OWG 1
Leerdoelen:
1. What is the basic structure of the brain?
- Macro-level (verschillende delen van het brein)
- Micro-level
2. How do you describe the orientation of the brain?
- Lateral, dorsal, frontal, …
3. How does the parts of the brain communicate which each other? Can all the parts work together?
- Neurons
- Synaps
- Electronic signal (?)
4. What is the function of blood in the brain? How is the brain provided with blood? Stroke:
5. how is the brain protected? (hersenvlies)
6. How can you visualise the brain?
- How to do it? (bv. Activation; functional scan/structural scan; what does the brain look
like)?
- PET, fMRI, CT-scan functional or structural scan?
- Pro’s/contra’s: why would you use them or not? (costs, time, function, image/result, effects
on the patient)
,Deze taak: Part 1:
Hoofdstuk 3: nervous system organization
A stroke, an interruption of blood flow to the brain that kills brain cells and causes neurological
symptoms to appear suddenly.
Een beroerte, een onderbreking van de bloedstroom naar het brein dat breincellen doodt en
neurologische symptomen ineens veroorzaakt.
Ischemia, deficient blood flow to the brain due to functional constriction of a blood vessel by a clot.
Ischemie, gebrekkige bloedtoevoer naar de hersenen als gevolg van functionele vernauwing van een
bloedvat door een stolsel. Kan een beroerte veroorzaken
Hemorrhagic stroke, the more severe, which results from a burst vessel bleeding into the brain.
Hemorragische beroerte is ernstiger dan ischemie. Het is een uitbarsting van een bloedvat dat zorgt
voor een hersenbloeding.
Ischemic stroke can be treated with good results: tissue plasminogen activator (t-PA) breaks up clots
and allows normal blood flow to return to the affected region.
Ischemie kan goed worden behandeld, t-PA (tissue plasminogen activator) breekt stolsels af en laat
normale bloedstromen terug keren naar het ‘getroffen gebied’.
Men moet dit wel binnen 3 uur geven na de beroerte.
The human brain’s approximately 85 billion neurons engage in information processing, and its 86
billion glial cells support neuronal functioning. Each neuron makes as many as 15.000 connections
with other cells.
De ongeveer 85 biljoen neuronen in het menselijke brein houden zich bezig met informatieverwerking,
de 86 biljoen gliacellen in het menselijke brein ondersteunen in de neuronale werking. Elke neuron
maakt 15.000 connecties met andere cellen.
Neurons in the cortex are organized in layers and in clusters called nuclei (meaning ‘nut’) that have
specific functions in mediating behaviour.
Neuronen in de cortex zijn georganiseerd in lagen en in clusters genoemd nuclei (betekend voeding)
die specifieke functies hebben in het bemiddelen/mediëren van gedrag. Dus de nuclei hebben
specifieke functies in het mediëren van gedrag?
Layers and nuclei reveal distinctive shapes and colors that identify them. Within layers and nuclei,
cells that are close together make the most of their connections with one another, but they also
make long-distance connections, forming distinctive fiber pathways or tracts (meaning ‘path’).
Lagen en nuclei hebben opvallende vormen en kleuren dat hen identificeert. Binnen lagen en nuclei
maken cellen, die dicht bij elkaar liggen/zijn, de meeste connecties met elkaar, maar ze maken ook
lange-afstand connecties, ze vormen kenmerkende ‘vezels’-paden/-wegen.
The anatomical individuation (differences in brains) is likely related to the behavioural differences
that individuals display.
De anatomische individuatie (verschillen in hersenen) is waarschijnlijk gerelateerd aan de
gedragsmatige verschillen die individuen laten zien.
The brain is also plastic: it can undergo enormous changes during a person’s life span. The brain’s
common architecture is specified by an individual’s genotype.
,Het brein is ook plastisch: het kan enorme veranderingen ondergaan gedurende iemands levensduur.
De gemeenschappelijke architectuur van de hersenen wordt bepaald door het genotype (het geheel
van genetische eigenschappen) van een individu.
Fenotype: het totaal van alle waarneembare eigenschappen (kenmerken) van een individu.
3.1: Neuroanatomy: Finding Your Way Around the Brain:
Three reference frames to describe the anatomical locations:
Brain structures as oriented in the head relative to other body parts
o Rostral (beak = bek), caudum (tail = staart), dorsum/superior (back = rug),
ventrum/inferior (stomach = buik).
Brain parts are described in relation to one another from the frame of reference of the face
o Anterior/frontal (in front = voren), posterior (behind = achter), lateral (at the side =
aan de zijkant), medial (at the center or between = in het midden).
The direction of a section through the brain from a viewer’s perspective
o Coronal (vertical plane = verticaal korte zijde) section reveals a frontal view (van
voren), horizontal (axol) (horizontaal) section reveals a dorsal view (van boven af
naar beneden kijken), sagittal (lengthways, front to back = verticaal, lange zijde)
reveals a medial view (van de zijkant).
, The nervous system, like the body, is symmetrical, with left and right sides. Structures that lie on the
same side are ipsilateral; if they lie on opposite sides, they are contralateral to each other. If one lies
in each hemisphere – which virtually all do – the structures are bilateral. Bilateral is when a structure
is on both sides.
Het zenuwstelsel, zoals het lichaam, is symmetrisch, met linker- en rechterzijdes. Structuren die aan
dezelfde kant liggen zijn ‘ipsilateral’; als ze aan de andere kant liggen, zijn ze ‘conralateral’ ten
opzichte van elkaar. Als iets ligt in beide helften, wat virtueel altijd zo is, dan zijn de structuren
‘bilateral’.
Structures close to one another are proximal; those far from one another are distal. Any movement
toward a brain structure is afferent, whereas movement away from it is efferent. Thus, the sensory
pathways that carry messages from the body toward the brain and spinal cord are afferent; motor
pathways leading to the body from the brain and spinal cord are efferent.
Structuren die dicht bij elkaar liggen zijn ‘proximal’; die wat ver van elkaar af liggen zijn ‘distal’. Een
beweging naar een breinstructuur toe is ‘afferent’, terwijl beweging weg van het ‘efferent’ is. Dus, de
sensorische wegen die boodschappen/berichten dragen van het lichaam naar het brein en
ruggengraat/ruggenmerg zijn ‘afferent’; motorische wegen die naar het lichaam toe leiden vanuit het
brein en ruggengraat/ruggenmerg zijn ‘efferent’.
3.2: Overview of Nervous System Structure and Function:
CNS = central nervous system
Centraal zenuwstelsel
The CNS consists of the brain and the spinal cord, both encased in bone. The PNS (peripheral nervous
system) encompasses everything else. The PNS has two divisions: