Inleiding onderwijswetenschappen
Hoorcollege 1 8/11/2023
Onderwijs is voor de pedagogiek heel belangrijk.
- Een kind van 12 jaar zit ongeveer 1.5 jaar op school buiten bijles etc.
- Ouders/opvoeders spelen een steeds actievere rol in het onderwijs.
- Leerkrachten spelen een steeds actievere rol in de opvoeding.
Zie je ook terug in het ecobiologisch model van Bronfenbrenner dat het individu centraal staat en school
in de directe omgeving zit.
In de onderwijswetenschappen gebruiken ze het volgende model:
Micro: hoe een leerling leert, meso: omgeving waarin iemand leert (kan school zijn maar ook daarbuiten
zoals in een museum) en met wie iemand leert (kunnen medestudenten zijn maar ook docent), macro:
beleidsachtergronden (wat er op school moet worden geleerd, maatschappelijke opdracht dat school
kinderen moet leren).
Studiemateriaal tentamen: de reader onderwijswetenschappen en alle extra literatuur.
Tentamen 50 meerkeuze vragen (leerdoelen), 3 uur de tijd. Laatste college gericht op tentamen.
Leren is een proces dat leidt tot een blijvende verandering van kennis, vaardigheid of houding.
- Kan intentioneel (doel om iets te leren) en incidenteel (activiteiten uitgevoerd die een ander
doel dienen, leren is dan een bijproduct) zijn.
- Niet gebonden aan plaats of leeftijd
- Leren gebeurt niet automatisch: het vereist inzet en aandacht.
- Kan zijn dat je nieuwe dingen leert of oude opvattingen leert veranderen zoals dat de aarde plat
is.
,Instructie is elke vorm van pedagogisch-didactische ondersteuning die het leren faciliteert:
- Altijd intentioneel
- Niet gebonden aan plaats en leeftijd
- Hoeft niet door een bevoegde leraar te zijn (kan ook ouder, vrijwilliger, medeleerling,
lesmateriaal) en dus niet altijd door een persoon (miss moestuintjes van AH)
- Omvat meer dan lesgeven alleen, dus niet alleen het moment van leren maar bijv ook de
voorbereiding en de toetsing.
Onderwijs is een geinstitutionaliseerde en geprofessionaliseerde vorm van (leren en) instructie:
- Altijd door gediplomeerd leraar
- Gebonden aan plaats (school, niet per se het gebouw zelf maar degene wie en hoe het is
ingericht; ook thuisonderwijs of een excursie naar het rijksmuseum) en leeftijd
- Langere looptijd dan een instructie (meer leerdoelen/ eindtermen die bereikt moeten worden)
Onderwijswetenschappen is een toegepaste wetenschap die het onderwijs bestudeert en hierdoor
probeert een bijdrage te leveren aan de verbetering van het onderwijs. (praktisch doel altijd). Alle
facetten van het onderwijs bestuderen.
Onderwijswetenschappers kunnen terecht komen bij lerarenopleidingen/ advies, begeleiding en
ondersteuning/ onderzoek/ (onderwijs)beleid.
Onderwijswetenschappen is een multidisciplinair vakgebied; psychologie, pedagogiek en sociologie.
- Op microniveau vooral inzichten van de psychologie, leerling/ kind centraal;
- Pedagogiek op micro en meso niveau; ook omgeving belangrijke rol.
- Sociologie meso maar vooral macroniveau.
Dat zijn de grootste inzichten maar daarnaast ook uit managementwetenschappen, bestuurskunde,
rechten en economie.
Vroege of late selectie van de basisschool naar voortgezet onderwijs is veel discussie, in NL gebeurt dit
bijv op 12-jarige leeftijd over het algemeen en in Zweden op 16-jarige leeftijd.
Hoe onderwijswetenschappers ernaar kijken; op beleidsniveau wordt de vraag gesteld of we dit niet
moeten veranderen:
- Microniveau: welbevinden van individuele leerling→ voor leerlingen die wat minder goed
kunnen leren is het fijner om eerder naar afzonderlijk onderwijs te gaan omdat ze dan minder
lang de ‘slechtsten’ van de klas zijn, wat zelfvertrouwen kan stimuleren (psychologie:
zelfvertrouwen individu).
- Microniveau: zelfde geldt bij slimmere leerlingen die bij vroege selectie meer omringt zijn door
gelijken (sociologie: zullen voor late selectie zijn omdat ze voor gelijke kansen voor iedereen zijn
en als je alle nerds en slechte leerlingen bij elkaar zet vertegenwoordigen ze een smal gedeelte
vd populatie en is het lastiger goede burgers te worden. En economie: zo vroeg mogelijk
selecteren omdat je dan het beste uit alle knappe koppen van NL kan halen, dan kan je een
kenniseconomie worden).
, - Mesoniveau: docenten→ of ze het over controversiele en gevoelige onderwerpen moeten
hebben (pedagogiek: opvoedkundige onderwerpen, hoe verhouden leerlingen zich tot elkaar).
- Meso/macro niveau: onderwijs heeft een maatschappelijke opdracht→ pedagogiek.
Onderwijsontwerpers maken vooral dingen zoals het ontwikkelen van leerdoelen en leerlijnen, toetsen,
beoordelingsinstrumenten, evalueren van onderwijsvernieuwingen etc.
Onderwijsadviseurs geven vooral advies, verbeterplannen, inventariseren de wensen en behoeften van
leerlingen, leraren, leiders etc. ze trainen en coachen ook deze mensen.
Onderwijsonderzoeker doet onderzoek, schrijven voorstellen, beschrijven resultaten, presenteren hun
onderzoek, geven onderwijs aan studenten en lezingen aan leraren ouders en leiders.
Beleidsmakers ontwikkelen en evalueren beleidsmaatregelen, signaleren ontwikkelingen, vertalen dit
beleid naar een school.
5e rol is leo van lerarenopleiding; hij heeft alle 4 andere eigenlijk.
Onderwijswetenschappers zijn scientist-practitioners→ wisselwerking tussen theorie/ empirie en
praktijk.
- Baseert zijn beroepsmatig handelen op wetenschappelijke inzichten en toetst de resultaten van
dat beroepsmatig handelen aan diezelfde wetenschappelijke inzichten.
- Dus niet op intuitie/ gevoel te werk gaan.
Soorten onderwijsonderzoek:
- Fundamenteel-wetenschappelijk: vagen vanuit nieuwsgierigheid vd onderzoeker, kennis om
kennis, niet primair gericht op de toepasbaarheid in het onderzoek. Niet zo vaak.
- Praktijkgericht: vragen vanuit school, toepassingsgericht om onderwijs te verbeteren, resultaten
direct toepasbaar in de eigen school/klas. Wel vaak. Is contextgericht, gaat echt om 1 school.
- Beleidsgericht: vragen vanuit schoolbesturen of overheid, toepassingsgericht (beleid willen
maken of evalueren), resultaten onderbouwen beleid, of niet.
, Hoorcollege 2 10/11/2023
Dit college op microniveau→ leerling, hoe de leerling leert.
3 leertheorieën:
- Behaviorisme: leren is het veranderen van observeerbaar gedrag;
- Cognitivisme: leren is het vormen van cognitieve structuren in de hersenen;
- Sociaal-constructivisme: leren is het (samen) construeren van kennis. Hoe bouwen mensen
kennis op, alleen of samen?
Griekse oudheid:
- Empirisme vs nativisme (nature vs nurture);
- Filosofische discussie, geen psychologie.
Duitsland:
- 1879→ introspectie: nadeken over je eigen gevoelens en gedrag, zelfreflectie. Was een groot
succes met vele labaratoria als gevolg waar ze aan introspectie deden.
- Nadeel: niet alle cognitie is bewust, sommige vaardigheden zoals autorijden zijn zo automatisch
dat je niet altijd kan navertellen/ je er niet van bewust bent wat je hebt gedaan.
- Ander nadeel: ging aan zijn eigen succes ten onder want al die ontstane labaratioria deden
onderzoek op eigen manier dus wat ze in het ene onderzoek vonden konden ze in het andere
niet krijgen, of iets anders. Critici: we kunnen niet nauwkeurig onderzoek doen, we moeten er
geen tijd en energie meer in steken→ richten op veranderingen in observeerbaar gedrag.
VS:
- Tegenbeweging: behaviorisme (1920)→ bezig met waarneembaar gedrag van mens en dier.
- Na de 2e wereldoorlog kwam hier een einde aan want mensen moesten opgeleid worden→
1950-1970: cognitieve revolutie. Opkomst computers (werken ze hetzelfde als de hersenen?), in
rusland taalwetenschappers die zich afvroegen wat er in de hersenen gebeurt als ze taal
ontvangen→ die samen startpunt.
- 1990: sociaal-constructivisme dus hoe bouwen mensen kennis op.