OWG
Week 1
1. DM uitwerken met behulp van bijlage hoe bestudeer ik een ziektebeeld?
O.a. HBa1C waarde, hypo en hyper, verpleegkundig handelen
NB. college
Hoe bestudeer ik een ziektebeeld?
Wanneer je onderstaande punten uitwerkt, krijg je een redelijk compleet zicht op een
ziektebeeld.
De ziekte
Om welke ziekte gaat het?
Wat is de officiële benaming? En zijn er ook andere namen voor de ziekte?
(Denk hierbij aan een Nederlandse naam of aan namen zoals die in de volksmond gebruikt
worden.)
Diabetes mellitus
Symptomatologie
Wat is de symptomatologie bij de patiënt?
(Denk hierbij aan de subjectieve belevingen of klachten [‘symptoms’] en aan de objectief
waarneembare verschijnselen [‘signs’]).
- veel plassen
- droge mond
- veel drinken
- wazig zien
- vermagering
- moeheid
- soms huiduitslag, jeuk en slecht genezende wondjes
Etiologie
Waardoor worden de klachten en verschijnselen veroorzaakt?
Diabetes type 1:
- auto-immuniteit tegen ß-cellen van de pancreas insuline tekort
Diabetes type 2:
- resistentie van lichaam tegen insuline
Pathologie en pathofysiologie
Welke afwijkingen in de (microscopische) anatomie zijn er? En welke functieverstoringen?
Welke complicaties voor het functioneren van de patiënt als geheel kun je verwachten?
,(Ga uit van de normale anatomie en fysiologie van het aangedane deel van het
orgaansysteem en maak vanuit dit normale de overstap naar het afwijkende.)
Verhoogde bloedsuikerspiegel
Na een koolhydraatrijke maaltijd blijft de bloedsuikerspiegel hoog doordat:
- Cellen geen glucose uit het bloed kunnen opnemen, ondanks een hoge plasma-
glucosespiegel
- De omzetting van glucose in glycogeen in de lever en spieren is verminderd
- Er gluconeogenese uit aminozuren optreedt in reactie op het gebrek aan
intracellulaire glucose.
Glycosurie en polyurie
De concentratie van glucose in het glomerulaire filtraat is gelijk aan die in het bloed en
hoewel DM de glucosedrempel van de nieren verhoogt, wordt niet alles door de niertubuli
gereabsorbeerd. De overblijvende glucose in het filtraat verhoogt de osmotische druk ervan,
de waterreabsorptie is gereduceerd en het volume urine is verhoogd (polyurie). Dit
veroorzaakt elektrolytstoornissen en secretie van urine met een hoog soortelijk gewicht.
Polyurie leidt tot uitdroging, extreme dorst (polydipsie) en verhoogde vochtinname.
Gewichtsverlies
De cellen zijn als het ware ‘uitgehongerd’ van glucose omdat, bij afwezigheid van insuline,
zijn niet in staat zijn om het uit het bloed te verwijderen. Dit leidt tot verstoring van de
energiestofwisseling omdat de cellen alternatieve wegen moeten gebruiken om de energie
die ze nodig hebben te produceren. Dit resulteert tot gewichtsverlies, vooral in DM type 1,
door:
- Gluconeogenese uit aminozuren en lichaamseiwitten, hetgeen spieratrofie, afbraak
van weefsel en verdere stijging van de bloedsuikerspiegel veroorzaakt.
- Katabolisme van lichaamsvet, waardoor een deel van de energie daarvan vrijkomt en
een overmaat van ketonlichamen geproduceerd wordt.
Ketose en ketoacidose
Bij afwezigheid van insuline zijn er andere energiebronnen nodig om het normale
intracellulaire glucosemetabolisme op gang te houden en treedt verhoogde afbraak van
vetten op. Ketonen, waaronder aceton en butyraat, komen vrij als bijproduct. De lever heeft
een beperkte verwerkingscapaciteit voor deze ketonen en normale buffersystemen
handhaven de pH zolang er niet te veel ketonlichamen zijn, maar naarmate deze zich
ophopen, ontwikkelt zich ketose. Ketonen worden uitgescheiden via urine (ketonurie) en/ of
de longen, waardoor de adem de kenmerkende geur van aceton of ‘perendrups’ krijgt.
Ketoacidose is een spoedeisende aandoening, wat op een ernstig gestoord celmetabolisme
duidt als gevolg van een insulinetekort. Het kan het gevolg zijn van stressoren zoals
zwangerschap, infectie, ziekte, of gemiste of ontoereikende doses insuline, vooral bij een
verhoogde insulinebehoefte. Ernstige en gevaarlijke ketoacidose kan optreden zonder
bewustzijnsverlies. Wanneer een ketose zo erg wordt dat het buffersysteem de niet meer
kan compenseren, gaat het zuur-basen-evenwicht verloren; de pH van het bloed daalt en er
treedt ketoacidose op. Als dit niet wordt behandeld zijn de gevolgen:
- Toenemende acidose door zich ophopende ketozuren
,- Toenemende hyperglykemie
- Hyperventilatie doordat de longen de pH proberen te verlagen door meer CO2 uit te
ademen, in een poging om de acidose te corrigeren
- Verzuring van de urine- het resultaat van nierbuffering
- Polyurie omdat de renale drempelwaarde voor glucose is overschreden
- Uitdroging en hypovolemie, veroorzaakt door polyurie
- Verstoring van het elektrolytevenwicht, dat gepaard gaat met vochtverlies,
hyponatriëmie en hypokaliëmie
- Verwardheid door coma
- De dood
Langetermijncomplicaties van diabetes mellitus
- Hart- en vaatziekten
o Diabetische macroangiopathie
o Diabetische microangiopatie
- Infectie (kan leiden tot)
o Steenpuisten
o Vaginale candidiasis (zweertjes)
o Pyelonefritis
o Diabetische voet
- Nierinsufficiëntie
- Verlies van gezichtsvermogen en blindheid
Diagnostiek
Welke onderzoeken kan een arts laten verrichten om tot de diagnose te komen?
En welke uitslagen kun je bij deze onderzoeken verwachten?
Het onderzoek bij DM bestaat uit een gesprek met de arts, lichamelijk onderzoek, bloed- en
urineonderzoek en onderzoek van de ogen.
Verwachtingen: nuchtere glucosewaarde <7,0 mmol/L of boven de 11,0 mmol/L. HbA1c
waarde hoger dan 48 mmol/L.
Therapie
Op welke manier kan de ziekte behandeld worden?
Is de behandeling curatief, palliatief of symptomatisch?
Symptomatisch of palliatief. DM is niet te genezen.
Prognose
Hoe ziet de toekomstverwachting voor de patiënt eruit?
Diabetes type 1: gemiddeld 13 jaar lager
Diabetes type 2: gemiddeld 4 jaar lager
Verpleegkundige relevantie
Tot welke verpleegkundige problemen, doelstellingen en interventies kom je op basis van de
medische informatie en op basis van de situatie van de patiënt?
, Overige
Preventie
Valt de ziekte te voorkomen? Zo ja, hoe?
(Denk hierbij aan bijvoorbeeld vaccinaties of leefstijlbeïnvloeding.)
- Gezond eten
- Voldoende bewegen
Epidemiologie
Welke statistische cijfers zijn er bekend over het vóórkomen van de ziekte en over de
genezing?
Diabetes type 1: 110.000 mensen in 2019
Diabetes type 2: 1.030.000 mensen in 2019
2. Vertellen hoe de eerstelijnszorg en thuiszorg is georganiseerd inclusief wetgeving (zie
doelen college 2) en hoe langdurige zorg wordt gefinancierd
Eerstelijnszorg is de zorg waarvan iedereen gebruik kan maken zonder verwijzing. Hieronder
vallen:
zorg van huisartsen (en praktijkondersteuners)
zorg van tandartsen (en andere mondzorgverleners zoals mondhygiënisten,
orthodontisten en tandprothetici)
fysiotherapie
apothekerszorg
thuisverpleging (geen verwijzing nodig, maar wel een indicatie)
maatschappelijk werk
psychologische zorg bij een consultatiebureau
Het Fonds langdurige zorg (Flz) wordt gefinancierd met:
- De inkomensafhankelijke premie Wlz. Deze maakt onderdeel uit van de premies
volksverzekeringen en wordt via de inkomstenbelasting geïnd.
- Eigen bijdragen van mensen die langdurige zorg ontvangen. Dit geld komt via het
CAK(een afkorting van Centraal Administratiekantoor) in het fonds.
- De rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK).
Verpleging en verzorging in de eigen omgeving
Verpleging in de wijk omvat 'zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden’. Dit betekent
dat alle zorg die de wijkverpleegkundige tot zijn deskundigheid rekent (zoals omschreven
door de beroepsgroep) uit het basispakket vergoed kan worden. De zorg wordt geleverd 'in
de eigen omgeving' van de verzekerde. Dat kan zijn thuis, maar ook bijvoorbeeld op werk of
op de dagbesteding. Samen met de huisartsenzorg is wijkverpleging erop gericht mensen zo
lang mogelijk thuis te laten wonen, ondanks ouderdom, ziekte of beperking.
Wat valt er onder wijkverpleging?
Verpleging en verzorging
Het kan gaan om bijvoorbeeld: