100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting alle hoorcolleges inleiding wetenschappelijk onderzoek €5,49
In winkelwagen

College aantekeningen

Samenvatting alle hoorcolleges inleiding wetenschappelijk onderzoek

 8 keer bekeken  0 keer verkocht

Een complete samenvatting van alle hoorcolleges van het vak inleiding wetenschappelijk onderzoek. Het document bevat 42 bladzijden.

Voorbeeld 4 van de 42  pagina's

  • 19 december 2023
  • 42
  • 2023/2024
  • College aantekeningen
  • Ekert, j. van en hendriks, a.h.c.
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (17)
avatar-seller
noareusen
Inleiding wetenschappelijk onderzoek

13/9/2023

Tentamen: multiple choice, 30 vragen verdeeld over een aantal contexten.

Er is een oefenexamen.

2 praktijkopdrachten waarmee je een bonuspunt kan verdienen, als je ze afrond met een voldoende.

Missie IWO

- Opvoedkundige en onderwijsgerelateerde contexten: preventie, training en behandelng,
lichameljke beperkingen, gedragsproblemen, spel, motivatie; allemaal onderwerpen die aan bod
komen.
- Normatief: proberen heel objectief te zijn maar toch kom je in de subjectieve mening terecht.
Hoe doen mensen het? En wat vinden we daarvan? Wat gewenst is en wat hoort, dat is relatief.
- Scientist-practitioner: wijze waarop je in je handelen kennis en praktijk combineert.
- Wetenschappelijk: probleem/ vraag antwoord (kennis) op systematische wijze. Je hebt
intuitieve kennis en kennis die gebaseerd is op autoriteit, als bijvoorbeeld een president iets
verteld nemen mensen het al snel aan als waarheid. Wij moeten ons op wetenschappelijke
kennis baseren 3 voorwaarden:
wetenschappelijke cyclus; observatie inductie (tot bepaalde theorie komen) deductie
(algemene geldigheid weet je niet of het waar is, dat moet je toetsen: hypothese opstellen om
iets te gaan toetsen)  toetsen evaluatie.
transparantie/gecontroleerd; publicatie (evalutaite, replicatie en voortbouwen) & peer-
reviewed (kritisch beoordeeld door vakgenoten zoals de betrouwbaarheid)
ethiek/privacy; niet alles mag, en van alles moet. Tijdens je onderzoek moet alles netjes,
opbouw, uitvoeren (als je mensen ondervraagt niet teveel en mensen blijven respecteren).
- Praktijk: elk onderzoek pakt anders uit in de context waar je het uitgaat voeren. Elke organisatie
pakt dingen anders aan. (Bijvoorbeeld dat er bij een organisatie waar je onderzoek doet mensen
tijdens het onderzoek vragen wat ze eraan hebben? Of dat ze gegevens niet kunnen aanleveren
of geen zin hebben, of dat niemand het onderzoek zou kunnen begeleiden).
5B’s hebben toepassing op de organisatie waar je onderzoek doet maar ook op jezelf.
Belang voordeel
Bereidheid willen
Bekwaamheid kunnen
Beschikbaarheid hebben
Benutting verandering

Onderzoek is een continu prcoes van het maken van keuzes.

Kennis gegenereerd door het toepassen van de wetenschappelijke methode, op ethische wijze
verkregen, rekening houdend met de privacy van mensen en transparant en controleerbaar
gepresenteerd.

Noodzaak methodologisch te werken: regulatieve cyclus (diagnostiek) en theoretische cyclus (literatuur)

,Wetenschappelijke (onderzoekscyclus)



Probleemstelling

Doelstelling Conceptualiseren:
Inperking
Vraagstelling


Onderzoeksopzet
Terugkoppelen Wie?
Wat? Inrichten:
Wanneer? Concretisering
Hoe?



Dataverzameling
Uitvoeren:
Dataverwerking Verbreding
Rapportage



Tijdens de dataverwerking ga je weer wat bredere conclusies trekken na de antwoorden die je hebt
verkregen door de dataverzameling.

Hoorcollege 20/9/2023

Conceptualiseren: iets in heldere begrippen vastleggen. Beschrijven in bijv. een definitie wat je precies
verstaat over het thema waar je onderzoek naar doet.

Volgens een bepaald artikel kan je 3 verschillende aspecten van liefde onderscheiden:

- Romantische liefde (partner)
- Familiale liefde (ouders, broer etc)
- Liefde voor een merk (kleding, apple, automerk)

Probleemstelling (1)

- Vaststellen van het probleem.
- Discreptantie tussen feitelijkheid en wenselijkheid. Het is een verschillende mening, het kan
afhangen van de persoon die je het vraagt, en van de context.
- In het onderzoek komen ze erachter dat 75% vd studenten stress ervaart, feitelijk, maar
wenselijk streven we naar maar 30%  probleemstelling: het percentage studenten dat stress
ervaart is zorgelijk.

Probleemstelling (2)

- Praktische problemen versus theoretische problemen.

, - Kijkend naar de vorige probleemstelling: als je als docent in de klas ziet dat het stressniveau is
opgelopen in de afgelopen jaren dan is het dus meer een praktijk gestuurd onderzoek.
- Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat genen een grote rol spelen bij ADHD, maar er komen
veel verschillende resultaten uit doordat bij iemand andere genen leiden tot ADHD dan bij een
ander. De rol van noradrenerge genen in de ontwikkeling van ADHD wordt betwist  theorie
gestuurd onderzoek/ fundamenteel onderzoek. Het komt voor uit de theoretische kennis.

Doelstelling (1)

- Doelstelling in een onderzoek: het beoogd resultaat. Wat voor kennis wil ik hiermee opdoen?
(onderzoek naar stress; aard en ernst van de stressklachten vaststellen, identificeren vd
oorzaken, beoordelen vd effectiviteit interventies).
- Doelstelling van een onderzoek: de beoogde benutting. Wat ga ik dan doen met die kennis?
(onderzoek naar stress; risicogroepen signaleren, in kaart brengen vd omvang van het probleem,
besluiten of de cursus omgaan met stress gecontinueerd moet worden).

Type benutting:

- Instrumentele benutting: gericht op beoordeling en verbetering  stoppen of doorgaan/
verbeteracties.
- Conceptuele benutting: gericht op kennisvermeerdering  verandering in denken. Zien we
vaker bij theoretisch onderzoek.

Vraagstelling (1)

- Descriptieve vragen (beschrijvende vragen): onderzoeksvragen naar een feitelijke beschrijving
vd werkelijkheid. Zoals het CBS (statistiek). Voorbeelden: in welke mate ervaren studenten
stress & in hoeverre zijn studenten tevreden over de cursus ‘omgaan met stress’. Eerst
conceptualiseren; wat zien we onder stress, en in welke mate hoe zien we dat?
- Normatieve vragen: onderzoeksvragen waaraan een waardeoordeel ten grondslag ligt.
Voorbeelden: is de cursus ‘omgaan met stress’ goed? Moeten stressklachten onder studenten
worden teruggedrongen? Eerst moet je conceptualiseren; wat verstaan we onder goed, welke
meetstaven gebruiken we daarvoor? Dit is dus hetzelfde als bij descriptieve vragen maar bij
normatieve vragen is het op voorhand bepaald wat er wordt bedoeld met goed en hoe we dat
willen onderzoeken (score moet boven een 7.5 liggen dan pas vind ik het goed). En bij de
tweede vraag: wat is precies erg genoeg, wanneer zullen ze moeten worden teruggedrongen?
Een norm vaststellen. Hebben een ethisch aspect. Norm is vaak niet zo zwart wit.
- Correlationele vragen: onderzoeksvragen naar samenhang, verbanden en of relaties.
Voorbeelden; hangt prestatiedruk samen met stress & ervaren studenten vd faculteit SW
gemiddeld genomen meer stress dan studenten vd letteren faculteit? We maken hierbij geen
onderscheid tussen oorzaak en gevolg. Dus of er nou eerst stress was en toen prestatiedruk of
andersom is niet relevant.
- Impact vragen: onderzoeksvragen naar causale verbanden (oorzaak-gevolg). Voorbeelden: is de
mate van efficientie tijdens het studeren van invloed op de mate van stress? Eerst
conceptualiseren wat we bedoelen met efficient (benut je je tijd goed, en ben je in die tijd ook
geconcentreerd of niet). Dus heeft de studiemethode impact op de mate van stress. Leidt de

, cursus tot een afname in stress? Cursus is de oorzaak van een eventuele afname in stress. Je
kunt deze vragen herkennen aan woorden zoals leiden tot en invloed.

Het belang van een theoretisch kader

- Het probleem, het doel en de vraagstelling dienen in een theoretisch kader geplaastst te
worden.
- Je moet dus de literatuur raadplegen waarover je onderzoek gaat, en schetst in je inleiding een
overzicht van bestaand wetenschappelijk onderzoek. Je begint heel breed en legt de
probleemstelling uit, conceptualiseert; wat bedoelen we ermee (bijv met bepaalde begrippen).
Je gaat verder naar je doelstelling/ probleemstelling.
- Dankzij het theoretisch kader worden herkomst en uitkomst van het onderzoek helder.
Herkomst: wat heeft dit type onderzoek tot dusver opgeleverd? Wat weten we er al over? Waar
liggen lacunes (wat weten we nog niet)? En uitkomst: theoretisch kader geeft richting aan het
opstellen van een hypothese. Wat wil ik bereiken? Hoe gaat dat mijn handelen en of denken
veranderen?
- Hypothese: de verbanden die je verwacht te ontdekken op basis van alle onderzoeken die je
hebt gelezen.

Conceptuele model (1):

- Schematische weergave vd relevante kernconcepten (variabelen) en de verwachte onderlinge
relaties tussen die kernconcepten (hypothesen).

Variabelen

- Variabele: een kenmerk dat een onderzoekselement al of niet, of in meer of mindere mate bezit.
- Een onderzoekselement is diegene op wie het kenmerk betrekking heeft. Individuen: elke
student afzonderlijk vragen naar de mate van stress en prestatiedruk die drukken we uit in 2
scores en vergelijken met elkaar. Paren: ouderpaar, je hebt het dan over kenmerken van hen
samen en niet afzonderlijk, bijvoorbeeld de kwaliteit van de huwelijksrelatie. Groepen: klassen,
gaat over het geheel zoals het klassenklimaat, hoe wordt de sfeer beleefd bijvoorbeeld in
samenhang met leerjaar? Collectieven: samenleving als geheel, is een samenleving primair
individualistisch of collectivistisch? Dit kan je dan nog vergelijken met een andere samenleving
en bijvoorbeeld in onderzoek naar de mate van stress.
- In de conceptualiseringsfase is het noodzakelijk een theoretische definitie te geven vd
onderzoekselementen waarop de variabelen betrekking hebben. Bijvoorbeeld vaststellen welke
studenten je in je onderzoek wil betrekken; hbo en of uni studenten, welke opleiding of alleen
van een bepaalde stad. Wie komen er in aanmerking met het onderzoek. Dit hoort nog niet in de
conceptualiseringsfase maar in de inrichtingsfase. Nu ga je alleen nog maar een theoretische
definitie geven van het onderzoekselement ‘student’: een student is een individu die een
opleiding volgt.
- In de inrichtingsfase ga je dus wel kijken wie er precies in aanmerking komen. Je geeft het een
operationele definitie: een student is een individu die op 1 september 2022 staat ingeschreven
voor de opleiding PW aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
- Kenmerk. Een variabele heeft altijd twee of meer waarden (niveaus). Er moet variatie zitten in
de antwoorden uit het onderzoek. Kwalitatieve variabelen (categorische variabelen, nominaal):

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noareusen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 49051 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd