Middle Management: algemene managementskennis
Parate-kennisvragen
Hoofdstuk 1: De organisatie
Middle-management is de benaming voor de beroepsgroep die namens de top van een
organisatie zorgt voor sturing aan de uitvoering van de verschillende processen binnen die
organisatie. Het gaat niet over vakinhoudelijke kennis, maar over de sturing van de
processen, het geven van leiding etc. Middle managers zijn mensen die leiding (gaan) geven
aan afdelingen of filialen op operationeel en/of tactisch niveau en zelfstandige ondernemers.
1. Wat is een organisatie?: Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen die
met bepaalde middelen proberen een bepaald doel te bereiken.
+2. In specifieke zin als het gaat over een arbeidsorganisatie zijn dit de kenmerken:
-Beroepsopleiding
-Betaald werk
-Formele regels
-Functionele werkverdeling
-Gezagslagen
-Specifieke doelen.
+3. Een onderneming: een onderneming is een grote, zelfstandige arbeidsorganisatie die om
te kunnen overleven, winst moet realiseren. Een onderneming kan uit meer bedrijven
bestaan. De term onderneming wordt vooral gebruikt voor grote organisaties als Phillips,
Unilever en AKZO. De term onderneming gebruiken we vooral vanuit de financiele
invalshoek.
4. Een non-profit organisatie mag geen winst nastreven, wat er gebeurt als een non-profit
organisatie toch winst maakt is dat het leidt tot vermindering van subsidies of andere
uitkeringen. Winst mag in iedergeval nooit het doel zijn, eventuele winst mag evenmin
verdeeld worden onder de eigenaren.
5. Welke bedrijven en ondernemingen we vinden in de secundaire sector: industriele
bedrijven die grondstoffen technisch omvormen tot producten. Voorbeelden zijn
metaalindustrie, levensmiddelen en chemische industrie.
Verder nog
primaire sector: levensbehoefte als landbouw, veeteelt etc.
Tertiare sector: comerciele diensten zoals persoonlijke en zakelijke dienstverleners, zoals
bijvoorbeeld detailhandel, garagebedrijven etc.
,6. Een joint venture is een samenwerkingsvorm waarbij twee of meer rechtspersonen op
bepaalde gebieden samenwerken en daartoe een nieuwe organisatie in het leven roepen.
Ieder brengt daarbij volgens een verdeelsleutel kennis en financiele middelen in.
7. Franchising is een samenwerkingsvorm die veel voorkomt in de detailhandel bij
winkelketens. De winkeliers (de franchisenemers) maken tegen betaling gebruik van de naam
en de facaliteit van het moederbedrijf (de franchisegever).
8. De grondlegger van scientific management (wetenschappelijke bedrijfsvoering)was een
Amerikaan genaamd Frederic W. Taylor.
9. De Fransman Henri Fayol nam als uitgangspunt voor de ontwikkeling van zijn organisatie-
theorie hoe je een organisatie vooral van boven af het beste kon leiden, hij besteede weinig
aandacht aan uitvoerende arbeid en werkomstandigheden. Hij ontwikkelde aanbevelingen,
richtlijnen en principes om aan de organisatie in zijn geheel vorm te geven. Zijn belangrijkste
richtlijnen waren:
Vooruitzien en plannen, organiseren, eenheid van bevel, coordineren en controleren.
10. De theorie van Henri Fayol staat ook wel bekend als de algemene managementstheorie.
Fayol was ook degene die het begrip lijnorganisatie introduceerde. Taylor en Fayol zijn
grondleggers van de zogenaamde klassieke school.
11. De conclusie die Elton Mayo uit zijn uit zijn hawtorn-onderzoek (Elton Mayo, een
Amerikaanse socioloog hield zich bezig met onderzoek naar prestaties van werknemers) trok
was dat alleen al aandacht voor menselijke aspecten de prestatie verhoogde. Aandacht werd
ervaren als erkening en waardering, als gevolg werd de aandacht voor de werkende ,mens
verhoogd.
12. Revisionisme houdt in: de benadrukking van zowel technische als de sociale organisatie,
waarbij democratisering en humanisering van arbeid centraal staan. Taakverijking,
taakveruiming en taakroulatie zijn hierbij hulpmiddelen. Vanuit het revisionisme wordt ook
de organisatiestructuur en de stijl van leiderschap aangestuurd.
13. De bekendste vertegenwoordiger van het revisionisme is ongetwijfeld Rensis Likert, hij
ontwikkelde een overlegmodel met overlappende groepstructuren, bekend onder de naam
linking pin-model. Hij koppelde de verschillende hierarchische lagen in de organisatie, door
een overlegvorm te creeeren waarbij een (leidingevende) functionaris uit een groep tevens
deelneemt aan een groep op hoger niveau. Deze functionaris is de verbindende factor
(linking pin) tussen de twee groepen.
14. HRM (Human Recource Management) is een moderne vorm van management waarbij
personeelsbeleid een integraal deel uitmaakt van het algemene bedrijfsbeleid.
15. Een organisatie brengt producten of diensten voort, die voorzien in een behoefte.
Het productie/dienstverleningproces kan in drie fase ontleed worden:
,-Input (organisatie moet iets inbrengen zoals kennis, menselijk arbeid, kapitaal etc.)
-Transformatie ook wel throughput (imput omvormen tot producten en diensten).
-Output (Door transformatie ontstaat uiteindelijk het product/dienst, dit is de output)
16. Het primaire procces is zoals in vraag 15 gesteld: input, transformatie, output.
17. Ondersteunende processen zijn:
-Productieplanning
-Logistiek
-Marketing
-Kwaliteitszorg
-Research
-Onderhoudt
18. Beheersingsprocessen bieden ook ondersteuning maar in tegenstelling tot
ondersteunende processen richten zij zich op de organisatie als geheel. We onderscheiden
de volgende beheersingsprocessen:
-Financien
-Sociaal Beleid
-Administratie
19. Er zijn 5 functionele bedrijfsprocessen:
-Commercieel proces
-Financieel proces
-Personeelsproces
-Logistiek proces
-Technisch proces
20. Onder omgeving van een bedrijf verstaan we:
Alle invloeden van buiten het bedrijf, die van belang zijn voor het functioneren van het
bedrijf, die het management niet via de hierarchie kan beinvloeden.
Oftewel de het inspelen op de behoefte van de maatschappij (output), diezelfde
maatschappij levert ook productiemiddelen (input).
21. Stakeholders zijn de belanghebbende oftewel partijen die belang hebben bij het
functioneren van het bedrijf. Voorbeelden zijn: vakbonden, overheid, banken, leveranciers,
afnemers etc.
, 22. Voorbeelden van ontwikkelingen in de indirecte omgeving die een bedrijf beinvloeden
zijn bijvoorbeeld economische ontwikkelingen, technologische ontwikkelingen, sociale
ontwikkelingen en maatschappelijke ontwikkelingen.
23. Er zijn verschillende beinvloedingsfactoren van de samenleving naar de organisatie
namelijk:
-Politieke factoren
-Economische factoren
-Culturele factoren
-Technologische factoren
-Demografische factoren
-Geografische factoren
24. Economische beinvloedingsfactoren zijn bijvoorbeeld:
-Welvaart
-Inkomstenverdeling
-Inflatie
-Renteontwikkeling
25. Voorbeelden van demografische beinvloedingsfactoren zijn bijvoorbeeld:
-Verandering van de afzetmarkt
-Verandering van den geografische spreiding
26. Er zijn verschillende maatsc happelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op het
reilen en zeilen van een organisatie:
-Participatie en democratisering
-Opvatting over arbeidsverdeling
-Sociale en economische zekerheden
-Cultuurveranderingen
-Belangengroepen
27. Voorbeelden van belangrijke cultuurveranderingen die invloed hebben op organisaties
zijn:
-De invloed van zuilen (groeperingen die religie heel belangrijk vonden) is sterk afgenomen
(ontzuiling).
-Belang van juiste opleiding neemt toe, een maatschappelijke carriere is tegenwoordig sterk
gekopeld aan de juiste studiekeuze.
28. Er zijn verschillende belangengroepen die invloed uitoefenen op organisaties:
-Werkgeversorganisaties