Inhoudsopgave
Thema 1........................................................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 1 – Inleiding.........................................................................................................................................2
Hoofdstuk 2 – Theorieën over de adolescentie....................................................................................................7
Thema 2....................................................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 3 – Lichamelijke ontwikkeling in de adolescentie.............................................................................13
Hoofdstuk 4 – Hersenontwikkeling in de adolescentie.......................................................................................20
Hoofdstuk 5 – Psychoseksuele ontwikkeling in de adolescentie........................................................................23
Thema 3....................................................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 6 – Cognitieve ontwikkeling in de adolescentie................................................................................30
Hoofdstuk 7 – Emotionele ontwikkeling in de adolescentie...............................................................................37
Hoofdstuk 10 – Morele ontwikkeling in de adolescentie...................................................................................41
Thema 4....................................................................................................................................................... 45
Hoofdstuk 8 – Ontwikkeling van het zelf en de identiteit...................................................................................45
Hoofdstuk 9 – Autonomie-ontwikkeling in de adolescentie...............................................................................51
Thema 5....................................................................................................................................................... 58
Hoofdstuk 11 – De rol van het gezin..................................................................................................................58
Hoofdstuk 12 – De rol van leeftijdsgenoten.......................................................................................................63
Thema 6....................................................................................................................................................... 69
Hoofdstuk 13 – Internaliserende stoornissen.....................................................................................................69
Hoofdstuk 14 – Crimineel gedrag en externaliserende stoornissen...................................................................75
Hoofdstuk 15 – Hulpverlening aan adolescenten...............................................................................................83
1
,Thema 1
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Adolescentie: een beschrijving
Adolescentie is de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid. In die periode vinden
veel ontwikkelingen plaats, zoals het biologische rijpingsproces van de hersenen en
hormonen. De belangrijkste ontwikkelingstaak volgens Erikson is het ontwikkelen van een
eigen identiteit. Door te experimenteren met situaties en gedrag verkennen jongeren nieuwe
mogelijkheden en leren ze hun beperkingen te accepteren. De reacties van de voor hen
belangrijke anderen spelen hierbij een grote rol.
Identiteit = iemand beleeft zichzelf als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die
consistent is en voor de mensen om hem heen als zodanig herkenbaar is.
Leeftijd zegt niet alles over de adolescentieperiode, maar is vaak wel de enige mogelijkheid
om er een maatschappelijke status aan te geven. In veel Westerse landen worden
verantwoordelijkheden gekoppeld aan bepaalde leeftijden. Naast leeftijd spelen
verwachtingen van de omgeving en de jongere zelf ook een rol. De verwachting is dat
adolescenten al vroeg zelfstandig zijn, terwijl ze daar de middelen nog niet voor hebben.
Volgens sommige onderzoekers leidt dit tot probleemgedrag.
Arnett stelde vast dat jongeren steeds langer deelnemen aan het onderwijs en daardoor later
gaan werken en langer thuis blijven wonen. Hij zegt dat dit niet tot spanningen hoeft te
leiden, maar juist leidt tot de ruimte om te experimenteren voor jonge twintigers (=
emerging adulthood). Vanuit hier is een nieuwe crisis geformuleerd, de quarterlife crisis,
waarin jongeren (rond de 25 jaar) uitdagingen ervaren bij het vinden van een plaats in de
volwassen wereld (“Ga ik een baan zoeken of eerst nog reizen?”). Het meeste onderzoek
spreekt een crisis tegen.
Het idee dat de leeftijd van 18 niet meer automatisch betekend dat iemand volwassen is,
wordt steeds meer geaccepteerd. In de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg wordt
benadrukt dat er sprake moet zijn van transitional care, waarbij ‘jeugd’ wordt gedefinieerd
als de periode tussen 15 en 24 jaar. Bijvoorbeeld voor de overgang van kinder- en
jeugdpsychiatrie naar de volwassenenpsychiatrie.
Leeftijdsaanduidingen zijn benaderingen. De leeftijd waarop iemand begint met de
adolescentie en experimenteren verschilt sterk. Voor praktische redenen zijn wel indelingen
gemaakt: de adolescentieleeftijd is van 10 tot 23 jaar.
- De vroege adolescentie tussen 10 tot 13 jaar
- De middenadolescentie tussen 14 en 18
- De late adolescentie tussen 19 en 23.
Emerging childhood begint pas wanneer de volwassen rollen zijn opgenomen.
Pubertijd en adolescentie
De pubertijd is het proces van geslachtsrijp worden en de hormonale ontwikkeling die de
geslachtsrijping en andere rijpings- en ontwikkelingsprocessen aanstuurt. Het gevolg van
deze processen is het ‘puberen’: veranderingen in gedrag en stemming. De adolescentie is de
fase waarin jongeren de veranderingen door de puberteit gaan integreren.
Begin en einde van de adolescentie; verschillen per cultuur en sekse
2
,Wat jongeren ervaren in de adolescentie en wat zij doen en laten wordt beïnvloed door de
kinderjaren. Vervolgens heeft de ontwikkeling in de adolescentie weer gevolgen voor het
functioneren als volwassenen. Het begin van de adolescentie wordt vaak vastgesteld met
objectief waarneembare biologische verschijnselen. Er zijn een aantal redenen waarom dit
niet helemaal klopt:
- Hormonale veranderingen beginnen eerder dan dat lichamelijke veranderingen
waarneembaar zijn;
- De psychologische ontwikkeling loopt niet altijd gelijk met de lichamelijke rijping;
- Aan het begin van de adolescentie zie je belangrijke veranderingen die sociaal en
cultuur bepaald zijn, zoals de overgang van basis- naar middelbaaronderwijs.
Het einde van de adolescentie wordt meestal getypeerd als het bereiken van de
volwassenheid, waarin weer nieuwe taken centraal staat: het aangaan van persoonlijk,
intieme relaties en de zorg voor de volgende generatie. Volwassenheid is niet een
eindstadium, er blijft sprake van een ontwikkelingsproces.
Sociale en culturele aspecten bepalen in grote mate hoe de adolescentie wordt afgebakend.
Naast culturele invloeden zijn ook sekseverschillen van invloed op de manier waarop de
ontwikkeling zich gedurende de adolescentie manifesteert.
Een moeilijke leeftijd
Voorheen werd vaak gezegd dat de adolescentie een periode is van grote emotionele
beroering en opstandigheid (‘Storm and Stress’/‘Sturm und Drang’). De adolescentie lijkt
meer een periode die wat stress oplevert, maar waar de meeste goed doorheen komen. Toch
ervaren sommigen grote problemen tijdens de adolescentie. Emotionele verwarring en
problematisch gedrag hoort erbij, maar wanneer is er dan sprake van een stoornis in de
ontwikkeling? Om dit te bepalen noemt Steinberg drie aandachtspunten:
1. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen eenmalige stemmingen of gedragingen
en meer langdurige patronen.
2. Kunnen de problemen een symptoom zijn van een (dreigende) stoornis?
3. Wanneer vindt het probleemgedrag plaats? Treedt het op in de adolescentie of komt
het voort uit de periode daarvoor? De voorgeschiedenis van een kind zegt veel over
hoe de problemen tijdens de adolescentie moeten worden geïnterpreteerd.
- Life-course persistent-antisocialen – jongeren die gedurende hun hele leven
antisociaal of problematisch gedrag vertonen.
- Adolescence limited-antisocialen – het antisociaal gedrag is alleen aanwezig
tijdens de adolescentie en verdwijnt daarna weer.
Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt
Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is gericht op het opsporen van veranderingen binnen
de persoon in het verloop van de tijd: de intra-individuele veranderingen. Daarnaast is ook
interesse in de verschillen die zich daarbij in het verloop van de ontwikkeling tussen
verschillende jongeren voordoen: de interindividuele verschillen.
Ontwikkeling is een complex samenspel tussen aangeboren eigenschappen en
omgevingsfactoren. Zowel persoonlijke kenmerken als de omgeving beïnvloeden elkaar en
dragen bij aan veranderingen. Het is een voortdurende wisselwerking tussen individu en
3
,omgeving. Hieronder worden drie ontwikkelingspsychologische benaderingen van de
adolescentieperiode omschreven.
De adolescentie als een karakteristieke ontwikkelingsperiode, met daaraan verbonden
specifieke ontwikkelingstaken
Een ontwikkelingspsychologisch perspectief legt de focus op veranderingen binnen het
individu, vaak beschouwd als opeenvolgende fasen. Het concept 'fase' suggereert dat
specifieke gedragingen en attitudes kenmerkend zijn voor bepaalde niveaus van psychische
ontwikkeling, ontstaan in een vastgestelde volgorde. Sommigen stellen duidelijk afgebakende
fasen voor en anderen benaderen het als een meer vloeiende overgang tussen fasen. Als
karakteristiek voor de fase van de adolescentie worden vooral gezien:
- Het vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie ten opzichte van
de ouders;
- De manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten (bijvoorbeeld
ambivalente gevoelens ten opzichte van de ouders);
- Een bepaald niveau van cognitief functioneren (bijvoorbeeld wat betreft het denken
over morele vraagstukken).
Het idee van ontwikkeling in opeenvolgende fasen is omstreden. Hoewel het nog steeds
aanzienlijke invloed heeft op ons begrip van ontwikkeling, betekent het niet noodzakelijk dat
iedereen van dezelfde leeftijd zich in dezelfde fase bevindt. Toch erkent men over het
algemeen dat het zinvol is om kwalitatief verschillende ontwikkelingsfasen te identificeren. In
de training van jeugdhulpprofessionals kan het onderscheiden van fasen helpen om een
ontwikkelingsgerichte denkwijze te bevorderen. Ook bij oudertraining kan het identificeren
van fasen bijdragen aan een beter begrip van de specifieke behoeften van kinderen op
verschillende leeftijden.
Naast verschillende ontwikkelingsniveaus zijn er ook ontwikkelingstaken. Deze taken
verwijzen naar de eisen en verwachtingen die binnen een bepaalde cultuur gelden voor een
specifieke leeftijdsgroep. De taken voor jongeren verschillen dus van die voor kinderen of
volwassenen. Het succesvol volbrengen van deze taken wordt gezien als cruciaal voor een
positieve voortgang in de verdere ontwikkeling. Ontwikkelingstaken bouwen op elkaar voort,
waarbij wat iemand heeft geleerd tijdens het aanpakken van de ene taak, van invloed is op
hoe ze latere taken benaderen. Sommige taken hebben een universeel karakter, zoals het
omgaan met seksuele gevoelens, terwijl andere meer verbonden zijn met specifieke
maatschappelijke verwachtingen, zoals de keuze en het volgen van voortgezet onderwijs.
Spanjaard en slot onderscheiden verschillende ontwikkelingstaken:
- Positie ten opzichte van de ouders: zelfstandige positie binnen veranderende
familierelaties;
- Onderwijs of werk: verwerven van kennis en vaardigheden voor werk;
- Vrije tijd: zinvolle invulling zonder verplichtingen;
- Eigen woonsituatie: zorgen voor eigen ruimte en omgang met huisgenoten;
- Autoriteit en instanties: accepteren van hogere autoriteiten, opkomen voor eigen
belangen;
- Gezondheid en uiterlijk: zorg voor welzijn, comfortabel voelen, risico’s inschatten;
- Sociale contacten en vriendschappelijk: leggen en onderhouden, bewust van
wederzijdse voordelen, openstaan voor vriendschap;
4
, - Sociale media en internet: bewust gebruik, onderscheiden van virtuele en reële
werkelijkheid, gevaren herkennen;
- Intimiteit en seksualiteit: Integreren in persoonlijkheid, ontdekken van mogelijkheden
en grenzen;
- Bij cultuurverschillen: begrip van normen in verschillende culturen, inschatten van
passende vaardigheden.
Soms wordt de formulering van ontwikkelingstaken specifiek gericht op bepaalde aspecten
van ontwikkeling. De genoemde ontwikkelingstaken zijn vooral opgesteld om hulpverlening
aan jongeren met antisociaal gedrag te ondersteunen. Het doel is om hulpverleners die
neigen naar het focussen op problemen aan te moedigen om diagnostiek en behandeling
meer vanuit een ontwikkelingsperspectief te benaderen.
De adolescentie als onderdeel van een ontwikkelingsproces met continue en discontinue
momenten
Ontwikkeling wordt gekenmerkt door het idee van een verband tussen vroege en latere
momenten in het proces. Over het algemeen is er sprake van continuïteit, waarbij de
ontwikkeling de ingeslagen richting volgt. Echter, er kunnen momenten van discontinuïteit
optreden, waarbij jongeren die het eerder goed deden plotseling problemen ervaren.
Continuïteit in de ontwikkeling
Continuïteit in ontwikkeling kan op twee manieren worden benaderd.
- Psychologische mechanismen blijven consistent, zelfs als het gedrag op
oppervlakteniveau verandert met leeftijd. Hechte persoonlijke relaties blijven
belangrijk, maar een kleuter en een adolescent uiten dit op verschillende manieren.
- Een voorspelbaar patroon tussen vroege ervaringen en latere uitkomsten.
Discontinuïteit in de ontwikkeling
Gedurende de ontwikkeling kunnen momenten van discontinuïteit optreden, vooral bij
psychosociale koerswijzigingen op verschillende levensmomenten. Onderzoek naar
protectieve factoren benadrukt de veerkracht van individuen, waarbij sociale steun en
bepaalde persoonlijkheidskarakteristieken hen beschermen en helpen een nieuwe koers te
bepalen. Deze factoren bevorderen het vertrouwen dat moeilijkheden overwonnen kunnen
worden. Nieuwe mogelijkheden kunnen de effecten van eerdere ongunstige
omstandigheden veranderen. Dit wijst op een belangrijke plasticiteit van het individu
gedurende het ontwikkelingsproces. Live events, zoals echtscheiding of verhuizing, spelen
een cruciale rol in de ontwikkeling van jongeren.
In de adolescentie wordt de ontwikkeling gezien als een mix van continue en
discontinuïteitsmomenten. Levenslooptrajecten worden geanalyseerd om samenhang tussen
opeenvolgende gebeurtenissen te begrijpen, zoals het verlaten van school door vroegrijpe
meisjes die vriendschappen sluiten met oudere jongens. De analyse onthult diversiteit door
de keuzes van jongeren en toont dat kritieke keerpunten de loop van een ontwikkeling
kunnen veranderen, zowel positief als negatief. Soms kan delinquentie versneld toenemen
onder invloed van bepaalde factoren (=acceleratie). Bij hulpverlening is het cruciaal rekening
te houden met dergelijke wendingen in de ontwikkeling.
5
, Ontwikkelingspsychopathologie: het samenspel tussen individu en omgeving
De ontwikkelingspsychopathologie richt zich op onderzoek naar de omstandigheden
waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen, en naar
de individuele verschillen in aanpassing die daarbij voorkomen. Risicofactoren leiden niet
altijd tot een minder goed verloop van de ontwikkeling. Bij kinderen en jongeren blijkt een
groot onderscheid in weerstand tegen en vatbaarheid voor beïnvloeding door moeilijke
levensomstandigheden, crisissituaties of traumatische gebeurtenissen. Naast risico- en
protectieve factoren is er ook een complex samenspel tussen individu en omgeving die de
richting van een ontwikkelingstraject bepaald.
Transactionele modellen = mensen geven hun eigen omgeving vorm, maar worden ook door
hun omgeving vormgegeven.
Hoe beïnvloed iemand zijn of haar omgeving?
Caspi en Shiner onderscheiden drie manieren waarop kenmerken van de persoon
samenhangen met de omgeving (persoon-omgeving interactie):
- Passieve interactie: het individu krijgt de omgeving die door biologische verwanten
(ouders) wordt aangeboden. Hierbij is er niet duidelijk sprake van het beïnvloeden
van de omgeving door de persoon;
- Evocatieve interactie: het individu beïnvloed de omgeving door reacties die hij bij
anderen oproept. Bepaalde kenmerken van de persoon (verlegenheid, extraversie)
hebben bepaalde reacties van de omgeving tot gevolg. De omgeving verandert dus
als gevolg van de reacties die de persoon uitlokt.
- Actieve interactie: het individu selecteert de omgeving. Individuen zoeken vrienden
die bij hen passen, of een werkkring waarin zij zich thuis voelen.
Tijdens de adolescentie lijkt er een verandering te zijn van passieve interacties naar actieve
interacties. Het evocatieve type is gedurende alle levensfasen te vinden, maar lijkt in de
adolescentie een belangrijkere plaats in te nemen.
Onderzoekers gebruiken verschillende methoden om erfelijke invloeden in de ontwikkeling te
onderzoeken:
- Observeren van verschillende generaties;
- Onderzoeken van gedrag van kinderen die dezelfde biologische vader en moeder
hebben, maar in verschillende omgevingen zijn opgegroeid;
- Dierproeven;
- Gedragskenmerken in verband brengen met genetische eigenschappen.
Epigenetica = studie waarbij onderzocht wordt wanneer een gen wel of niet tot uiting komt
onder invloed van bijvoorbeeld de omgeving. Door het proces methylering kunnen genen
aan- of uitgezet worden (genexpressie). Dit kan ontstaan door schadelijke stoffen, maar ook
door (chronische) stress.
Het effect van de omgeving hangt af van genetische of persoonskenmerken van de jongere.
- Diathesis-stress model = jongeren met een bepaald soort temperament of
persoonlijkheid zijn extra vatbaar voor negatieve omgevingsinvloeden.
6