Privaatrecht
Leerdoelen
Week 1
Digitale module Introductie privaatrecht
• Uitleggen welke plaats het privaatrecht inneemt binnen het rechtssysteem
Privaatrecht is het recht dat gaat over de verhoudingen tussen burgers onderling en tussen
burgers en bedrijven en andere rechtspersonen. Ook de regels over de beslechting van
privaatrechtelijke geschillen behoren tot het privaatrecht (burgerlijk procesrecht).
• Uitleggen in welke bronnen privaatrecht te vinden is
- Burgerlijk Wetboek
- EU-recht
- Grondrechten
- Bijzondere wetten
- Jurisprudentie
- Ongeschreven recht
• Uitleggen wat de volgende begrippen betekenen: privaatrecht, publiekrecht, burgerlijk
procesrecht, functioneel rechtsgebied, vermogensrecht, Burgerlijk Wetboek, gelaagde
structuur, EU-recht, bijzondere wetten, ongeschreven recht, jurisprudentie
Privaatrecht:
Het recht dat gaat over de verhoudingen tussen burgers onderling en tussen burgers en bedrijven
en andere rechtspersonen.
Publiekrecht:
Het recht dat gaat over de verhoudingen tussen de overheid en burgers en bedrijven.
Burgerlijk procesrecht:
De regels over de beslechting van privaatrechtelijke geschillen behoren tot het privaatrecht.
Vermogensrecht:
Het vermogensrecht gaat – grof gezegd – over alle rechten en plichten met economische waarde.
Burgerlijk Wetboek:
De grootste bron van het privaatrecht.
Functioneel rechtsgebied:
Een functioneel rechtsgebied is een rechtsgebied dat zich richt op een specifiek thema of
beleidsterrein, zoals gezondheidsrecht, milieurecht en arbeidsrecht.
Gelaagde structuur:
Het vermogensrecht in het Burgerlijk Wetboek is opgebouwd volgens een gelaagde structuur. Van
meer algemene (Boek 3) naar meer bijzondere regels (Boek 7/7A).
EU-recht:
Regels die voortvloeien uit Europese richtlijnen. Er zijn ook Europese verordeningen met
privaatrechtelijke regels.
Bijzondere wetten:
Privaatrecht is verder te vinden in bijzondere wetten zoals de Faillissementswet, de Auteurswet en
de Octrooiwet.
Ongeschreven recht:
Het privaatrecht omvat ook ongeschreven recht, zoals de normen van de maatschappelijke
zorgvuldigheid en van redelijkheid en billijkheid.
1
, Jurisprudentie:
De rechtspraak (jurisprudentie) past het privaatrecht niet alleen toe, maar verduidelijkt het ook, en
ontwikkelt het verder. Ook rechterlijke uitspraken zijn daardoor een bron van privaatrecht.
• Uitleggen wat alle begrippen uit het rechtsfeitenschema betekenen
Rechtsfeit: een feit met een rechtsgevolg
Bloot rechtsfeit: een rechtsfeit dat niet het gevolg is van menselijk handelen.
Handeling: rechtshandelingen en andere handelingen
Rechtshandeling: handeling met een rechtsgevolg dat intreedt omdat het beoogd is.
Eenzijdige rechtshandeling: wordt door één persoon tot stand gebracht.
Gericht: gericht tot een bepaalde persoon of meerdere persoon
Ongericht: niet gericht tot één bepaalde persoon
Meerzijdige rechtshandeling: samenwerking vereist van meerdere personen
Overeenkomst: afspraak tussen minstens twee partijen die gericht is op een rechtsgevolg ten
gunste van één partij en ten laste van een/de andere partij, of ten gunste en ten laste van
beide partijen over en weer
Verbintenisscheppend: ontstaan van een of meerdere verbintenissen. Een verbintenis houdt
in dat de ene partij (schuldenaar) de andere partij (schuldeiser) een bepaalde prestatie
verschuldigd is. Die prestatie kan bestaan uit een doen, nalaten, geven of dulden.
Wederkerig: beide partijen nemen een verplichting op zich.
Niet-wederkerig: één partij neemt een verplichting op zich.
Overig: familierechtelijke overeenkomst en bevrijdende/liberatoire overeenkomst
Andere handeling: als het intreden van het rechtsgevolg niet afhankelijk is van het beoogd zijn van
het rechtsgevolg door degene die de handeling verricht.
Onrechtmatige daad: het rechtsgevolg is dat de dader de schade van de benadeelde moet
vergoeden
Rechtmatige daad: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
• Feiten classificeren aan de hand van het rechtsfeitenschema
-
• Zelf voorbeelden geven per onderdeel van het rechtsfeitenschema
-
2
,Rechtsobjecten
• Uitleggen wat de volgende begrippen betekenen: absoluut recht, relatief recht, goed, zaak,
roerende zaak, onroerende zaak, vermogensrecht
Absoluut recht:
Recht dat kan worden gehandhaafd jegens iedereen.
Relatief recht:
Het is een rechtsbetrekking tussen twee bepaalde personen: schuldeiser en schuldenaar.
Goed:
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (artikel 3:1 BW)
Zaak:
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (artikel 3:2 BW)
Roerende zaak:
Een object dat niet vastzit aan de grond of aan een ander onroerend goed.
Onroerende zaak:
Een object dat wel vastzit aan de grond.
Vermogensrecht:
Artikel 3:6 BW:
“Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe
strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor
verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.”
• Goederen classificeren aan de hand van de genoemde begrippen
-
• Zelf voorbeelden geven van goederen die vallen onder (een combinatie van) de genoemde
begrippen
-
Totstandkoming rechtshandelingen
• De regels met betrekking tot de totstandkoming van een rechtshandeling toepassen,
waaronder:
o Beoordelen of een natuurlijk persoon handelingsbekwaam is, en zo niet, wat de
gevolgen daarvan zijn
Het verrichten van rechtshandelingen wordt slechts geboden aan hem van wie kan worden
verwacht dat hij de daarbij betrokken belangen juist kan taxeren en de draagwijdte van zijn
initiatieven kan overzien. Wie hiertoe niet in staat is, behoort niet zelfstandig aan het
rechtsverkeer deel te nemen en dient te worden bijgestaan door een vertegenwoordiger.
Handelingsbekwaamheid kan worden omschreven als de mogelijkheid zelfstandig
rechtshandelingen te verrichten waaraan men zelf onaantastbaar wordt gebonden.
Gebondenheid voortvloeiend uit een onrechtmatige daad (geen rechtshandeling) en de
mogelijkheid een rechtshandeling te verrichten in naam van een ander (geen eigen
gebondenheid) worden derhalve niet betreken door het vereiste van
handelingsbekwaamheid.
Wie de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, tenzij gehuwd of gehuwd is geweest, is
handelingsonbekwaam. De overige zijn handelingsbekwaam.
1. Gevallen waarin de minderjarige zelfstandig volledig geldige rechtshandelingen kan
verrichten:
a. Artikel 1:234 lid 1 à toestemming wettelijk vertegenwoordiger.
b. Artikel 1:234 lid 3 à veronderstelde toestemming
c. Artikel 1:235 à handlichting
3
, d. Artikel 4:55 à maken testament
e. Artikel 7:447 lid 1 à aangaan geneeskundige behandelingsovereenkomst
f. Artikel 7:612 lid 1 à aangaan arbeidsovereenkomst
2. Gevallen van handelingsonbekwaamheid bij meerderjarigen (curatele)
De wetgever acht ten aanzien van onder andere geestelijk gestoorden, drugsmisbruikers
en alcoholici de kans aanwezig dat zij – hoewel meerderjarig – niet in staat zijn hun
belangen behoorlijk te behartigen.
Curatele biedt het middel bepaalde meerderjarigen handelingsbekwaamheid te
ontnemen (artikel 1:381 lid 2, 3 en 5 BW). De ondercuratelestelling wordt uitgesproken
door de rechter, die tevens een curator benoemt (artikel 1:383 lid 1 BW). Deze laatste
treedt op als wettelijk vertegenwoordiger van de curandus.
o De wilsvertrouwensleer toepassen
Een rechtshandeling is opgebouwd uit twee elementen: wil en verklaring (artikel 3:33 BW).
Als uitersten staan hier tegenover elkaar enerzijds de wilsleer, die meebrengt dat van
contractuele gebondenheid slechts sprake kan zijn indien en voor zover aan de verklaring ten
grondslag ligt een daarmee corresponderend, volwaardig wilsbesluit, en anderzijds de
verklaringsleer inhoudende dat men gebonden is aan hetgeen men verklaart.
De wetgever heeft gekozen voor de leer van ‘de dubbele grondslag’ (artikel 3:35 BW).
o Beoordelen of de aanwezigheid van een geestelijke stoornis de overeenkomst
aantastbaar maakt
Artikel 3:34 BW. Een met de verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken.
Het baat de wederpartij niet indien hij erin zou slagen aan te tonen dat de verklaring van deze
geestelijk gestoorde exact overeenstemde met diens wel.
Indien de voorwaarden van artikel 3:34 BW zijn vervuld, is de overeenkomst in beginsel
vernietigbaar. Dit lijdt echter uitzondering wanneer de wederpartij zich met succes beroept op
gerechtvaardigd vertrouwen zoals omschreven in artikel 3:35 BW. In dat geval is de
overeenkomst geldig.
Totstandkoming overeenkomsten
• Naast de algemene regels met betrekking tot de totstandkoming van een rechtshandeling,
ook de bijzondere regels met betrekking tot de totstandkoming van een overeenkomst
toepassen, waaronder:
o Onderscheid maken tussen een aanbod en een uitnodiging tot het doen van een
aanbod
Aanbod:
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan à artikel 6:217
BW. Het begrip aanbod kan worden omschreven als de wilsverklaring waarin een voorstel tot
het sluiten van een overeenkomst is vervat. Dit voorstel dient bovendien duidelijkheid te
verschaffen over de belangrijkste verplichtingen die uit de overeenkomst zullen voortvloeien.
Aanvaarding van het aanbod doet vervolgens de overeenkomst tot stand komen.
Uitnodiging tot aanbod:
Verschaft het voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende duidelijkheid omtrent de
belangrijkste verplichtingen, dan is sprake van een uitnodiging tot het doen van een aanbod.
à arrest Hofland/Hennis
o Beoordelen of de totstandkoming van een aanbod kan worden voorkomen door
intrekking
Om de werking te hebben van het intrekken van een aanbod moet de intrekking de persoon
tot wie zij gericht is eerder dan, of gelijktijdig met, de ingetrokken verklaring bereiken à
artikel 3:37 lid 5 BW.
4