Hoofdstuk 1 De plaats van het goederenrecht
1.2
Het burgerlijk recht regelt de juridische relaties tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijke personen zijn mensen van vlees en bloed, rechtspersonen zijn bedrijven en instellingen
die een zelfstandig leven leiden in het rechtsverkeer.
1.3
Het burgerlijk recht kent geen opsporingsapparaat dat erop toeziet of iedereen zich wel aan de regels
van het burgerlijk recht houdt. Pas als iemand meent dat zijn rechten door een ander worden
geschonden en actie onderneemt, worden de regels van het burgerlijk recht gehandhaafd.
1.4
Het burgerlijk recht bestaat uit 3 delen.
Personen- en familierecht
Rechtspersonenrecht
Vermogensrecht
1.5
Het vermogen van iemand bestaat uit op geld waardeerbare rechten en plichten.
De rechten waaruit iemands vermogen is opgebouwd, worden ‘vermogensrechten’ genoemd.
Kenmerkend voor vermogensrechten zijn:
1. Dat ze op geld waardeerbaar zijn.
De waarde van deze rechten kun je in geld uitdrukken.
2. Dat je ze kunt overdragen aan een ander.
1.6
Vermogensrechten zijn te verdelen in absolute rechten en relatieve rechten.
Absolute vermogensrechten
De absolute vermogensrechten beschrijven de zeggenschap die een bepaald persoon heeft over een
goed. De beschrijving van de verschillende absolute rechten op goederen wordt het goederenrecht
genoemd. Het goederenrecht is te vinden in boek 3 en boek 5 van het BW.
Relatieve vermogensrechten
De relatieve vermogensrechten beschrijven de juridische relatie tussen personen. Het gaat er dan om
welke prestatie(s) zij van elkaar te goed hebben. Relatieve rechten scheppen rechten en plichten
tussen personen. De relatieve rechten worden verbintenissen genoemd. Het verbintenissenrecht is te
vinden in boek 3,6 en 7 van het BW.
Het goederenrecht beschrijft de rechten die personen op goederen hebben, het verbintenissenrecht
beschrijft de rechten en plichten die tussen personen bestaan.
,Hoofdstuk 2 Inleiding goederenrecht
2.1
Het goederenrecht beschrijft de verschillende vormen van zeggenschap die personen over een goed
kunnen hebben.
2.2
Het vermogen van een persoon bestaat uit activa en passiva. De passiva zijn de schulden, de activa
zijn de positieve onderdelen van het vermogen. Het BW noemt activa (de positieve onderdelen)
goederen. Art. 3:1 BW, goederen zijn zaken en vermogensrechten.
Art 3:2 BW zegt: zaken zijn stoffelijke (tastbare) voorwerpen die voor menselijke beheersing vatbaar
zijn.
Art. 3:3 BW maakt onderscheid tussen roerende en onroerende zaken.
Onroerend zijn: de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen en de met de grond duurzaam
verenigde beplantingen en gebouwen.
Roerend zijn: alle zaken die niet onroerend zijn.
Naast roerende en onroerende zaken zijn er hoofdzaken en bestanddelen. Bestanddelen leiden geen
zelfstandig leven in het recht, zij horen bij een hoofdzaak en volgen de hoofdzaak. De eigenaar van
een hoofdzaak is ook automatisch eigenaar van het bestanddeel.
Voor bestanddelen gelden twee omschrijvingen:
- Een zaak die naar verkeersopvatting hoort bij een andere (hoofd)zaak.
Dit wil zeggen dat een bestanddeel naar de algemene opvatting in de maatschappij bij de
hoofdzaak hoort. Bijvoorbeeld een fietsbel bij een fiets.
- Een zaak die zozeer met een andere (hoofd)zaak verbonden is, dat hij daarvan niet los te
maken is zonder aanzienlijke schade.
Onder het begrip goederen vallen ook vermogensrechten, vermogensrechten zijn niet tastbaar.
Vermogensrechten zijn volgens art. 3:6 BW alle rechten die op geld waardeerbaar zijn en die een
rechthebbende (‘eigenaar’ van het recht) aan een ander kan overdragen.
2.3
Het BW kent twee soorten goederen: registergoederen en niet-registergoederen (art. 3:10 BW).
Kenmerkend voor een registergoed is dat het goed pas aan een ander kan worden overgedragen als
deze overdracht is ingeschreven in een openbaar register. Pas na deze inschrijving is de overdracht
geldig. Bij een niet-registergoed geldt deze voorwaarde van inschrijving niet.
Registergoederen zijn (art. 3:10 BW):
- Alle onroerende zaken.
- Alle te boek gestelde schepen (van 20 ton of meer)
- Alle te boek gestelde vliegtuigen (van 20 ton of meer)
- Alle absolute rechten op registergoederen.
,2.4
De absolute rechten op goederen zijn:
- Eigendom (art. 5:1 BW)
- Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW)
- Erfpacht (art. 5:85 BW)
- Opstal (art. 5:101 BW)
- Appartementsrecht (art. 5:106 BW)
- Vruchtgebruik (art. 3:201 BW)
- Hypotheek (art. 3:227 BW)
- Pand (art. 3:227 BW)
2.5
Het openbaar register waarin de vestiging en overdracht van de meeste registergoederen staan
beschreven, ligt bij de Dienst van het Kadaster en Openbare Registers (Kadaster).
In het openbaar register staat van ieder perceel (stuk grond):
- Wie eigenaar is van het perceel.
- Wie eigenaar is van een eventueel gebouw op het perceel.
- Welke absolute rechten op het perceel zijn gevestigd.
De Basisregistratie Kadaster bevat gegevens over (rechten op) registergoederen. Ook beheren ze de
Basisadministratie Adressen en Gebouwen met daarin alle woonplaatsen, straatnamen en
nummeraanduidingen.
2.6
Naast absolute rechten op goederen zijn er absolute rechten op voortbrengselen van de geest, zoals
het merkrecht en het auteursrecht.
Hoofdstuk 3 Kenmerken en indeling van absolute rechten.
3.2
Absolute rechten beschrijven de zeggenschap over een bepaald goed.
Relatieve vermogensrechten beschrijven het recht dat een persoon heeft op een prestatie van een
ander persoon. Relatieve rechten ontstaan in veel gevallen doordat twee personen een overeenkomst
sluiten, daardoor ontstaat wederzijds rechten en plichten.
3.3
De kenmerken van absolute rechten:
Derdenwerking
Een absoluut recht geeft zeggenschap over een goed en werkt daarmee ten opzichte van iedereen,
niet alleen tussen koper en verkoper maar ook ten opzichten van derden.
Zaaksgevolg
Een absoluut recht blijft aan een goed kleven, ook al wordt iemand anders eigenaar van het goed.
Prioriteit
Bij absolute rechten geldt dat het ouder recht voor het jonger recht gaat. Als iemand 2 hypotheken
afsluit, en het bedrijf gaat failliet, dan mag de bank met de oudste hypotheek als eerste de opbrengst
van de verkoop aanspreken, wat overblijft is voor de tweede bank.
, Separatist
Wie een absoluut recht heeft, kan in een faillissement zijn rechten uitoefenen alsof er geen
faillissement is. Als bijvoorbeeld een huiseigenaar met een hypotheek op zijn huis failliet gaat, mag
de bank als hypotheekhouder buiten het faillissement om het huis verkopen en uit de opbrengst het
geld halen dat zij nog tegoed had. Deze absoluut gerechtigden worden separatist genoemd.
Gesloten systeem
Alle absolute rechten op goederen staan in de wet beschreven. De reden van dit gesloten systeem is
de derdewerking van absolute rechten.
3.4
Absolute rechten kunnen op een aantal manieren worden ingedeeld.
Zakelijke rechten en overige rechten
Absolute rechten die alleen op zaken kunnen rusten, noemt men de zakelijke rechten (boek 5 BW):
- Eigendom
- Erfdienstbaarheid
- Erfpacht
- Opstal
- Appartementsrecht
Absolute rechten die op zaken en op rechten kunnen rusten, noemt men overige rechten (boek 3
BW):
- Vruchtgebruik
- Hypotheek
- Pand
Volledige rechten en beperkte rechten
Het eigendomsrecht noemt men een volledig recht omdat het niet uit een ander recht is afgeleid. Bij
alle andere absolute rechten op een zaak is dit wel het geval, ze zijn afgeleid van het eigendomsrecht.
Daarom noemt men deze rechten beperkte rechten. Beperkte rechten hollen als het ware het
volledige recht gedeeltelijk uit. (Appartement, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, vruchtgebruik,
pand, hypotheek).
Zekerheidsrechten en genotsrechten
Pand en hypotheek worden zekerheidsrechten genoemd, omdat deze twee rechten bedoeld zijn om
een geldlener de zekerheid te bieden dat hij zijn geld terugkrijgt. De andere absolute rechten zijn
gericht op gebruik, of juridisch genoemd genot. Daarom heten de andere rechten genotsrechten.
(Eigendom, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, appartement, vruchtgebruik).
Afhankelijke rechten en zelfstandige rechten
Een afhankelijk recht is een recht dat zonder een ander recht niet kan bestaan. Zo zijn pand en
hypotheek afhankelijke rechten omdat ze geen zelfstandig leven kunnen leiden, ze kunnen alleen
bestaan samen met het vorderingsrecht van de persoon die de lening heeft verstrekt. Ook
erfdienstbaarheid is een afhankelijk recht, dit recht kan niet bestaan zonder het eigendomsrecht op
het erf.
Absolute rechten die los van een ander recht kunnen bestaan, worden zelfstandige rechten genoemd
(Eigendom, opstal, erfpacht, vruchtgebruik, appartement).