Toets matrijs: kennistoets A 2023/24
Toets matrijs: kennistoets A
16% Skelet, spieren en gewrichten -> zie bestand anatomie Blok A
• BOKS Anatomie
• Welke bewegingen vinden er plaats in art. talocruralis, art. genus en
art. coxae tijdens het springen?
o Art talocruralis: plantairflexie
o Art. genus: flexie
o Art. coxae: flexie
De musculus triceps surae of driehoofdige kuitspier is een samengestelde spier van de tweehoofdige
musculus gastrocnemius en de musculus soleus. De musculus triceps surae vormt de achillespees, en
wordt geïnnerveerd door de nervus tibialis
Bi-articulaire spier: Een bi-articulaire spier is een spier die in zijn verloop twee gewrichten passeert. Het
voordeel van een dergelijke spier is dat deze kan meewerken in bewegingen in deze twee gewrichten.
Voorbeelden:
• Hamstrings passeren zowel het heup- als het kniegewricht
• Musculus rectus femoris, rechte dijbeenspier, passeert zowel het heup- als het kniegewricht
• Musculus sartorius, kleermakersspier in het bovenbeen, passeert zowel het heup- als het
kniegewricht
• Musculus gastrocnemius, tweekoppige kuitspier, passeert zowel het knie- als het enkelgewricht
• Musculus biceps brachii, de biceps van de arm, passeert zowel het schouder- als het
ellebooggewricht.
Fibula aanwijzen (naast je scheenbeen aan de kant van je kleine teen).
1
,Toets matrijs: kennistoets A 2023/24
10% Inspanningsfysiologie
• Reader trainingsleer
Trainingsvariabelen: prikkelparameters
Duur, intensiteit, herhaling, series, rust(soort), arbeid/rust verhouding, snelheid van uitvoeren,
supercompensatietijd
Supercompensatie
Als de training en ook de trainingsperiode goed gedoseerd worden, zowel in kwaliteit als in kwantiteit,
zal het systeem steeds prikkelt worden en het beginniveau overstijgen. Het proces van Allostase vindt
plaats. Allereerst zal er een afname van belastingcapaciteit ontstaan door de prikkel, de
lichaamssystemen worden uit balans gebracht. Als er herstel optreedt, de balans hersteld wordt, zal de
belastingcapaciteit weer toenemen en zijn beginniveau overstijgen (zie figuur 3.1). Verbetering van het
beginniveau na een prikkel en herstel van deze prikkel tot boven het beginniveau noemen we
supercompensatie. Dit ontstaat op het moment dat er volledig herstel heeft plaatsgevonden. Na een
trainingsbelasting komt het prestatievermogen hierdoor tijdelijk op een hoger niveau te liggen. Vindt de
volgende trainingsprikkel, in acht name van een lonende pauze (volledig herstel), plaats in de fase van
supercompensatie, dan kan er een stapeling van trainingseffecten optreden. Op de langere termijn zal
de belastingcapaciteit hierdoor naar een steeds hoger niveau verschuiven. De lonende pauze tijdens de
training en het volledige herstel na een training hangt o.a. af van de grootte van de prikkel en van het
herstelvermogen van het individu. Het herstelvermogen wordt ook wel in kaart gebracht door de ‘heart
rate recovery’ (HHR) te meten.
HRR kan gedefinieerd worden als de snelheid waarmee de hartslagfrequentie afneemt na het stoppen
van een fysieke inspanning (Daanen et al. 2015). Met name de HRR60s (het aantal slagen herstel 60
seconden na het beëindigen van de inspanning) is een veel gebruikte parameter. De literatuur toont aan
dat de HRR sneller is bij getrainde gezonde personen in vergelijking met ongetrainde gezonde personen.
Daarnaast zal de HRR bij een persoon langzamer gaan als de persoon vermoeid is of als de persoon
overreached of overtraind is. Om deze reden zie je in de sportpraktijk ook terug dat de HRR wordt
gebruikt als maat voor fitheid en/of vermoeidheid. Daalt dat hartslag langzaam na intensieve
inspanning, dan is dat vaak een teken van verminderde belastbaarheid. Omdat er nog geen duidelijke
normwaarden zijn wordt er aanbevolen om HRR te gebruiken om prikkelparameters te optimaliseren en
vermoeidheid te monitoren.
2
, Toets matrijs: kennistoets A 2023/24
Supercompensatie is zodoende een combinatie van training en herstel dat leidt tot verbetering van het
prestatievermogen van het geprikkelde systeem. In figuur 3.1 zullen de verschillende fasen gezien
worden die tijdens een trainingsprikkel voor komen.
1. Training (belastingsfase)
In een trainingseenheid (prikkel) wordt het lichaam belast. Je kunt hierbij o.a. denken aan een
vermindering van de hoeveelheid beschikbare brandstof, spieren en pezen worden belast en er
worden afvalstoffen gevormd. Allerlei systemen in het lichaam worden dus belast en daarmee
uit balans gebracht. Dit worden ook wel de ergotrope functies ofwel katabole processen
genoemd die geactiveerd worden door het sympathische systeem van het zenuwstelsel. Tijdens
deze processen worden energierijke reservestoffen afgebroken voor de levering van ATP.
(Burgerhout et al. 2010 §8.2.2.)
2. Herstel (compensatiefase)
Na de trainingseenheid zal het lichaam zich herstellen. Dit gebeurt onder meer door facilitatie
van voeding en hormonen. Het herstel kan uren tot dagen duren, naargelang de duur en de
intensiteit van de belasting. Tijdens herstel zal het parasympathische systeem van het
zenuwstelsel meer actief zijn dan het sympathische systeem. Er vinden dan anabole processen
plaats die opbouw van stoffen stimuleren, wat men een trofisch effect noemt. Hiervoor is
aanvoer van voedingsstoffen essentieel (Reader Trainingsleer H3). (Burgerhout et al. 2010 §
8.2.2.)
3. Supercompensatie (overcompensatiefase)
Na de herstelfase treedt de supercompensatie op. Met andere woorden: het lichaam bereidt
zich voor op nieuwe prikkels met een belastingniveau van hetzelfde karakter. Er treedt als het
ware een soort verdedigingsreactie op (Fox et al. 2010). Datgene wat in een trainingseenheid
afgebroken werd, zal in deze fase in een grotere hoeveelheid aangemaakt worden. Tijdens deze
fase (figuur 3.2, op de top van de supercompensatie) moet het ideale moment gekozen worden
om de volgende training plaats te laten vinden. Het ideale moment is het moment waarop de
belastingcapaciteit het hoogst is. Op het moment dat de therapeut of trainer op het juiste
moment een nieuwe prikkel aanbiedt, zal de belastingcapaciteit door de tijd heen toenemen. In
figuur 3.2 is de indeling van de tijd op de x-as afhankelijk van de duur en intensiteit van de
verstoring en de persoon. Zie voor richtlijnen pagina 160 van het boek Poel, Jongert & Morree
(2019).
Trainingsvorm Supercompensatietijd
Kracht UHV 12/24 uur
Hypertrofie 48 uur
Spierkracht 48 uur
Snelkracht 48/72 uur
Maximaalkracht 48/72 uur
Explosieve kracht 48/72 uur
3
, Toets matrijs: kennistoets A 2023/24
Reversibilitie
Laat een volgende training te lang op zich wachten, dan treedt het principe van reversibiliteit in werking.
Het lichaam neemt weer dezelfde condities aan als voor de training (Reader Trainingsleer H3)
Overreaching en overtraining
In de literatuur worden twee soorten overtraining beschreven (Wilmore & Costill, 2008). Kortdurende
overtraining (overreaching) kan functioneel zijn en bewust gepland. Bijvoorbeeld ten gevolge van een
zwaar trainingskamp of een drukke periode op een ander vlak. De belastingcapaciteit is dan ver gedaald,
maar als er daarna voldoende tijd is voor herstel zal de belastingcapaciteit weer toenemen en voor een
supercompensatie kunnenzorgen. Er is in dit geval zodoende nog wel sprake van een trainingseffect,
maar de benodigde herstelperiode tussen de trainingen duurt veel langer dan normaal. Als er niks wordt
gedaan om de verhouding tussen belasting en herstel weer goed in balans te brengen, zal de
opeenstapeling van vermoeidheid verder toenemen en kom je in de fase van langdurige overtraining
(overtrainingssyndroom). Zie figuur 3.3.
Deze periode ontstaat nadat overreaching genegeerd is. Kenmerkend voor deze periode is onder meer
de afname van belastingcapaciteit, afname van de gemoedstoestand, slaapstoornissen, vermoeidheid en
hoge rusthartslag. Blijf je in deze fase de klachten negeren, dan kom je uiteindelijk in de fase van het
overtrainingssyndroom. Dit is ook wel aangeduid als chronische overtraindheid.
Op het moment dat de arbeidsrustverhouding niet juist wordt gehanteerd, kan er een negatief effect
optreden. De belastingcapaciteit zal dalen als gevolg van een nieuwe trainingsprikkel die te vroeg (op
het moment dat er nog niet voldoende herstel opgetreden is, dus nog in fase 2) aangeboden wordt. Het
lichaam wordt dan meer belast dan deze aankan, zie hiervoor figuur 3.3. Als dit te lang aanhoudt en
herhaald wordt is er sprake van overtraining. Hierbij ontstaat er een toestand waarbij de patiënt zijn
grenzen van trainbaarheid en belastbaarheid overschreven heeft. De verhouding tussen
trainingsbelasting en herstel is te ver doorgeslagen naar de kant van de belasting. Het lichaam bevindt
zich dan in verhouding te veel in een ergotrope toestand en te weinig in een trofische toestand,
waardoor er meer structuren worden afgebroken dan worden opgebouwd in het lichaam. Er zal dan
geen enkele vooruitgang worden geboekt. Sterker nog, blessures liggen dan op de loer.
Bij sporters/patiënten wordt geregeld verschijnselen van overtraining waargenomen in een periode van
zware training, waarin belasting op belasting wordt gestapeld zonder dat er ruimte is voor (voldoende)
herstel. Dit leidt tot een “ophoping van vermoeidheid”, hetgeen kortdurende overtraindheid oftewel in
vaktermen functionele overreaching wordt genoemd. Bij kortdurende overtraindheid is er nog wel
sprake van een trainingseffect, maar de benodigde herstelperiode tussen de trainingen duurt veel
langer dan normaal. Wanneer er niets wordt gedaan om de verhouding tussen training en herstel weer
goed in balans te brengen, zal de “ophoping van vermoeidheid” verder toenemen en kom je in de fase
van niet-functionele overreaching. Dit is in feite de periode die ontstaat nadat je de functionele
overreaching genegeerd hebt. Geregeld waargenomen kenmerken zijn onder meer een afname van het
4