Sociology of Business and
Consumption
Colleges
1 - Introductie...............................................................................................................................................1
2 - Culture, Norms and Values......................................................................................................................2
3 - Work in Globel Economy.........................................................................................................................3
4 - Class, Distinction and Good Taste............................................................................................................4
5 - Shopping & Sporting................................................................................................................................5
6 – Technology and Social Networks............................................................................................................7
7 - Social Construction of Beauty..................................................................................................................8
8 - Socialisation and Doing Gender & Marriage, Family and Heteronormativity..........................................9
9 - Masculinity and Cars..............................................................................................................................10
10 - Branding your Unique Identity.............................................................................................................11
1 - Introductie
Sociaal geconstrueerde werkelijkheid: werkelijkheid komt tot stand binnen sociale processen.
Sociologische verbeelding: gebruiken van sociologie om te begrijpen hoe persoonlijke issues ingebed en
gelinkt zijn aan sociale contexten en processen
3 thinking frames
- Structure: blijvende patronen binnen de organisatie van het sociale leven.
- Agency: de mogelijkheden van het individu om in relatieve onafhankelijkheid van grotere structuren te
denken en keuzes te maken
- Sociale locatie: de positie van een individu binnen verschillende overlappende sociale groepen, zoals
gender, leeftijd, ras, seksualiteit, religie, klasse, en taal.
- Materieel: fysieke en economische aspecten van het sociale leven.
- Cultureel: systemen en patronen van symbolen, betekenissen, en waarden, die door groepen gedeeld
worden.
- Micro: kleinere groepen en/of individuen.
- Macro: collectiviteit of volledige systemen en/of structuren.
Kapitalisme: economisch systeem dat mogelijk gemaakt en gereguleerd wordt door de staat, gebaseerd op
privaat eigendom van de middelen van productie en levensonderhoud, en gericht op het maken van winst
om te herinvesteren of voor persoonlijk gewin
Kenmerkend door: Betaald werk, Dominantie van de markt en Winst/groei.
Globalisering: een reeks van sociale, politieke, economische, culturele en ruimtelijke processen, waardoor
mensen, plekken en economieën meer en meer verbonden raken (met mensen zich daar steeds van
bewuster wordend).
Glokalisering: een product of dienst, dat globaal ontwikkeld en gedistribueerd wordt, maar ook aangepast
aan de consument op de lokale afzetmarkt
1
Romi Lindeman
,2 - Culture, Norms and Values
Theoretische perspectieven: modellen om de samenleving en haar onderdelen te begrijpen
Marxistisch perspectief:
- Ongelijkheid (klasse)
- Arbeidsomstandigheden: uitbuitingsrelaties
- (exploitatie) werkgevers-werknemers
- Exploitatie natuur en milieu
- Commodity fetishism
Functionalistisch perspectief:
- Focus op het begrijpen hoe de samenleving samenkomt om als geheel te functioneren
- Linkt aan groepsidentiteit: gedeelde identiteit binnen groepen
- Linkt aan emblemen voor groepsidentiteit = totem: object,dier, kracht, fenomeen, dat gebruikt wordt
als een embleem dat bepaalde aspecten van een door een groep gedeelde identiteit representeert
- Totems worden collectief vereerd → bevordering sociale solidariteit
Feministisch perspectief:
Gender ongelijkheid: mannelijke vs vrouwelijke
Foodwork: werk dat gedaan wordt rondom voedsel/eten – verdeling man – vrouw hoeveelheid
Interactionistisch perspectief:
Sociale interactie → zie symbolisch interactionisme:
theoretisch perspectief met nadruk op hoe onze sociale wereld wordt gecreëerd binnen alledaagse relaties
en interacties
Behouden normen en waarden in cultuur
Normen: vaak informele, maar wel bekende en geaccepteerde manieren van handelen binnen een
bepaalde cultuur
Deviance: afwijking van sociale normen
Linkt aan sancties: een actie die dan wel goedkeuring of afkeuring communiceert naar aanleiding van
handelen naar sociale normen → conformeren: positieve sancties – afwijken: negatieve sancties
Sancties → formeel of informeel → omvang bepaald door ervaren belang sociale norm
Waarden: overtuigingen van groepen of individuen over wat goed en fout, belangrijk en onbelangrijk,
gewenst en ongewenst is
Cultural relativism: het idee dat we iemands overtuigingen, gedrag, gevoelens en worldview moeten
proberen tebegrijpen in relatie tot zijn/haar cultuur
Linkt aan ethnocentrism: je eigen culturele waarden en standaarden gebruiken om andere culturen te
begrijpen en evalueren (vaak met overtuiging dat eigen cultuur superieur is)
2
Romi Lindeman
,3 - Work in Globel Economy
Karl Max
Vervreemding: gevoel los te staan van:
- Arbeidsproces
- Collega’s
- Resultaat
- (Eigen) creativiteit
Commodity fetishism: proces waardoor aspecten (met name arbeid) niet zichtbaar zijn in het eindproduct
→ Instandhouding misstanden binnen productieprocessen
Ideologie: een set van overtuigingen, meningen, beelden, houdingen, die samen een los geheel van
gerelateerde ideeën of een algemeen geaccepteerd ideaal vormen.
Ideeën die onjuist/verwrongen zijn – maskeren ongelijkheid, exploitatie, etc.
Hegemonie: het vanzelfsprekend laten lijken van bepaalde ideeën/regels door de heersende klasse –
geaccepteerd door werkende klasse – tegenwoordig subtieler – bepaalde ideeën/regels worden door
invloedrijke partijen (met hulp van media) tot vanzelfsprekend gemaakt
In stand houden van ongelijkheid (klasse, gender, ras).
Linkt aan: sociale locatie en sociale stratificatie.
Weber
Bureaucratie: vorm van organisatie en modus van administratie dat functioneert via vastliggende regels en
procedures.
Kenmerk van het moderne leven. Leiden eigen leven → beperking agency → noodzakelijk kwaad.
Efficiënt → toepassing op andere sectoren → rationalisering.
Ritzer
McDonaldisering - 4 principes:
- Efficiëntie
- Berekenbaarheid
- Voorspelbaarheid
- Controle
Opkomst belevingseconomie Deels reactie op rationalisering
Beleving als toegevoegd element bij verkoop van producten → creatie memorabele gebeurtenissen.
Werknemers in actie
Sociale bewegingen: een voortdurende, georganiseerde en bewuste poging om sociale veranderingen
voort te brengen buiten het politieke.
Resources voor nodig → resource mobilisering.
Framing: benadrukken van bepaalde aspecten en onderbelichting van andere aspecten → bepaald begrip
voortbrengen → invloed op publieke opinie
Sociaal probleem: situatie of gedrag dat sociaal geconstrueerd wordt als ‘pathologisch’, en waar regulatie,
verbetering, en/of behandeling voor nodig is.
Sociaal geconstrueerd → verschilt binnen verschillend sociale contexten
3
Romi Lindeman
, 4 - Class, Distinction and Good Taste
Sociale mobiliteit: verandering van klasse positie, waarin je geboren wordt, en de klasse positie die je zelf
verwerft door eigen onderwijsniveau, beroep, inkomen.
Verschillende klassen consumeren anders → laten zien wie we zijn, waar we denken thuis te horen, en hoe
we ons zelf onderscheiden van anderen → link met identiteit
Veblen
Opzichtige consumptie: consumeren van overbodige producten om je te onderscheiden van je ‘inferieuren’
Trickle down effect naar lagere klassen: imitatievan het consumptiegedrag van de elite.
Expenditure cascade: als mensen aan de top van de klasse hiërarchie meer uitgeven aan een
product/consumer item → grotere verwachtingen en uitgaven bij diegenen in de lagere klassen
Schor
Upscale emulation als items met een hoge status die door de elite geconsumeerd worden door de
lagere klassen gewild en gekocht worden
New consumerism: niet langer vergelijken van zichzelf, leefstijl, bezit met buren/gelijken (Keeping
up with the Joneses), maar met lifestyles van beroemdheden en beelden van het goede leven in de
massa media.
Diderot effect: consumptie in lijn met wie je ‘bent’ en/of hoe je wil dat anderen je zien → nieuw bezit past
niet bij je andere/oudere bezittingen, dus vervang je langzaam maar zeker je andere bezittingen.
Onopzichtige consumptie:
- Sociaal, ecologisch, cultureel bewust
- Niet materiele, maar onzichtbare goederen
- Kwaliteit van leven – niet spullen/bezittingen -> Linkt aan ethical consumption
Bourdieu
Klasse ongelijkheid gereproduceerd binnen consumptie.
Klasse status en bijbehorende gewoontes leer je in je jeugd → socialisatie.
3 vormen van kapitaal:
- Economisch
- Sociaal
- cultureel Embodied, Institutioneel en Objectiefied.
Sociale ruimtes
Publieke ruimte: plekken/gebieden die in principe voor iedereen toegankelijk zijn.
Script of place: impliciete en expliciete regels en rituelen binnen bepaalde plekken.
Linkt aan In-place en Out-of-place
Third place (Oldenburger): plekken waar mensen samen kunnen komen en interactie hebben met mensen
die ze normaal niet zo makkelijk tegenkomen.
First place: thuis omgeving en Second place: werkomgeving
Civil inattention (Goffman): laten merken dat je je bewust bent van de aanwezigheid van de andere/een
vreemde, maar je behoud wel voldoende afstand.
Ethisch consumptie: consumeren in lijn met morele, politieke of spirituele overtuigingen.
Boycotten: bewust niet kopen van een bepaald product om een statement te maken over een bedrijf en
haar sociale, politieke, of omgevings/milieu beleid.
Buycotten: bewust kopen van producten die je ondersteunt vanuit sociale, politieke en omgevings/milieu
redenen. duurzame consumptie sterk/zwak
4
Romi Lindeman