landen hadden de neiging om intelligente leerlingen af te
schilderen als dragers van een leesbril, en vertoonden daarmee de indruk dat ze een
‘boekenwurm’ waren. Terwijl jongens uit beide landen een intelligente jongen afschilderden
als genderneutraal qua uiterlijk, hadden Russische meisjes de neiging om intelligente
meisjes te tekenen met een meer kinderachtig genderuiterlijk met staartjes of gevlochten
haar, terwijl ze gewone meisjes tekenden om meer op een volwassen vrouw te lijken. (zie
figuur 13.2). In Finland vertoonden de meisjestekeningen van intelligente en gewone
leerlingen niet zo’n duidelijk verschil. Zowel in Finland als in Rusland hadden meisjes echter
de neiging intelligente meisjes af te schilderen als minder volwassen, minder vrouwelijk of
minder naar geslacht gedifferentieerd, wat misschien hun opvatting van intelligentie als
mannelijk construct weerspiegelde.
Experiment vs tegeneover Duitse leerlingen
Een ander internationaal onderzoek vergelijkt de ideeën van Duitse en Amerikaanse
kinderen over intelligentie. Duitse kinderen dachten vaker dan Amerikaanse kinderen dat
slimme kinderen niet hard werken, en dat kinderen die niet slim zijn ijverig moeten zijn om
iets te bereiken. Amerikaanse kinderen geloofden daarentegen dat slimme mensen
, hardwerkend zijn, waardoor intelligentie en inspanning in verband worden gebracht.
Amerikaanse kinderen geloofden ook meer in de maakbaarheid van intelligentie dan Duitse
kinderen.
Singapore experiment
Toen in Singapore moeders van 7-8-jarigen en 11-12-jarigen werd gevraagd intelligent en
onintelligent gedrag te karakteriseren bij kinderen van dezelfde leeftijd als hun eigen
kinderen, beschreven ze cognitieve en academische vaardigheden (zoals 'leert snel'),
passend gedrag (zoals 'toont geduld') en sociaal interactief gedrag (zoals 'speels en
spraakzaam') als gedrag dat verband houdt met intelligent zijn. Daarentegen werden
‘slechte situatiebeoordeling’ en ‘inactief zijn’ geassocieerd met onintelligent zijn. Dit kwam
ook door onderliggende culturele normen en waarden.
Een onderzoek onder Britse en IJslandse ouders IQ
Mannen hadden de neiging hun IQ hoger te beoordelen dan vrouwen, met een verschil van
5,1 punten. Ouders schatten het IQ van hun zoons hoger in dan dat van hun dochters,
hoewel ze niet geloofden in geslachtsverschillen in IQ-scores als er rechtstreeks naar werd
gevraagd. Britse ouders geloofden meer dan IJslandse ouders in de erfelijkheid van
intelligentie en de rol van intelligentietests. Ze dachten ook dat sommige rassen intelligenter
waren dan andere. Bovendien hadden Britse ouders de neiging het IQ van hun kinderen
hoger in te schatten dan IJslandse ouders, hoewel het verschil relatief klein was. Deze studie
benadrukt hoe impliciete opvattingen over intelligentie kunnen verschillen van expliciete
opvattingen
Onderzoek 188438
In een onderzoek van Sternberg en collega's uit 1981 werd aan 186 mensen gevraagd
gedrag te beschrijven dat zij associeerden met 'intelligentie', 'alledaagse intelligentie',
'academische intelligentie' en 'onintelligentie'. Nadat ze overtollige reacties hadden
uitgefilterd, identificeerden ze 170 intelligente gedragingen en 80 onintelligente
gedragingen. Trein reizigers hadden de neiging intelligentie te koppelen aan praktische
probleemoplossing en sociale aanwijzingen, terwijl universiteitsstudenten intelligentie
koppelden aan academische prestaties. Fitzgerald en Mellor voerden later een soortgelijk
onderzoek uit met 192 deelnemers en vonden factoren die leken op de bevindingen van
Sternberg. Ze ontdekten ook dat mensen de neiging hadden hun concept van intelligentie te
vereenvoudigen tot een fundamentele intelligent-onintelligente dimensie, wat wijst op een
eenvoudiger kijk op intelligentie.
Psychometric approach to intelligence
Meetbaar maken van psychologische functies en processen
Vormt een aanpak die wordt gebruikt in intelligentie testen
Verschillende psychometric approaches to intelligence
Francis Galton (VK): Galton was geïnteresseerd in individuele verschillen in zowel fysieke als
mentale eigenschappen. Hij voerde tests uit om sensorische drempels, gezichtsscherpte en
reactietijd te meten. Hij geloofde dat degenen die subtiele veranderingen in stimuli konden
detecteren, betere mentale vermogens hadden.