NT2
www.bvnt2.org
NT2.1 = Nederlands je eigen moedertaal, maar beheers je het niet goed.
NT2.2 = Nederlands is niet je eigen moedertaal, je moet dit nog leren.
Taalniveaus
ERK (Europese Referentiekader Meyerink Traject, opleiding
Niveaus
A1 Alfabetisering, dagelijkse
omgeving
A2 1F Inburgering, eind basisschool
B1 2F Staatsexamen NT2-1, vmbo, mbo
klas 1-2-3
B2 3F Staatsexamen NT2-2, havo, mbo
klas 4
C1 4F Vwo, hbo
C2 - Universiteit
Met welke specifieke zaken krijg je te maken als NT2-docent?
- Je moet in thema’s werken (cultuuroverdracht, normen en waarden).
- Je behandelt woorden per thema en maakt daar zinnen van.
- Je werkt met klanken en uitspraak, de leerlingen moeten woorden herhalen.
- Er zit “toneel” in, je doet dingen voor, je laat dingen zien. Je geeft betekenis aan de woorden.
Kennis van woorden
- NT2-cursist op inburgeringsniveau kent 2000 woorden
- NT2-cursist op Staatsexamen niveau 2 kent 11.000 woorden
- Een Nederlands kind dat start op de basisschool kent zo een 4000 woorden
- Een afgestudeerde student Nederlands kent ongeveer 60.000 woorden
Intakeprocedure
1) Praktische gegevens
2) Informatie over de persoonlijk situatie: wie is hij en wat motiveert de cursist
3) Intake
4) Plan van aanpak
5) Herhaalde intake / evaluatie
Hoofdtaken NT2-docent, succesfactoren
1. Rol van begeleider
2. Cursisten motiveren
3. Zorgen voor maatwerk (differentiëren)
4. Taalcontact (met moedertaalsprekers)
5. Doelgerichte aanpak (uitstroomperspectief)(examens, inburgeringscursus)
Semantiseren
Als een leerling een opdracht niet begrijpt, dan kan je een ander alternatief aanbieden:
- Synoniem geven
- Antoniem geven
- Omschrijving geven
- Voorbeeld geven
- Vertaling geven
- Analogie gebruiken
Voor het lezen en luisteren is het belangrijk dat je de medeklinkers kent. Woorden zonder klinkers kun je
makkelijk herkennen, woorden zonder medeklinkers niet.
,Hoofdstuk 1: de context van tweedetaalverwerving en tweedetaalleren
- De begrippen eerste taal en tweede taal hebben betrekking op de volgorde waarin de talen worden
geleerd en niet op het beheersingsniveau.
- T2 kan gestuurd (leren via onderwijsmateriaal, t2-leren) of ongestuurd (natuurlijk, de taal wordt
opgepikt)
- Structuur van de t2-verwerving heeft een sterk universeel karakter (wat zeggen leerders en hoe
hebben ze de taal verworven) en het tempo van de t2-verwerving, is voor elk individu anders(wat zijn
factoren die het tempo en succes bepalen van de t2-verwerving)
Tweedetaalverwerving Verwerving van een taal nadat de moedertaal al is verworven,
waarbij men vaak de leeftijdsgrens van 4 jaar aanhoudt.
Deze taal wordt geleerd in een omgeving waar die taal wordt
gesproken.
Moedertaalspreker Persoon die een taal als kind via een natuurlijk taalverwervingsproces
heeft geleerd.
Simultane taalverwerving Verwerving van een T2-taal die aanvangt voor het 4e levensjaar. De
verwerving van de moedertaal en de T2-taal lopen enigszins parallel.
Successieve taalverwerving Verwerving van een T2-taal wanneer de moedertaal al redelijk wordt
beheerst. Deze verwerving vangt dus pas na het 4e levensjaar aan.
Eerste taal Moedertaal.
Tweede taal Elke taal die men beheerst, maar niet als moedertaal.
Zelfs wanneer de T2 beter wordt beheerst dan de moedertaal, blijft
die laatste de eerste taal (T1). De begrippen T1 en T2 hebben dus
betrekking op de volgorde waarin de talen geleerd zijn en niet op het
beheersingsniveau.
Ongestuurd leren/natuurlijk leren T2-verwerving waarbij iemand een T2 als het ware oppikt. T2-
verwervers zijn in dit geval afhankelijk van het taalaanbod van hun
T2-omgeving.
Ook wel impliciet leren.
Gestuurd leren T2-verwerving waarbij iemand een T2 leert via onderwijs of met
behulp van lesmateriaal.
Tweedetaalleren/T2-leren Ook wel gestuurd leren.
Het je op een expliciete manier eigen maken van de regels en
begrippen van een taal.
Vreemdetaalverwerving Iemand leert een taal die geen omgangstaal is in de gemeenschap
waarin hij zich bevindt.
Structuur van T2-verwerving Kan op twee punten worden onderzocht:
- Wat zeggen leerders precies?
- Op welke wijze hebben ze de T2 verworven?
De structuur van T2-verwerving heeft een universeel karakter: De
volgorde waarin mensen met verschillende achtergronden
kenmerken van een taal leren en de fouten die ze daarbij maken,
vertonen veel overeenkomsten.
Tempo van T2-verwerving I.t.t. de universele wetmatigheden in de structuur van taalverwerving
verschilt het tempo of het succes van T2-verwerving sterk per
individu.
Hoofdstuk 1.2: het proces van taalverwerving
1) Imitatie en transfer
2) Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde
3) Interactie en taalaanbod
, 1) Imitatie en transfer
a. Transferhypothese
b. Behaviorisme (Skinner)
c. Deze visie hielt niet lang stand door:
i. Kinderen leren een taal niet door alleen imitatie, kinderen zijn creatief met taal.
ii. Invloed van de eerste taal blijkt minder groot
iii. De interferentiehypothese is deels verworpen
Imitatie Het nadoen van (moedertaal)sprekers.
Taalleerders verwerven door imitatie een groot aantal
verschillende bouwstenen.
Reinforcement/bekrachtiging Bevestiging.
Door oefening en bekrachtiging uit hun omgeving leren
taalleerders snel en als vanzelf die bouwstenen met elkaar te
combineren.
Transfer Overdracht/beïnvloeding.
De invloed van de eerste taal (T1) op de tweede taal (T2).
Interferentie Het maken van fouten onder invloed van de eerste taal (T1).
Ook wel ‘negatieve transfer’.
Interferentiehypothese/transferhypothese Hypothese (jaren 70) die ervan uitgaat dat bij het leren van
een T2 de T1 grote invloed heeft.
Contrastieve analyse De tak van toegepaste taalwetenschap die zicht bezighoudt
met het in kaart brengen van contrasten tussen de T1 en T2.
Deze verschillen tussen de T1 en T2 worden namelijk als
leerproblemen beschouwd.
** extra ** taalverwervingstheorieën
- Behaviorisme (Skinner, Lado) zien taalleren als een proces van gewoontevorming waarin imitatie en
bekrachtiging een belangrijke rol spelen.
- Nativisme (Chomsky, Pinker) gaan ervan uit dat mensen ter wereld komen met een aangeboren
(innate) taalverwervingsmechanisme, de universele grammaticatheorie.
- Interactionisme (Piaget, Long) benadrukt het belang van interactie tussen biologische (nature) en
sociale (nurture) aspecten van taalverwerving.
2) Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde
a. Nativisme, Chomsky, Pinker
b. De aandacht verschoof van de moedertaal naar de tweede taal, de te leren taal.
c. Creatieveconstructiehypothese
d. Universeletaalverwervingshypothese
Ontwikkelingsfouten/intralinguale fouten Fouten die karakteristiek zijn voor alle T2-verwervers van de
betreffende taal, ongeacht hun moedertaalachtergrond.
Deze fouten worden beschouwd als noodzakelijke stappen in het
taalverwervingsproces.
Deze fouten zijn dus niet toevallig, maar in hoge mate afhankelijk
van de structuur van de doeltaal.