Samenvatting ‘’how to design and evaluate research in education’’
Hoofdstuk 1: the nature of research
Een paar voorbeelden van onderwijsproblemen
Voorbeelden zoals moraliteit / studiegewoonten verbeteren, effectieve methodes etc zijn typische
vragen waar veel onderwijs mee wordt geconfronteerd. Leraren (strategieën en activiteiten),
begeleiders (problemen oplossen), bestuurders (productieve omgeving creëren), ouders en
studenten hebben voortdurend informatie nodig om hun werk te doen.
Waarom onderzoek van waarde is
Er zijn meerdere soorten van dataverzameling, maar antwoorden zijn niet altijd betrouwbaar. Daarom
kan kennis van wetenschappelijke onderzoeksmethodologie van waarde zijn. Informatie is zo
nauwkeurig en betrouwbaar.
Manieren om te weten
Zintuiglijke ervaring
De informatie die we van de wereld binnenkrijgen via onze zintuigen zijn de meest directe manier
waarop we iets weten. Zintuiglijke gegevens zijn erg verfijnd. Het is niet altijd verstandig om volledig
te vertrouwen op je zintuigen, ze kunnen misleiden. Het is daarom onbetrouwbaar en is onvolledig,
want gegevens die we via zintuigen opnemen, verklaren niet alles. → andere bronnen checken.
Overeenkomst met anderen
Een van die bronnen zijn meningen van andere. Het kan ons helpen om niet kloppende dingen te
filteren en dus informatie te krijgen. Maar de meerderheid van een groep hoeft geen garantie te zijn
voor waarheid.
Mening van een expert
Experts hebben verstand van dingen in hun vakgebied. (bv. hartchirurg) Deskundigen kunnen zich ook
vergissen ondanks studie en training. Hun hebben ook geleerd op basis van denken, luisteren en
observeren van anderen.
Logica
Dingen die we weten zijn ook logisch. Bv. hoofdpremisse (alle mensen zijn sterfelijk), minor premisse
(Sally is een mens) leidt samen tot Sally is sterfelijk, uit logica. Niet alle van die voorbeelden zijn juist.
De wetenschappelijke methode
Het gaat om testen van ideeën in publieke arena. Mensen zijn in staat om verbanden te leggen tussen
zintuiglijke informatie die we ervaren. Het zijn meer hypothesen, dus we weten niet of ze echt waar
zijn. Onderzoeken vormen geen wetenschap totdat ze openbaar zijn gemaakt.
➢ Stappen: (1) probleem, (2) nauwkeurig definiëren probleem, (3) bepalen welke soorten
informatie het probleem kunnen oplossen, (4) informatie organiseren en (5) informatie
interpreteren (conclusie)
- Hypothesen= meerdere mogelijke verklaringen voor een probleem of fenomeen.
- Er zijn geen vaste antwoorden op bepaalde vragen, kunnen over de tijd veranderen.
Soorten onderzoek
Fundamenteel onderzoek houdt zich bezig met verduidelijken van onderliggende processen, met de
hypothese meestal uitgedrukt als theorie. toegepast onderzoek is geïnteresseerd in het onderzoeken
van effectiviteit van bepaalde onderwijspraktijken, dus nuttig in praktische situaties. Veel onderzoeker
combineren beide soorten onderzoeken.
, 1. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek: kwantitatief onderzoek vooral gericht op cijfers en
kwalitatief op woorden. Ze verschillen in doel, methoden, soorten, rol onderzoeker en mate
van generaliseerbaarheid. Kwantitatief gaat uit van één realiteit en voor relaties tussen
variabelen. Kwalitatief gaat daarentegen uit van meerdere realiteiten sociaal geconstrueerd
door verschillende individuele visies, dus begrijpen situaties en gebeurtenissen vanuit
standpunt deelnemers. (grotere flexibiliteit in strategieën en technieken) Bij kwantitatief is
onderzoeker vaak afstandelijke waarnemer en bij kwalitatief bevinden ze zich ook wel in de
situatie.
- Mixed methods: beide benaderingen gebruiken in het hele onderzoek.
2. Experimenteel onderzoek: meest overtuigende methode → verschillende behandelingen
vaststellen en de effecten bestuderen. Je hebt hierbij een controlegroep en experimentele
groep.
- Kan ook door intensieve studie van een individu in de loop van de tijd. Dit is geschikt voor
bestuderen van individuen met bijzondere kenmerken.
3. Correlationeel onderzoek: relaties tussen twee of meer variabelen te bepalen en deze te
onderzoeken voor oorzaak en gevolg. Dit kan helpen bij intelligentere uitspraken. Je moet
hiervoor verschillende soorten informatie/ kenmerken verzamelen die gerelateerd zijn aan
het onderwerp, vervolgens onderzoek je of er een relatie bestaan tussen sommige
kenmerken.
4. Oorzaak-vergelijkend onderzoek: oorzaak voor of de gevolgen van verschillen tussen groepen
mensen onderzoeken. Bv. prestaties van leerlingen uit eenoudergezinnen vs.
tweeoudergezinnen. Interpretaties zijn wel bekend omdat de onderzoeker niet met zekerheid
kan zeggen of een factor oorzaak of gevolg is door verschillende kenmerken in groepen.
5. Enquêteonderzoek: verkrijgen van gegevens voor specifieke kenmerken van een groep.
- Vragen moeten niet misleidend zijn, moeten eerlijk zijn en voldoende responsies hebben.
6. Etnografisch onderzoek: voor een completer beeld van de situatie, kwalitatief onderzoek. Het
richt zich op documenteren of portretteren van alledaagse ervaringen van individuen door
observatie en de relevante anderen worden geïnterviewd. → beschrijven situatie.
- Fenomenologie: onderzoeker richt zich op een bepaald fenomeen, verzamelt gegevens
7. Historisch onderzoek: bepaald aspect uit verleden wordt bestudeerd, kan ook door
documenten of interviews met personen.
8. Actieonderzoek: generalisatie naar andere personen, instellingen of situaties is van minimaal
belang. Actieonderzoekers richten zich op het verkrijgen van informatie die dat oplevert dat
hen in staat stelt de omstandigheden in een bepaald gebied te veranderen. Daarnaast wordt
er aandacht besteed aan de actieve betrokkenheid van de proefpersonen bij het onderzoek.
9. Evaluatieonderzoek: formatieve evaluaties zijn bedoeld voor het beoordelen voor verbeteren
object, bv. behoefte analyse → bepaalt juiste publiek voor het programma. (analyse
gegevens, enquêtes, interviews, observatie) Summatieve evaluaties proberen effecten en
uitkomsten van een object te onderzoeken door te beschrijven wat er gebeurt na oplevering
programma. → resultaatevaluaties, dus of er aantoonbare effecten zijn van een technologie
en impactevaluaties, die breder zijn en algemene effecten van maatregel wil beoordelen.
(quasi-experimentele ontwerpen)
➔ Alle onderzoeken hebben waarde, elk onderzoek is een ander hulpmiddel om iets te
begrijpen. De effectiviteit hangt af van de aard van het onderzoek, onderzoeksvraag en
specifieke context. Onderzoek heeft verscheidenheid aan vragen, richtingen, methodologieën
en hulpmiddelen.
Algemene onderzoekstypen
1. Beschrijvende onderzoeken: beschrijven een bepaalde stand van zaken zo volledig en
zorgvuldig mogelijk. Dit is meest gebruik in onderwijsonderzoek, bv. voor kenmerken van
individuen of groepen. Etnografisch en historisch onderzoek zijn beschrijven. Beschrijvend
, onderzoek opzich niet zeer bevredigend en vereist gedetailleerdere analyse van verschillende
aspecten en onderlinge relaties.
2. Associationeel onderzoek: mogelijke relaties onderzoeken op verschijnselen beter te
begrijpen. Het maakt het ook mogelijk om voorspellingen te doen. Correlationele en causaal
vergelijkende methodologieën zijn belangrijkste voorbeelden. Dit onderzoek is uiteindelijk
ook onbevredigend omdat ze de onderzoeker niet toestaan iets te beïnvloeden of te
veranderen.
3. Interventieonderzoeken: een bepaalde methode of behandeling beïnvloed een of meer
uitkomsten. Zo kan effectiviteit van methoden en leerplannen worden beoordeeld.
Interventiestudies kunnen ook een bijdrage leveren aan algemene kennis door het bevestigen
van voorspellingen.
4. Meta-analyse: poging om de beperkingen te verminderen van individuele onderzoeken door
te proberen alle onderzoeken te lokaliseren van een bepaald onderwerp en statistische
modellen te gebruiken om resultaten te synthetiseren.
Kritische analyse van onderzoek
1. De vraag naar de realiteit: er is niet een manier om aan te tonen dat iets werkelijk bestaat. Er
bestaan alleen individuele percepties van de werkelijkheid.
2. Kwestie van communicatie: sommige dingen zijn vrijwel echt. Toch beweren critici dat het
vrijwel onmogelijk is om aan te tonen dat we dezelfde termen gebruiken om deze dingen te
identificeren. (in andere taal een ander woord)
3. Kwestie van waarden: wetenschappers beweren objectief te zijn in hun onderzoek, dus
waardevrij. Critici vinden dat het eerder sociaal geconstrueerd is. Ze worden beïnvloed door
maatschappij en de tijd waarin mensen leven.
4. Kwestie van niet-uitgesproken veronderstellingen: een veronderstelling is alles dat wordt
aangenomen zonder dat het getest of gecheckt is. Sommige veronderstellingen worden als
vanzelfsprekend beschouwd, maar andere zijn twijfelachtig. → je kunt de aanname hebben
dat kinderen met autisme anders leren of dat ze hetzelfde leren maar langzamer.
- In veel onderzoeken gaan onderzoekers ervanuit dat de termen die ze gebruiken duidelijk
zijn, hun steekproef geschikt is en de metingen nauwkeurig. Voor een goed onderzoek moet
je deze aannames beperken, lezers moeten namelijk genoeg info krijgen.
5. Kwestie van maatschappelijke gevolgen: traditionele onderzoeksinspanningen dienen
overwegend politieke belangen te hebben
Voorbeeld met de 5 kwesties op een onderzoek
➢ Effectiviteit van een cursus formele logica bestuderen voor het verbeteren van het
analysevermogen van middelbare scholieren en dus hun argumenten en daaruit
verdedigbare conclusies te trekken.
1. Kwestie van de realiteit: vaardigheden in kwestie zijn duidelijke abstracties. Ze hebben geen
fysieke werkelijkheid op zich. Het vermogen om te analyseren is situatiespecifiek. (iedereen
ergens anders goed in voor analyse)
2. Kwestie van communicatie: de duidelijkste definities leiden niet altijd tot zinvolle
communicatie. Iemand kan een term anders gebruiken, ondanks eerdere overeenstemming
hierover.
3. Kwestie van waarden: uitkomsten zijn wenselijk of onwenselijk en wijzen uit waarom dit zo is.
Maar zelden zijn dit de waarden die hebben geleid tot de uitkomst.
4. Kwestie van onuitgesproken veronderstellingen: onderzoeker veronderstelt niet alleen
waarom uitkomst wenselijk is maar dat de bevindingen enige invloed hebben op het
onderwijs → anders is de studie niets anders en dan een academische oefening.
5. Kwestie van maatschappelijke gevolgen: een bewering van critici gebeurt door het idee dat
de uitkomst belangrijker is dan andere uitkomsten of dient om discriminatie van de minderen
te bestendigen.
, Een kort overzicht van het onderzoeksproces
De doorgetrokken pijlen geven de volgorde aan
waarvan onderdelen doorgaans worden gepresenteerd
en beschreven. De pijlen met onderbroken lijnen geven
de meest waarschijnlijke vertrekken aan uit deze reeks.
- Het niet-lineaire patroon is bedoeld om erop te
wijzen dat proces in de praktijk niet in precieze
volgorde moet.
1. Verklaring onderzoeksprobleem: het probleem
van de studie vormt de basis voor de rest. Hierbij hoort een beschrijving van de achtergrond,
reden voor studie en eventuele ethische gevolgen.
2. Formuleren verkennende vraag of hypothese: een hypothese is een voorspelling / verklaring
van wat er van specifieke resultaten wordt verwacht. Het moet alle verwachte relaties tussen
variabelen aangeven.
3. Definities: alle sleutelbegrippen worden uitgelegd
4. Overzicht literatuur: andere onderzoeken die verband houden worden gelokaliseerd en kort
samengevat. Het moet aangeven wat er al bekend is over onderwerp
5. Steekproef: proefpersonen van onderzoek moeten worden geïdentificeerd
6. Bemonsteringsplan: procedures waarmee onderwerpen worden geselecteerd moet worden
beschreven
7. Instrumentatie: elk van de meetinstrumenten moeten in detail worden beschreven
8. Procedure: feitelijke procedures onderzoek in detail beschreven. (wat, wie, wanneer, hoe)
➔ Alle materialen, apparatuur.
9. Gegevensanalyse: alle statistische technieken die in gegevens moeten worden gebruikt
worden beschreven.
H4: ethiek en onderzoek
Voorbeelden van onethische onderzoek
De term ethiek verwijst naar vragen van goed of fout. Voorbeelden on onethisch handelen:
- Gegevens verwijderen die hypothese niet ondersteunen
- Onderzoek dat schade kan aanbrengen aan participant
Een statement van ethische principes
Het comité van wetenschappelijk en professionele ethiek van Amerikaanse psychologische associatie
heeft een lijst met ethische principes opgesteld.
1. In het plannen van het onderzoek moet er gekeken worden naar ethische regels door
onderzoeker
2. Het overwegen of een deelnemers volgens de erkende standaarden een proefpersoon is met
een risico of met een minimaal risico
3. Onderzoeker verantwoordelijk voor ethische wijze onderzoek en behandeling deelnemers
4. Onderzoeker maakt duidelijke en eerlijke overeenkomst met onderzoekdeelnemers –
verplichtingen en verantwoordelijkheden worden duidelijk. De onderzoeker informeert over
alle aspecten onderzoek die van invloed zijn op bereidheid van deelname.
5. Onderzoeker respecteert het recht dan deelnemers kunnen stoppen.
6. Beschermen van deelnemers tegen discomfort, schade of gevaar dat kan komen bij
deelname. Als er een risico is moet de participant dit weten.
7. Als data is verzamelt moet onderzoeker informatie sturen naar participanten voor
ontwikkeling.
8. Informatie van deelnemers is vertrouwelijk, behalve als het anders is afgesproken.