Programmadoelen
1. De student kan de anatomie en fysiologie van de circulatie beschrijven.
2. De student kan de oorzaken, verschijnselen, complicaties en behandeling van ischemische
hartziekten, hypertensie, ritmestoornissen, decompensatio cordis en vaatproblemen
beschrijven.
3. De student kan klinisch redeneren over patiënten met de volgende aandoeningen: diabetes
mellitus, shock, hartfalen, ritmestoornissen, vaataandoeningen, ischemische
hartaandoeningen.
4. De student kan de medicatie die bij stoornissen van de circulatie worden voorgeschreven
noemen en het beoogde effect ervan verwoorden.
5. De student kan gericht laboratoriumonderzoek aanvragen en de uitslagen interpreteren
Onderdeel 1: Ritmestoornissen (1)
Doelen:
1. De fysiologie van het prikkel- en geleidingssysteem van het hart beschrijven;
2. De prikkelvorming- en geleiding van het hart beschrijven;
3. Oorsprong van het ECG beschrijven;
4. De hartcyclus beschrijven;
5. Het vermogen van de hartspier uitleggen;
6. De oorzaken, verschijnselen en behandeling van de volgende ritmestoornissen verwoorden:
a. ritmestoornissen vanuit de atria (supraventriculaire ritmestoornissen en met name
atriumfibrilleren en atriale tachycardie)
b. ritmestoornissen vanuit de ventrikels (ventriculaire ritmestoornissen:
ventrikeltachycardie en ventrikelfibrilleren)
c. geleidingsstoornissen: verschillende vormen van bradycardie
d. extrasystolie vanuit de atria (PAC) en vanuit de ventrikel (PVC);
7. De indicatie, werking en bijwerkingen van antiarrhythmica beschrijven;
8. De Maze- en VATS-procedure beschrijven;
9. Klinisch redeneren bij casus over ritmestoornissen.
Voorbereiding:
Herhaal uit het anatomieboek (Martini) het onderdeel over de anatomie en fysiologie van de
prikkelvorming en prikkelgeleiding van het hart. Hoofdstuk Het cardiovasculaire stelsel het
hart. ligging/bouw/kleppen/wand/prikkelgeleidingsysteem/functie/actie-rust
cyclus/bloeddruk in het hart/het electrocardiogram/hartcapaciteit/hartcirculatie.
Bestudeer uit Pathologie uit het hoofdstuk Circulatie: ritmestoornissen en afwijkingen aan de
pols: frequentie/regulairiteit/aequaliteit/spanning/heftigheid/vulling/polsregistratie.
Bestudeer uit Interne geneeskunde uit het hoofdstuk Het Hart: afwijkingen
prikkelgeleidingssysteem/sinusbradycardie/sinustachycardie/vroegtijdige
contracties/PAT/PVT/atriumfibrilleren/ventrikelfibrilleren/hartblock/asystolie/sick sinus
syndroom.
Bestudeer uit Toegepaste geneesmiddelenkennis uit het Hoofdstuk Middelen bij
aandoeningen aan het hart en bij hypertensie: de fysiologie van het hart/antiarrhythmica.
, Hoofstuk 6: Circulatiestelsel
Functie van het circulatiestelsel: het transporteren van bloed met daarin: bloedcellen, water,
voedingstoffen, afvalstoffen, zuurstof en koolstofdioxide, hormonen, beschermende stoffen, warmte.
Het hart is een pomp, die het bloed doormiddel van ritmische contracties (samentrekkingen) in de
bloedvaten stuwt. Arteriën (slagaders) voeren het bloed van het hart af; ze vertakken zich in
arteriolen (kleine slagaders) en vervolgens binnen de weefsels in haardunne bloedvaten, de
capillairen (haarvaten). Dit vormt een netwerk, genaamd capillairnetwerk. Hier vind de uitwisseling
van stoffen plaats tussen het bloed en het weefselvocht. De capillairnetwerken komen samen tot
venulen (kleine aders), die op hun beurt samen komen tot venen (aders). Deze vervoeren bloed in de
richting van het hart.
Het hart en de bloedvaten vormen het eerste vatenstelsel, namelijk het bloedvatenstelsel. Het
tweede vatenstelsel, is het lymfatische systeem. Lymfevaten van het lymfatisch systeem nemen een
groot deel van het weefselvocht op en brengen dit via een aansluiting op een grote ader terug in de
bloedcirculatie. Overal in het lichaam bevindt zich lymfatisch weefsel, dat een grote rol speelt bij de
afweer van het lichaam.
Het hart
Linker en rechter harthelft, verdeeld in twee kamers. De bovenste kamers zijn de atria (atrium)
(boezem) en de onderste zijn de ventrikels (kamers). Het bloed circuleert in twee gescheiden
systemen, die in het hart bij elkaar komen. Ook wel dubbele bloedsomloop genoemd.
1. Lichaamscirculatie (grote bloedsomloop)
o Route: linker ventrikel aorta slagaders capillairnetwerk van de organen en weefsels
aders holle aders rechter atrium
2. Longcirculatie (kleine bloedsomloop)
o Route: rechter ventrikel longslagaders capillairnetwerk van de longen longaders
linker atrium
o Longslagader a. pulmonalis vervoeren zuurstofarm bloed naar de longen\
o Longaders v. pulmonalis vier in totaal, twee uit elke long, met zuurstofrijk bloed.
o Aorta grote lichaamsslagader zuurstofrijk bloed
Ligging van het hart
Het hart ligt in de thorax (borstkas), direct achter het sternum (borstbeen) in de mediastinum. Dit is
de ruimte tussen de longen, waarin behalve het hart ook een gedeelte van de slokdarm en de grote
bloedvaten liggen.
Bouw van het hart
Het hart is opgebouwd uit twee holle spieren; atriumspier en de ventrikelspier. Deze zijn van elkaar
gescheiden door twee bindweefselringen: de annuli fibrosi (cordis). De ringen hebben elke twee
openingen, die afsluitbaar zijn door middel van vliezige kleppen die aan de randen vastzitten.
Kleppen