Blauwe tekst = letterlijk uit slide
gekopieerd
Zwarte tekst = wat is verteld tijdens het
college
Rode tekst = zegt iets over tentamen
,Hoorcollege 1 – Startcollege & theoretische kader
Leerdoelen cursus diagnostiek
Na het afronding ben je in staat om vanuit scientist-practitioner perspectief diagnostische
vraagstukken te beantwoorden door de diagnostische cyclus toe te passen op casuïstiek.
• Je kan verschillende onderzoeksvragen en onderzoekshypotheses formuleren – rekening
houdend met veel voorkomende comorbiditeiten en differentiaaldiagnostiek, beargumenteerd
met relevante literatuur
• Je kan passende onderzoeksinstrumenten selecteren (en hebt hier kennis van),
beargumenteerd met relevante literatuur
• Je hebt een objectieve weergave van relevante anamnesegegevens en kan
gespreksobservaties herkennen
• Je hebt kennis van de weergave van testobservaties, testresultaten en interpretaties per
individuele hypothese
• Je hebt kennis van onderlinge verbanden tussen anamnese, observaties en individuele
hypotheses, en de betekenis van die resultaten voor een cliënt
• Je kan een passende en adequate formulering van conclusies en advies voor behandeling of
vervolgtraject herkennen en beschrijven
• Je kan een reflectie schrijven en verbetervoorstellen doen voor de onderzoeksopzet,
mogelijke stoorfactoren identificeren, praktische haalbaarheid beschrijven en aangeven aan
welke richtlijnen van de beroepscode van het NIP de student zich moet houden
Programma hoorcollege 1
• Overzicht structuur cursus
• Literatuur
• Tentamen en Hertentamen
• Strategie Opdracht (Mirthe Noteborn Coördinator BAPD & vLOGO sluit hierbij aan)
• Diagnostische Proces Deel I (In Hoorcollege 2 volgt Deel II)
Tentamen:
• Elke leerdoel is in het tentamen gekoppeld aan een tentamenvraag.
• Je hoeft niet alle instrumenten uit je hoofd te kennen, maar wel hoe je de meest gebruikte
onderzoeksinstrumenten kunt vinden, hoe je kunt selecteren of et aansluit bij jou hypothese
en ook hoe je mogelijk andere instrumenten kunt zoeken/vinden als het niet aansluit.
• WC worden niet opgenomen! HC wel.
• HC + literatuur = tentamenstof
• Facultatief literatuur = geen tentamenstof => geeft wel verdieping
Wat is diagnostiek?
Diagnostiek is een besluitvormingsproces waarin de diagnosticus – in interactie met de
cliënt/patiënt/onderzochte – voortdurend hypothesen formuleert en test, gepaste instrumenten
selecteert en gegevens interpreert, waarbij hij/zij/hen op dynamische wijze informatie van
verschillende bronnen integreert.
,Wist je dat..? (= voor beeldvorming, niet belangrijk voor tentamen)
... 91% van de psychologen in de praktijk diagnostische werkzaamheden verrichten?
... 64% van de vacatures diagnostische vaardigheden als belangrijke vereisten worden gesteld?
... diagnostiek meer is dan alleen testen?
... diagnostiek meer is dan een label op iemand plakken?
... adequate diagnostiek net zo belangrijk is als behandeling?
Diagnostiek kent een brede toepassing
- Binnen de klinische setting (bijv. stemmingsklachten klachten)
- Binnen de forensische setting (bijv. als rechtbank advies wilt over een bepaald crimineel
gedrag van een verdachte)
- Binnen de kind en jeugdsetting (bijv. wanneer een kind op school tegen leerproblemen
aanloopt)
- Etc. etc.
➔ Een diagnosticus wilt begrijpen welke interne psychische processen en omgevingsinvloeden
ten grondslag liggen aan klachten /problemen van de cliënt (bijv. het systeem).
Diagnostische proces
• Diagnostisch onderzoek is een proces dat naast inhoudelijke inzicht op het gebied van de
klinische, forensische of kind & jeugd psychologie, theoretische kennis en professionele
vaardigheden vereist
• Het start met de aanmelding en eindigt met de bespreking van het advies
• Grote lijn waarin het diagnostische proces verloopt is gereflecteerd in de opzet van de
Strategie Opdracht
• In deze opzet wordt de reden van aanmelding (start van het diagnostische proces) gevolgd
door de rubrieken anamnese/intake, onderzoeksopzet, onderzoek (met begeleidende
observaties en indrukken), integratief beeld, en conclusies en advies
• Het diagnostische proces worden doorlopen tijdens HC 1+2
o Stappen die onderdeel zijn van de Strategie Opdracht worden hierbij uiteleicht
STRATEGIEOPDRACHT:
Stap 1: Verzamelt voorinformatie
• Je bent aanwezig bij 1ste gesprek met client (intake bijv.)
• Hieruit vloeit een diagnostiek uit -> intentie van het gesprek
• Verzamel informatie, zoals: wie is client, waarom is die doorverwezen, achtergrond, wat is de
hulpvraag, wat weten we al over hem/haar, iedere diagnostiek?
Stap 2: Stel zelf onderzoeksvraagstellingen op
• Welke vragen wil je stellen aan client om hem/haar verder te helpen?
, • Wat is het doel van dit onderzoek?
• Wat willen we bereiken en hoe kunnen we dat doen?
Stap 3-6: Verdiep je zo veel mogelijk zelfstandig in mogelijke hypothesen, selectie van
instrumenten, toetsingscroteria, reflectie. Je maakt een ideaalplan en reflecteert hier achteraf
op. Eigen bronnenonderzoek, zoals richtlijn, handleidingen, empirische studies, theoretische
literatuur.
• Hypothesen, Onderzoeksvraag => a.d.h.v. bijv. protocol/handleiding bekrachtigen of
weerleggen.
➔ Ideaalplan opstellen (dit is niet per se het juiste plan) => doe vervolgens onderzoek, kijk bijv.
in de COTAN, zorgstandaaarden etc.
• Bij strategieopdracht => GEEN diagnostiek hoeven uit te voeren
• BIJ BAPD-opdracht moet je de diagnose wel uitvoeren.
• Heb je een stageplek? JA -> echte casus gebruiken (voor BAPD-opdracht altijd een echte
casus gebruiken!)
Nee -> dan simulatiecasus (=gedeeltelijk fictief/echt)
!belangrijk = anonimiteit in verslag! => je mag nooit delen met 3de persoon! Ook niet met je
medestudenten dus!!
Diagnostische proces deel I
➔ Start met de aanmelding en eindigt met de bespreking van het advies
➔ Diagnostische proces volgt de empirische cyclus:
1. Observatie = verzamelen gegevens (uit bijv. dossier of intake)
2. Inductie = bedenken wat er aan de hand kan zijn: uitwerken opzet -> dus uitwerken
onderzoeksopzet
3. Deductie = formuleren hypothesen
4. Toetsing = selecteren instrumenten en hypothesen
5. Evaluatie = proces evalueren
,Diagnostische proces deel II => in HC 2
,Hoorcollege 2 – Diagnostiek- Diagnostische proces
Diagnostische proces – deel II
ONDERWERP: ANAMNESE EN OBSERVATIE
Recap diagnostische proces (deel 1) (= Herhaling van college 1 )
➔ Diagnostische onderzoek = een proces dat naast inhoudelijke inzicht op gebied van KP, KFP,
KKJ, theoretische kennis en professionele vaardigheden vereist.
➔ We hebben het gehad over de aanmeldfase en anamnese/intakefase
,➔ Ze hebben een model laten zien, wat de diagnostische proces richting geeft (observatie –
inductie- deductie – toetsing – evaluatie).
➔ Maar als je gaat kijken in de literatuur, ga je andere versies zien en andere illustratieve versies
van hetzelfde model. Maar in de kern zijn al deze modellen hetzelfde, ze hebben allemaal
dezelfde patroon en willen allemaal hetzelfde zeggen. Dus: het hele proces is hetzelfde, en ook in
de klinische praktijk (KFP, KP) zul je zien dat er misschien kleine verschillen zijn met je collega’s,
maar in grote lijnen zijn ze hetzelfde.
➔ Dus: laat jezelf niet in de war brengen door verschillende modellen, want ze zeggen allemaal
hetzelfde.
➔ Anamnese/intake is een van de belangrijkste bronnen van informatie over
klachten/problemen van de client, patiënt of onderzochte, bestaande uit gegevens over o.a. :
o de aanmelding/verwijzing
o anamnese/intake-gesprek
o (non)verbale gespreksobservaties
o dossierinformatie/screeningsinterview
o etc.
Diagnostische proces NIP volgt de empirische cyclus. Dit is vergelijkbaar (of het
bachelorthesis/masterthesis of in dit geval een diagnostische proces)
Deze bestaat uit:
o Observatie: verzamelen informatie
o Inductie: Wat is er aan de hand? Wat kan dit betekenen?
o Deductie: formuleren onderzoeksvragen en hypothese.
o Toetsing: instrumenten gebruiken en inzetten resultaten
o Evaluatie: wat komt er uit de resultaten die je hebt ingezet
Start van de aanmelding (! Dingen hieruit):
Wat is de reden van aanmelding, wie is de aanmelder
Belangrijk om in kaart te brengen wat is de hulpvraag waarmee iemand zich heeft aangemeld of naar
jou is gekomen. (vaak zie je dat het niet de persoon zelf is, rechtbank of instantie).
Hierna begin je met informatieverzameling: Observatie
Kijk je welke onderwerpen je gaat uitvragen, dossierinformatie en verwijsinformatie, eventueel
screening vragenlijst, veel plekken kennen standaardvragen die je kan gebruiken. Je beroept je dus
op al deze informatie in je anamnese/intake.
Kijk als je meer wilt weten op de slides van college I
Diagnostische proces – deel II
Onderzoeksopzet (verdere toelichting hiervan):
➔ De cliënt, patiënt of onderzochte heeft (meestal) een hulpvraag wat reden tot diagnostisch
onderzoek heeft gegeven
o Dus alle informatie die je in de vorige fase van diagnostische proces hebt gekregen, orden
je.
o Dit is vaak een hele hoop informatie
o ! is dat je dit koppelt aan de kenniscategorieen
o We gebruiken een bepaald jargon, cross settings.
➔ Informatie verkregen uit de anamnese/intake orden je à hierbij is koppeling aan + beschrijving in
termen van algemene kenniscategorieën uit de psychologie (bijv. stemming, coping,
persoonlijkheid, cognitieve capaciteit, cognitieve functies, etc.) belangrijk.
➔ Op basis van de informatie en je kennis van ontwikkeling en psychopathologie, formuleer je
diagnostische onderzoeksvragen en een eerste theoretische verklaring over de mogelijke
problematiek van de cliënt, patiënt of onderzochte
➔ Die theorie genereert hypotheses over de aard en/of ontstaan van de klachten, over mogelijke
samenhang van klachten of problemen, en over mogelijke behandelinterventies
Die theorie die je hebt, op basis van je psychopathologie kennis, empirische bronnen, op basis van je
observatiegegevens, je informatie: deze genereren bepaalde hypothesen over je onderzoeksvraag.
,Je hebt een bepaalde onderzoeksvraag en je wilt wat uitsluiten, maar je hebt hiernaast ook een
bepaalde hypothese. En deze kunnen richting geven aan de mogelijke samenhang van klachten van
een persoon, of de problemen die een persoon ervaart. En deze kunnen worden onderverdeeld in 3
typen diagnostische onderzoeksvragen en 3 typen hypothesen die hieronder vallen.
1. Onderkennende diagnostische vraag (WAT)
Deze wordt heel veel gesteld: Wat is er aan de hand?
Dit is vaak het eerste startpunt bij veel mensen. Hier kan je een Hypothese aan koppelen (mogelijk is
er dit en dat aan de hand, zoals autisme/ PD/Depressieve stoornis etc. -> Wat zijn dus de
onderkennende vragen.)
2. Verklarende diagnostische vraag (Waarom)
Soms wil je niet de ‘wat’ maar de ‘waarom’ weten: waarom is er iets aan de hand, waarom heeft dit
systeem hier last van, waarom heeft deze persoon deze klachten etc. En dit zijn meer de verklarende
vragen. We willen dus weten hoe dit tot stand is gekomen.
3. Indicerende diagnostische vraag (HOE)
Hoe kan deze client, patiënt of onderzochte het beste geholpen worden?
Deze vragen zie je meer in richting van advies gaan, zoals: Hoe kan deze client het beste geholpen
worden? Met name die laatste vraag geeft sturing aan het behandeltraject wel of niet inzetten, of juist
een doorverwijzing plaatsvinden.
Dit is belangrijk dat je in alle vragen goed kennis hebt van dit. (zie document: strategieopdracht, hierin
staan deze type vragen verder ook uitgelegd).
Taxonomie van diagnostische onderzoeksvragen:
o Onderkennend: Wat is er aan de hand?
o Verklarend: Waarom is dit aan de hand?
o Indicerend: Hoe kan deze cliënt, patiënt of onderzochte het beste geholpen
worden?
• De verantwoording van de onderzoeksvragen wordt geformuleerd in de daarbij
uitgewerkte hypothese(n) waarbij je als diagnosticus de plausibiliteit van de hypothese ten
aanzien van de casus aangeeft op basis van empirische, theoretische dan wel
ervaringskennis
• De verantwoording van de onderzoeksvragen en de formulering van de hypothese die je
koppelt aan de Onderzoeksvragen, daarbij geef je eigenlijk aan in hoeverre je verwacht dat er
iets aan de hand is.
Als je een vraag stelt en je hebt een hypothese: dan reflecteert de hypothese de plausibiliteit van die
vraag. (mogelijk is er sprake van autisme stoornis -> dus je denkt dat het in die richting zit -> dit is nog
niet bevestigt en moet onderzocht worden, maar dit is de vraag).
Dus: onderzoeksvragen opstellen -> op basis van de informatie die je hebt -> en dit koppelen
aan mogelijke hypothesen (wat, waarom, hoe beste geholpen worden) => dit zijn ! onderwerpen.
o Net als bij een masterthesis: als je geen onderzoeksvraag hebt kan je geen
onderzoek doen, want dan ben je dingen aan het doen zonder dat je weet wat je
aan het onderzoeken bent, dat doe je hier ook niet. Je moet wel je onderzoek goed
sturen.
• Na opstellen hypothesen => selecteren adequate
meetinstrumenten en methoden om de hypothesen te kunnen
toetsen
Binnen de psychologie hebben we enorm veel instrumenten. Daarom is het belangrijk dat je goed in
de gaten hebt, welke instrumenten passen. Het is niet zo dat je alle instrumenten uit je hoofd moet
kennen, maar hoe langer je aan het werkt bent en de belangrijkste ga je vanzelf kennen en weten. Je
moet wel weten hoe je een test erbij pakt en hoe je begint (de hanleiding erbij pakken bijvoorbeeld als
eerst etc). Maak gebruik van testbanken. Maak gebruik van adequate instrumenten en selecteer deze
GOED.
, • Bij elke hypothese moet vooraf duidelijk zijn onder welke voorwaarden deze kan worden
verworpen à stel een criterium vast (bv. Bij welke score op een vragenlijst wordt de hypothese
verworpen?)
Het is belangrijk als vervolgens je hypothese toetst (je kan soms meerdere hypothesen hebben) -> dat
je voor elke hypothese -> het duidelijk hebt onder welke voorwaarde deze hypothese wel of niet wordt
aangenomen. omdat je ander geen richting hebt.
Voor veel van de toetsen zie je dat bepaalde criteria gelden en pas als een bepaald criterium is bereikt
is er wel of niet sprake van iets wat je hebt onderzocht. Dus het is belangrijk om ook te toetsen wat is
het criterium. Je ziet soms ook dat er normgroepen zijn voor mannen, vrouwen, kinderen ->
normgroepen zijn! omdat de criteria die hierin worden gesteld bepalen of jij uiteindelijk op basis van
afnemen van instrument, jij je hypothese aanneemt of verwerpt.
• De keuze van de instrumenten is afhankelijk van verschillende factoren à bij elke methode of
instrument (bv. vragenlijsten, interviews, projectieve tests, observaties, cognitieve taken)
overweeg je in hoeverre dit aansluit bij de diagnostische onderzoeksvragen en hypothesen
(maar ook jou doelgroep!)
Je kan een heel leuk instrument hebben, maar als deze insturment niet gevalideerd is bij jou
doelgroep bijvoorbeeld, dan is de vraag of dat instrument wel passend is OF als jij een vraag hebt: is
er mogelijk sprake van ADHD en je komt met een instrument die daar heel erg ver vanaf ligt -> dan is
de vraag: Is dat een adequaat instrument om antwoord te vinden op die onderkennende vraag?
Daarnaast is het ook ! om rekening te houden met de psychometrische kwaliteiten, zoals
samenvatting: De grootste en belangrijkste dingen die we nog kennen van de psychometrie:
VALIDITEIT & BETROUWBAARHEID.
o Validiteit; meet je wat je wilt weten, wat die moet meten
o Betrouwbaarheid: krijg je elke x met dezelfde meting dezelfde uitkomst?
(weegschaal 10x opstaan, elke x dezelfde geven)
o Er zijn natuurlijk veel meer psychometrische aspecten.
• Psychometrische kwaliteit van het instrument is een belangrijke factor à In
Nederland beoordeelt de Commissie Testaangelegenheden Nederland
(COTAN) van het NIP de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten
Bij de COTAN onderzoeken ze van veel instrumenten de psychometrische kwaliteiten. Dus hier kan je
ook gebruik van maken.
o Als je ziet dat de beoordeling van een instrument die je wilt gebruiken heel erg laag
uitvalt, dan is opnieuw de vraag of dat de adequate instrument voor jou toetsing van
de hypothese en het beantwoorden van je diagnostische ov.
o Je ziet ook vaak dat er artikelen zijn over bepaalde vragenlijsten, waarin is
onderzocht in een bepaalde doelgroep of iets valide is. Maar let daarbij ook goed op
bepaalde aspecten, bijvoorbeeld: als er een vragenlijst veel wordt gebruikt bij een
forensische settingen in Spanje, in Spaanse taal. Is gevalideerd in Spanje. Dan
moet je nagaan of de NL-versie net zo valide en betrouwbaar is. Want het kan zo
zijn dat in de NL-versie toch iets mis is gegaan waardoor het zijn betrouwbaarheid
of validiteit heeft kwijtgeraakt. Dus check dit goed van tevoren.
We hebben nu de grootste punten wat betreft de onderzoeksopzet besproken.
Nu gaan we het hebben over ‘HET ONDERZOEK’ -> Niet perse direct deel van de strategieopdracht.
Maakt niet uit welke track je zit, je moet dit later gewoon weten als psycholoog. Wordt verwacht dat je
dit wel weet later.
• Uitvoering van het onderzoek => afnemen van geselecteerde test(en), rapporteren van
testuitkomsten
• Afname van testen en uitvoering van methoden moeten goed worden uitgevoerd
Je hebt hier hypotheses en diagnostische onderzoeksvragen -> vervolgens ga je testen: adhv
instrumenten die je hebt geselecteerd -> het onderzoek dus uitvoeren; de geselecteerde testen en
taken afnemen en resultaten rapporteren (dit is een hele studie opzicht).
De testen (meeste mensen die niet binnen de psychologie werkveld werkt denken dat is zo
gedaan, paar vragen stellen en paar dingen aanvinken en je weet bijvoorbeeld wat voor
persoonlijkheid je hebt, MAAR dit is niet zo simpel als dat ze denken. Zie bijvoorbeeld de PD test. Hier
zit je wel even een paar uur aan en over de verwerking doe je ook vaak heel lang over. Dus je moet
echt je tijd nemen, vooral als je dit voor het eerste keer gaat doen, dan kost het extra veel tijd en
moeite. -> Bij de uitvoering van het onderzoek, neem de testen af en rapporteer ze ook en probeer
, ook goed bij te houden dat ze op een adequate manier worden uitgevoerd. Er is altijd een handleiding
te vinden, en soms is die handleiding 80 pagina MAAR je hoeft niet al die handleidingen uit je hoofd te
weten en alle vragen hieruit uit je hoofd te kennen. Het is wel de bedoeling dat je het erbij kan houden
en dat je het kan bespreken -> dus dat je de uitleg op de juiste manier geeft. Dat je ook de woorden
gebruikt zoals de instructie worden gegeven. Ga het dus niet op een andere manier doen, want als jij
intelligentie test afneemt en vervolgens de instructies anders uitvoert, dan kan er een heel ander
resultaat uit komen dan de werkelijkheid is. Dus probeer bij de afname en uitvoering van de testen,
voordat je begint met afnemen goed te kijken: hoe moet het worden afgenomen, wanneer en onder
welke omstandigheden etc. En met testen bedoelen we niet alleen vragenlijsten maar ook taken en
andere onderdelen die je moet uitvoeren.
Dit is ook een duidelijke quote:
“Je kunt alleen psychologische tests afnemen als je alle ins en outs weet van het proces van
psychologisch testen, waaronder juiste wijze van afname, scoring en interpretatie van de
testinstrumenten” (Wright, 2011, p. 93)
Nogmaals er is best wel veel ad-steak voor mensen/kinderen/verdachte etc. het is belangrijk dat je het
goed uitvoert. Als blijkt dat je later verkeerd hebt geïnterpreteerd kan het zo zijn dat je een heel
behandeltraject hebt ingeslagen wat eigenlijk niet aan de orde was.
• Veel training nodig (op je (stage)werkplek), zodat je op een valide en ethisch verantwoorde
wijze kunt testen.
Je hebt veel training nodig; training op je stage-werkplek & training als je klaar bent met je stage, want
er worden nieuwe testen ontwikkeld. Dit zorgt ervoor dat je ethisch verantwoorde en valide wijze de
testen kan afnemen. Vaak zijn dit lange testen, je onderwerpt mensen/cliënten voor lange tijd aan
bepaalde vragen. Deze vragen veel energie en tijd en daarom moet het op een verantwoorde wijze
worden gedaan. Dit zijn allemaal inkoppertjes, maar toch even voor de duidelijkheid.
• Het onderzoek moet zo veel mogelijk in een controleerbare omgeving plaatsvinden à Zijn er
omstandigheden bij het onderzoek die de resultaten mogelijk hebben beïnvloed?
Het onderzoek moet uitgevoerd worden in een controleerbare omgeving. Ik heb ooit gewerkt in een
plek waar een test werd afgenomen, hier werden veel intelligentie testen uitgevoerd. En er liepen heel
veel mensen langs die hakken dragen. En dit is heel lang niemand opgevallen. Vervolgens werd
gezegd: we zien wel veel mensen die zich hier niet kunnen concentreren. Toen heb ik gezegd: ik raak
ook helemaal afgeleid, maar omdat er te veel mensen (50 mensen) vaak op hakken langsliepen. Dit
was enorm verstorend voor mij en dus ook waarschijnlijk voor die mensen die de intelligentietest
moeten afnemen. En hierdoor zag je dat er voor een hele lange periode onder de norm werd
gescoord op die concentratie voor die groep. Dit is eigenlijk heel belangrijk, want voor hetzelfde
koppel je dit aan ADHD terwijl er helemaal geen sprake is hiervan. Dus probeer het in een
controleerbare omgeving te laten plaatsvinden. Veel organisaties hebben ook een aparte ruimte waar
dit kan, zorg dus niet dat je midden in een woonkamer het doet of als mensen heel moe zijn de test af
te nemen etc.
Dus denk goed na, zijn er bepaalde omstandigheden hier zoals de temperatuur etc. de
onderzoeksresultaten kan beinvloeden. Bijvoorbeeld bij een ambulante setting: iemand komt
binnenrennen en je ziet dat diegene helemaal verhit is, omdat de bus te laat kwam of diegene
bijvoorbeeld te trein had gemist. Ga dan niet gelijk de test afnemen, maar zorg dat er even een
moment is dat diegene tot rust kan komen, want het kan de onderzoeksresultaten beïnvloeden.
• Controleer na het onderzoek of de testen serieus zijn ingevuld à Zijn er opvallende
antwoordpatronen (bv. overal hetzelfde antwoord), is er sprake van sociale wenselijkheid (bv.
overal het ‘gewenste’ antwoord), etc.?
Controleer na het onderzoek of de testen serieus zijn ingevuld: zijn er nou opvallende
antwoordpatronen (dit is heel lastig eigenlijk). Je bent uiteindelijk iemand aan het onderzoeken. Je
weet niet wat serieus is; het is een leuk begrip maar betekend serieus nou? Het antwoord hiervoor
kunnen we jullie niet geven, maar er zijn wel dingen die kunnen opvallen zoals dat ze bijvoorbeeld dat
iemand overal dezelfde antwoorden op heeft gegeven. Dit is vaak een teken dat er iets aan de hand
is. Dit zie je ook vaak bij student-onderzoeken bij bachelor1 studenten, dan zie je dat veel studenten
dezelfde antwoorden geven op vragen waarbij eigenlijk dezelfde antwoorden niet kloppen. Als je bij de
een hoog scoort, moet je eigenlijk laag scoren bij de ander, maar wat je ziet is dat ze allemaal: 5-5-5-
