Wessels & Bosch (red.)– Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden
Inhoud
Nationalisme, naties en staten in Europa. Ter inleiding (12-49), Arnold Labrie ....................................1
Deel 1 IJkpunten in het theoretische en historiografische debat (52-102), Arnold Labrie .....................2
1. Inleiding ..................................................................................................................................2
2. Het themaveld, oftewel: wat is een natie? ...............................................................................2
3. Nationale geschiedschrijving in de negentiende eeuw .............................................................3
4. Aanzetten tot een wetenschappelijke benadering ...................................................................3
5. Het modernistische paradigma ................................................................................................5
6. De culturele wending ..............................................................................................................6
7. Besluit .....................................................................................................................................7
Deel 2 Van patriottisme tot nationalisme: patria en natio voor 1815 (106-157), Arnold Labrie ............7
1. Inleiding ..............................................................................................................................7
2. Vaderland, natie en staat tot 1648 ..........................................................................................8
3. Republikeins patriottisme in de vroegmoderne periode ........................................................ 10
4. De Verlichting: van patria naar natio ..................................................................................... 10
5. Franse Revolutie en napoleontische tijd ................................................................................ 11
Deel 3 Van Wenen tot Frankfurt, 1815-1848 (160-281), Arnold Labrie .............................................. 12
1. Inleiding ............................................................................................................................ 12
2. Het systeem van Wenen ........................................................................................................ 14
3. Nationalisme en Romantiek................................................................................................... 15
4. Nationalisme en natievorming in afzonderlijke landen........................................................... 17
5. Slotbeschouwing ................................................................................................................... 23
Deel 4 IJzer en bloed: staatsvorming en nationalisme, 1848-1914 (284-410), Matthijs Lok ................ 24
1. Inleiding: een temple voor de natie ....................................................................................... 24
2. Natievorming en nationalisme in West- en Noord-Europa ..................................................... 25
3. Nationalisme en eenwording: Duitsland en Italië ................................................................... 28
4. Natie en imperium in Midden- en Oost-Europa ..................................................................... 31
5. De ‘crisis van de rede’: het intellectuele klimaat in Europa rond 1900 .................................... 34
6. Conclusie ............................................................................................................................... 36
Deel 5 Voor de afgrond. Nationalisme in Europa, 1914-1945 (414-571), Patrick Dassen .................... 36
1. Inleiding ................................................................................................................................ 36
2. De Eerste Wereldoorlog, 1914-1918 ...................................................................................... 36
,Wessels & Bosch (red.)– Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden
3. Het uiteenvallen van multinationale imperia (1917-1923) en het probleem van de etnische
minderheden ............................................................................................................................ 38
4. De strijd der ideologieën en radicalisering in het Interbellum ................................................ 41
5. De Tweede Wereldoorlog: totale oorlog, de Holocaust en etnische zuiveringen .................... 46
6. Conclusie ............................................................................................................................... 47
Deel 6 Nationalisme en internationalisme in Europa na 1945 (574-683), André Gerrits ..................... 47
1. De erfenis van het Interbellum in Europa na 1945 ................................................................. 47
2. Nationalisme en internationalisme in de Koude Oorlog ......................................................... 49
3. Nationalisme, nationale identiteit en de staat na de Koude Oorlog ........................................ 55
4. Conclusie: nationalisme, democratie en de toekomst van Europa .......................................... 58
Bijlage 1 .........................................................................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
,Wessels & Bosch (red.)– Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden
Nationalisme, naties en staten in Europa. Ter inleiding (12-49), Arnold
Labrie
Nationalisme: over de vitaliteit van een historisch fenomeen
- Een nationale, collectieve identiteit die we kunnen omschrijven als een permanente of
potentiële krachtbron van de natiestaat. Een gemeenschappelijke taal, geschiedenis en vaak
ook etnische verwantschap vormen, samen met strikt afgebakende grenzen van het
nationale grondgebied, veelal de belangrijkste bouwstenen van een gedeelde nationale
identiteit. (p12)
- Als historische factor bepaalt het nationalisme sinds eind 18e eeuw in belangrijke mate de
politieke, sociaal-culturele, economische ontwikkeling van staten en volkeren en hun
onderlinge betrekkingen. Anderzijds is het daarvan ook weer het resultaat. (p13)
- Ontwikkelingen binnen de EU leveren nationalistische reflexen. (p15)
Een kameleontisch verschijnsel: de veelvormigheid en kracht van het nationalisme.
- Het nationalisme is in staat zich te verbinden met uiteenlopende ideologische en
levensbeschouwelijke richtingen. Daardoor het effect en invloed van het nationalisme
vergroot. (p15)
- Verschil door historici gemaakt tussen ‘civic’ en ‘ethnic nationalism’.
- Civic: men maakt deel uit van de natie op subjectieve gronden vrijwillige deelname. Oa
verwoord door Renan (1823-1892) (p16)
- Ethnic: op basis van objectievere etnische en linguïstische criteria. Oa verwoord door Herder
(1744-1803) (p16)
- Eerste helft 19e eeuw was nationalisme vooral oppositiebeweging. Daarna beeld meer
gemengd: dient dan om staten, regeringen en regimes te legitimeren en versterken, maar
ook om ze aan te vallen. (p16)
- Tijdens de belle époque groeide het nationalisme uit tot massabeweging. Toen ook grote
invloed van het nationalisme van bovenaf. (p16)
- Volgt een beknopte geschiedenis van het nationalisme in 19e en 20e eeuw (p17-19)
Nieuwe accenten en invalshoeken in het onderzoek
- Traditionele benadering kenmerkt zich door een behandeling en beoordeling van de
ontwikkelingen vanuit het perspectief van het ontstaan en de groei van de natiestaat. (p20)
- Een zeker finalisme en determinisme: de uitkomst, de latere natiestaat wordt als
uitgangspunt genomen. (p21)
- Karakter en couleur local van regio’s, steden en andere plaatsen werkten op hun beurt door
in het proces van natievorming. (p21)
- Het huidige nationalisme onderzoek relativeert veel van de lange tijd gangbare
vanzelfsprekendheden. (p22)
- Natievorming is niet alleen een proces van bovenaf geweest van een sturende nationale
elite, zij bracht ook nieuwe grenzen en grensoverschrijdende ontwikkelingen, en versterkte
vaak ook het proces van regionale identiteitsvorming. (p22)
- De betekenis van nationalisme, natievorming en nationale identiteit kan niet los worden
beoordeeld van de interactie met regionale, internationale en transnationale ontwikkelingen.
(p23)
1
, Wessels & Bosch (red.)– Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden
Modernisering en schaalvergroting: kansen en bedreigingen
- Gellner stelt dat bij de overgang van een agrarische naar een moderne geïndustrialiseerde
maatschappij de totstandkoming van een culturele homogeniteit van cruciaal belang was.
(p23)
- Gellner, Eugen Weber, Hobsbawn, Anderson en Greenfeld zien nationalisme als een
voorwaardenscheppende factor van modernisering. (p23)
- Opvallend dat de staat en overheden in de loop van de 19e eeuw een steeds grotere en
directere rol gingen spelen in de samenleving. (p25)
- Aanwezigheid van een goede nationale infrastructuur werkte twee kanten op. Enerzijds
versterkte de overheid zo haar mogelijkheden om controle uit te oefenen op alle delen van
het land. Tegelijk droeg de aanwezigheid van diezelfde infrastructuur ook weer bij aan het
proces van natievorming en interne communicatie. (p26)
- Zowel in 19e als 20e eeuw diende het nationalisme als uitdrager van een eigen identiteit en
als oplossing tegen velen ‘kwalen’. (p29)
- Nationalisme kent behoudende en vooruitstrevende varianten. (p30)
De cultus van het vaderland: heden, verleden en toekomst (gekke volgorde!).
- Franse Revolutie creëerden een kader voor natievorming van bovenaf. (p30)
- Nationalistische discours van diverse naties beïnvloeden elkaar. Ook het gebruik van
geschiedenis als legitimering was een oude praktijk in Europa. (p33)
Op zet en uitwerking van het boek
- Duitse geschiedschrijver Meinecke (1862-1954) levert als eerste (1907) de aanzet tot een
meer wetenschappelijke benadering, vooral door de natie als zodanig te problematiseren.
(p34)
- Belangrijk in de 20e eeuwse theorievorming is het modernistische paradigma, waarnaast
vooral het culturele perspectief (vanaf ’80) veel aandacht heeft gekregen om het culturele
nationalisme als het ware van binnenuit te begrijpen. (p34)
Deel 1 IJkpunten in het theoretische en historiografische debat (52-
102), Arnold Labrie
1. Inleiding
2. Het themaveld, oftewel: wat is een natie?
- Franse filosoof Ernest Renan. (p55)
- Scheidslijn tussen wetenschap en politiek laat zich in het nationalismeonderzoek in het algemeen
vaak moeilijk trekken. (p55)
- Renan bespreekt diverse gangbare opvattingen omtrent de natie, om die vervolgens te verwerpen.
(p56)
- Zo blijkt het geografische argument niet steekhoudend. dat is volgens Renan willekeurig. Politiek
gezien zou dit tot conflicten leiden, omdat elke natie natuurlijke grenzen zouden eisen. (p56)
- Religie is ook geen onderscheidend criterium, omdat de moderne natie op dit punt in principe
neutraal is geen staatsgodsdienst. (p56)
2