Daders
Literatuursamenvatting
Week 1
Felson, M., & Eckert, M. (2015). Crime and Everyday Life (5th revised ed.). Thousand Oaks,
California: Sage. (hf 2: “Chemistry for Crime”, p. 27-45)
Opbouw qua uitleg van criminaliteit aan de hand van ‘de formule’. Om te snappen hoe een
situatie met verschillende factoren kan leiden tot criminaliteit moet eerst naar 3
verschillende criminele situaties gekeken worden:
1. Roof misdaad (predatory): een persoon valt een andere persoon aan of schaadt het
eigendom van een ander aan
2. Consensuele misdaad: wanneer twee mensen samen werken om de wet te breken
3. Gevecht: twee conflicterende partijen die beide illegaal handelen
Of een van bovenstaande misdaden wordt gepleegd hangt af van, ‘de mix van de dag’,
verschillende factoren: welke mensen je tegenkomt en op welke plaats je je bevindt.
Gevaarlijke omstandigheden
Onderzoek van Barker in Kansas Town: hele dorp verdeeld in ‘gedragssettingen’. Elke
gedragssetting beïnvloedt individuele keuzes. Een ‘setting’ is een plaats voor terugkerend
gedrag op dezelfde momenten. Een criminele setting is een plaats waar mensen veranderen
op een speciale manier wat invloed heeft op hun criminele gedrag.
Zowel Roncek en Brantingham & Brantingham hebben studie gedaan naar ‘misdaden in de
buurt’. Uit onderzoek van Roncek blijkt dat er rond een middelbare school meer gevallen zijn
van overval en diefstal. Brantingham en Brantingham kwamen tot de conclusie dat er meer
gevallen van eigendommisdaden en geweld zijn in de buurt van een drinkgelegenheid.
Lemieux stelt daarentegen dat het naar en van school gaan de meest risicovolle activiteit is.
Om te begrijpen dat misdaad zich samenvoegt/concentreert in bepaalde settingen moet er
gekeken worden naar de volgorde van misdaad en de basis elementen waarom een misdaad
wel of niet gebeurt.
Misdaadstadia
1. Het voorspel: de gebeurtenissen die direct leiden tot een misdaad, bijv. dronken
worden, door een wijk rijden of wachten tot niemand kijkt.
2. Het incident: de daad, bijv. iemand slaan, een ruit breken of het stelen van een
portemonnee uit een auto
3. De nasleep: wat er gebeurt na of door het plaatsvinden van het incident, bijv.
vluchten, verbergen van hetgeen gestolen is, of gebruikmaken van een gestolen
creditcard.
Eerste 3 (almost always elements) elementen van een misdaad
- een waarschijnlijke dader
- een geschikt doelwit
- het ontbreken van een capabele bescherming tegen de dader (meestvoorkomend: burgers)
,Eck’s criminele driehoek a
Waarom doen ‘goede’ mensen slechten dingen? Dit heeft
te maken met verleiding, mogelijkheden en controle. De
buitenste driehoek zijn supervisors die de dader moet ontwijken.
De binnenste driehoek zijn: dader, plaats van misdaad
en het doelwit. Het doelwit is op de plaats van de misdaad. b c
a. de dader ontwijkt gezaghebbende
b. het vinden van een plaats zonder ‘managers’
c. doelwitten zonder bescherming
Roofmisdaad
Iemand doet een ander iets aan: er is een duidelijk slachtoffer.
Volgorde van roofmisdaad: een potentiele dader betreedt de setting, een geschikt doelwit
arriveert ook, een beschermer verlaat de setting waarna de dader het doelwit aanvalt.
Populaire producten
Clarke’s CRAVED: Concealable, Removable, Available, Valuable, Enjoyable and Disposable.
Makkelijk te: verbergen, verwijderen, beschikbaar maar ook een goede waarde, leuk object
en makkelijk vanaf te komen.
Brantingham & Brantingham stellen dat criminaliteit het meest voorkomt op:
a. Knooppunten: huizen, scholen, werkplekken etc. Deze hebben specifieke
misdaadmogelijkheden en risico’s, deze verchillen per knooppunt.
b. Wegen: van het ene knooppunt naar het andere, bieden ook mogelijkheid tot criminaliteit.
Wegen bevatten niet alleen meer mensen, waaronder daders, doelwitten en beschermers,
maar leiden ook tot knooppunten die hen mogelijk op een manier betrekken in misdaad.
c. Randen: waar twee gebieden elkaar raken, hier is vaak het meeste risico op misdaad. Aan
de rand van een gebied kunnen ‘outsiders’ snel in en uit zonder te stoppen of opgemerkt te
zijn.
Conclusie
Je moet vanuit het oogpunt van een dader kijken om misdaad te kunnen begrijpen.
Katz, J. (1988). Seductions of Crime. New York: Basic Books. (selectie hf 2: “Sneaky Thrills”,
p. 52-65)
Sneaky Crimes: joyrijden, vandalisme en diefstal, geven daders meestal een sensatie. De
sneaky crimes zijn zonder geweld en voornamelijk op eigendommen gericht.
Een sneaky thrill wordt gevormd wanneer een persoon 1) tactisch de ervaring van het
‘verleid worden’ omzet tot afwijkend gedrag 2) overwint haar emoties en concentreert zich
op het produceren van ‘normaal gedrag’, 3) en zal de overwinning, te voelen in door een
euphorisch gevoel, waarderen.
De gevoelens bij sneaky thrills zijn bovennatuurlijke complexe zaken. Aan de ene kant weten
winkeldieven en vandalen dat wat ze doen illegaal is, maar toch maakt het afwijkende
karakter van de handeling deel uit van haar aantrekkingskracht.
, Laub, J., & Sampson, R. (2003). Shared Beginnings, Divergent Lives. Cambridge: Harvard
University Press. (hf 6: “Why Some Offenders Stop”, p. 114- 123 en hf 7: “Why Some
Offenders Persist”, p. 150-161)
Hoofdstuk 6 Waarom sommige overtreders stoppen
Gestopte daders van delicten zonder geweld
De testgroep gestopte daders (zonder geweld) was gemiddeld 9 keer in hun leven
gearresteerd. 3/4e bleef gedurende de rest van hun leven als volwassene uit de gevangenis.
Gestopte daders van delicten met geweld
De testgroep gestopte daders (met geweld) waren gemiddeld 12 keer in hun leven
gearresteerd en hadden allemaal een gewelddelict als jeugdige. 1/2 e bleef gedurende de rest
van hun leven als volwassene uit de gevangenis.
Hypothese: levensgeschiedenisverhalen zijn waardevol bij het blootleggen van problemen
die over het hoofd worden gezien in meer traditionele kwantitatieve benaderingen in de
criminologie.
Hoofdstuk 7 Waarom sommige overtreders doorgaan
Groep 1: mannen die als jongeren, tieners en volwassene gearresteerd zijn voor delicten
waarbij geweld aan de orde was.
Groep 2: mannen die als jongeren, tieners en volwassene gearresteerd zijn voor delicten
waarbij geweld aan de orde was en ook in de laatste 2 fases gearresteerd zijn voor geweld.
Beide groepen: gemiddeld 40 keer gearresteerd. Gemiddeld waren ze 75 dagen per jaar in
de gevangenis.
Conclusie: sterke verbintenissen tussen criminele gedragingen (of niet) met werk en oa.
succesvolle militaire carrière, huwelijk en te weinig positieve keerpunten.
Week 2
Berg, E.A.I.M. van den (2002). Organisatiecriminaliteit. Den Haag: WODC (hf4)
4. Oorzaken: gelegenheid, drijfveren en neutralisaties
Ontstaan organisatiecriminaliteit: Het ontstaat wanneer er een probleem is dat tot strafbaar gedrag
motiveert en de gelegenheid zich voordoet om dat probleem op te lossen.
Elementen die organisatiecriminaliteit veroorzaken en verklaren:
- Drijfveren (willen): motieven en emoties, gedachten en gevoelens die aanzetten tot
gedrag
Motieven:
o Probleem = elke ongewenste discrepantie tussen de feitelijke en de gewenste
situatie.
o Anomie- of straintheorie van Merton = de discrepantie, geeft aanleiding tot een
zekere spanning die zijn weerslag heeft op gedachten en gevoelens, aanzet tot
(strafbaar) gedrag. Motieven
Ontlopen van doelbedreiging