Minor STOS Taalontwikkelingsstoornissen
Week 1
College 1
Toets: assessmentgesprek over alles wat je geleerd hebt. Kritisch aan de kaak gesteld wat je allemaal
hebt geleerd adhv een aantal onderwerpen. Dat is door 2 assessoren. Daaraan vooraf: mini-
symposium > literatuuronderzoek. Afsluiten in een pitch. afsluiting. Je maakt een portfolio van alles
digitaal. Workshop hoe je een weebly moet maken. Digitaal portfolio – website bouwen. Het is van
jou en behoud je daarna. Omgeving waarin je alles moet inleveren zet je daarop. Workshop.
De minor gaat over 2 jongetjes: Gijs en Hamit. Zij zijn de rode draad van de minor. Opdrachten
hangen af van Gijs en Hamit en hun levenspad. Ze zijn inmiddels 10 jaar en we kijken terug naar hoe
het bij hun is gelopen. Gijs = Nederlandstalig jongetje, Hamit = 2 talig jongetje. Hoe is hun traject
verlopen. Dat is de rode draad van de minor.
College 2
Project een kind met een taalontwikkelingsstoornis
- OPDRACHT: Werkveld insturen
- Zelfstandig aan het werk gaan. Individueel, keuzemogelijkheden hoe je dat wilt invullen. Plannen
en organiseren. Je kan je eigen planning erop loslaten – zelf organiseren.
Hoe ziet het project eruit:
- Een kind met een taalontwikkelingsstoornis zien. Cluster 2, ambulant begeleiding kinderen met
TOS. Je ziet bij deze opdracht hoe dat er in de praktijk uitziet. Het is geen stage maar wel op een
plek in het werkveld. Zelf wat bedenken om het project invulling geven. Op het werkveld wordt
niet als stage gecommuniceerd. Kijken in het cluster 2 onderwijs (onderwijs voor kinderen met
een communicatieve beperking) slechthorende/half horende kinderen/dove kinderen. Wij kijken
naar de kinderen met de diagnose TOS. Het kan zijn dat ze in het cluster 2 onderwijs zitten. Kind
zien dat ambulant begeleid wordt vanuit cluster 2 onderwijs in de reguliere bassisschoolsetting.
Kind met een licht of medium arrangement voor onderwijs vanwege communicatieve beperking.
Of in cluster 2/begeleid in cluster 2. De diagnose moet er zijn. Ambulant begeleider als contact
persoon...
- PVA maken stuur je op en voer je uit. Je gaat een dossieronderzoek doen.
- In de school meekijken, observeren en meedraaien en kijken wat je van het kind kan zien voor
een zo goed mogelijk beeld : waar hij nu staat, wat hij nodig heeft aan aanpassend onderwijs, wat
hij nodig heeft op het gebied van zorg, wat hij nodig heeft van het onderwijs, van de leerkracht
bijv. Goed plaatje krijgen, een heldere beginsituatie schrijven: vanaf het moment zoals het nu is
van dat ene kind. Daarvoor maak je een Handelingsplan.
- Handelingsplan fictief plan. Logopedisch handelingsplan maken. Wat zou het meest ideaal zijn
wat ik zou kunnen adviseren vanuit mijn rol? Breed naar het kind kijken: wat heeft hij in de zorg
nodig/thuis. Handelingsplan is fictief. Ga je niet delen met de school. Het is om het te oefenen
om dat te maken. Onderdeel van uiteindelijk portfolio. Over spreken in het eindassesment:
waarom maak je als logopedist die keuzes en wat kan je daar in betekenen. Wat kan je dan.
Vervolgens aan het eind terugkijken: hoe heb ik dat ervaren, wat is mijn rol in het proces van zorg
en onderwijs op het gebied van kinderen met een TOS. Breder kijken. Iedereen gaat iets anders
doen uiteindelijk.
,- Zorg voor een geschikte plek: ga je zelf organiseren. Je gaat kijken welke contacten je al hebt in
cluster 2 onderwijs of in ambulante begeleiding van cluster 2. Kan je de persoon benaderen, heb
je die in je netwerk. Misschien van vorige stage, of helemaal niet. Zoeken wat de geschikte plek
hiervoor is. Kijk in je eigen netwerk wat je al hebt. Wat is de geschikte plek ervoor.
Cluster 2 onderwijs: Scholen zelf benaderen
Of ze hebben een arrangement in het normaal onderwijs. Reguliere basisscholen benaderen
en vragen of ze kinderen hebben met een taalontwikkelingsstoornis en daarvoor een
arrangement (ambulante begeleider is er altijd aan verbonden aan cluster 2 contact mee
krijgen – begeleidt heel veel kinderen of misschien de scholen). Ingang naar ambulante
begeleider is toegestaan.
Aan de slag
STAP 1 Als je een plekje hebt: je stuurt een mail naar Anouk, met hierin:
Dit en dit adres gevonden: concreet de school, plaats en contactpersoon
Dit is mijn contactpersoon
Ik kan hier terecht
Anouk geeft dan akkoord erop.
STAP 2 Starten met project
Wie wordt jouw contact persoon. 1 persoon hebben die je altijd kan aanspreken: kan
logopedist/ambulant begeleider zijn. Hoeft niet. Mag ook een teamleider zijn op school, coordinator
logopedie, leerkracht die jou kan begeleiden. Persoon is niet veel tijd kwijt aan jou alleen het begin
moet je even contact leggen e plannen wat je daar precies gaat doen. Want je gaat: afspraken maken
wat je op school kan gaan doen. Wat je gaat doen:
- Dossier onderzoek – contactpersoon gaat jou 1 kind toewijzen en daarbij een project uitvoeren.
Eerst het dossier inzien en daarin alles lezen wat er aan zorg en onderwijs is gegeven aan het
kind. Soms is dat lastig met privacy, en daarvoor zal je eerst een privacyverklaring moeten
tekenen of toestemming krijgen van de ouders. Soms gaat daar even tijd overheen. Wees daar
duidelijk in met je contactpersoon, dat je dat weet dat dat zo werkt. Even duidelijk navragen hoe
dat zit. zien wat er al als onderwijs en kind is gegeven. Ouders toestemming over vragen. Wees
duidelijk daarin. Toestemming gegeven. De contactpersoon kiest 1 kind uit, die geschikt is voor
jouw opdracht. Die wijst jou toe: Jongen B – zo oud, en hij zit in die/die groep. Je gaat starten met
je dossieronderzoek. Verder een plan maken wat je nog meer wilt doen. Je mag het zelf invullen.
Goed kijken wat wil je zien: observeren in de klas – welke communicatieve vaardigheden zie je
wel/niet in de sociale context. Of je zegt op basis van je dossier dat je graag wil zien wat hij bij
logopedie doet, je hebt dan een een-op-een zetting. Of ouders spreken hoe het thuis gaat in
participatie in gezin, aan tafel. Of je wil de intern begeleider interviewen om eens te horen hoe
dat zorgtraject eigenlijk is verlopen bij het kind. Of dat je denkt dat je graag in de taalles wil
bijwonen in de klas om te kijken hoe hij op talig niveau in de klas functioneert.
Wat wil ik zien? Wat is voor mij nieuw? Wat kan ik hier op deze setting eruit halen. Dat ga je in het
PVA zetten en bespreken met je contactpersoon of het kan op die plek. > met elkaar afstemmen.
5 activiteiten om te doen. die plannen dat door de tijd heen. Hoe het uitkomt. Je hebt het hele
semester de tijd voor deze opdracht. Rekken. Advies: onderwijsperiode 3 zoveel mogelijk doen, zodat
je in periode 4 je handelingsplan kunt schrijven. De eerste paar weken gebruiken om een goede plek
,te zoeken, plan van aanpak maken en de afspraken heel helder te hebben. Je gaat het uitvoeren –
informatie vergaard. Periode 4 starten met je handelingsplan. Dan red je het makkelijk met de tijd.
Handelingsplan: voor wat er nodig is aan logopedische zorg of wat je zou kunnen adviseren aan
ouders en leerkrachten. NIET MLH stappenplan. De kinderen hebben al veel zorg gehad.
Vanaf nu voor de toekomst. Niet met terugwerkende krachten adviezen geven maar voor NU. Tenzij je
in een dossier achter komt: dit moment had ik iets anders voor het kind gewenst. Kritiekpunt in het
dossier tegenkomen: wat jammer, of dat ouders dat aangeven vanaf dat moment handelingsplan
schrijven. Het gaat om jouw vorming als logopedist en hoe je jouw standpunt daar in neemt. Hoe je
dat het liefst, mooist zou zien. Beetje dromen.
Je mag ook naar de vroegbehandeling, kleintjes.
Contact opnemen met een school: specifiek vragen om een kind dat gespecificeerd is voor een TOS>
bedenken wat je zelf wilt. Vroegbehandeling.
Kentalis: vroegbehandeling – dit kind heeft zodanig een TOS – je kan de opdracht prima doen.
Kinderen bovenbouw kan je ook doen. Doelgroep maakt niet uit.
Contactpersoon: spreken over de opdracht – met dit kind kun je dat doen. Plekje waar je kunt zitten.
De opdrachten doen, of hij/zij dat communiceert met de leerkracht, logopedist, IB-er, of dat je het
zelf mag initiëren. De rol is vrij snel klaar. Geen stagebegeleiding, geen punten. Het is kort. De
opdracht zoals hij op de ELO staat aan ze geven. Module uitleg. Uitprinten, mailen.
Opdrachtbeschrijving voor de omgeving.
Plan van Aanpak PVA – zien voordat je het uit gaat voeren.
- Wat ga je doen: heb je het goed uitgedacht? Je schrijft het in je plan. Je schrijft op
Wat je gaat doen Welke activiteit je gaat uitvoeren
Wanneer ga je het doen Planning
Wat je er voor nodig hebt: contactpersonen / mensen inschakelen. Wat en wie.
- Inleveropdracht ELO – PVA, akkoord in de opdracht.
Voorbeeldactiviteiten:
- Observatie bij logopedie
- in de klas taalles, kringgesprek, buitenspelen
- Interview met de ouders (telefonisch/op school)
- Leerlingbespreking bijwonen
- Interviewen logopedist, orthopedagoog, leerkracht, ouder/projectbegeleider, spelbegeleider
fysiotherapeut etc
WAT wil ik nou zien? Kind goed uitpluizen en waarnemen
Geen stage.
Contactpersoon kan aangeven in welke mate hij/zij jou wel/niet kan begeleiden. Je weet dan waar je
aan toe bent, als je het maar duidelijk bespreekt. Geen beoordeling verwacht van de contactpersoon.
Zelf initiatief nemen- dit wil ik graag doen, kan dat hier. Plan goed helder hebben.
Leerdoelen:
- Tot een Handelingsplan komen: is fictief. Maar toch in gedachten wat jouw rol zou kunnen zijn
rondom zo'n kind. Daarbij keuzes maken op basis van Evidence based practise (wat we weten uit
, de literatuur, wat we weten uit ons eigen ervaring met handelen, kan ook zijn dat je een
Logopedist spreekt, gedegen keuzes maken).
- Dossieronderzoek uitvoeren: vergelijken met wat we weten over Gijs en Hamit.
- Dat je weet hoe ziet zo’n zorgtraject eruit.
- Kan je goed en helder participeren in activiteiten rondom zo'n kind met een TOS. Doel project.
Eind van het semester - Eindgesprek: hier sta ik dus, dit is mijn mening over mijn rol en de functie die
ik heb bij het kind in zo'n onderwijszetting.
Je kan nadenken over hoe je zo'n project kunt gaan invullen.
Contactpersoon:
Dossieronderzoek: je gaat niet kopiëren uit het dossier. Hoe vaak heb ik nodig om erheen te gaan.
Daar ter plekke dossieronderzoek doen. Meestal digitaal, of map. Werkplek nodig. daar naar vragen.
Zeg: Ik heb een project dat ik graag wil uitvoeren en een deel daarvoor is dossieronderzoek
waarvoor je naar de school moet zijn en dat je een aantal activiteiten wilt doen omtrent dat kind.
Daar is waar je toestemming voor wilt vragen.
Contact met het kind zelf niet: kinderen zijn hoog belast voor allerlei onderzoeken en projecten.
Terughoudende reactie van het kind. Niet belastend voor het kind zelf. In de klas of bij logopedie iets
doen: wel erbij aanwezig. De bedoeling is niet met het kind te werken of gaat spreken. je staat
erbuiten je gaat kijken, observeren en informatie halen uit het bakje (dossier).
TOS: in de eerste paar jaren weet je niet of de diagnose terecht is of niet. Je wil weten wat hij nu
nodig heeft. Want zo'n kind heeft nu wel zorgend onderwijs nodig. Je neemt aan dat de diagnose
correct is.
Vroegbehandeling Kentalis kan ook - doelgroep, taaltrein.
Kind observeren: je mag zelf weten hoe je gaat observeren. Je kan zeggen ik gebruik een standaard
formulier. Voor screening bijvoorbeeld. Of uit het dossier weten als dit/dit lastig is, je wil specifiek
dingen observeren – zelf maken.
Reguliere basisschool: hebben jullie een kind met de diagnose TOS die wordt begeleid vanuit cluster
2.
Ze moeten begeleid worden.
Ingang hebben via een ambulant begeleider – je hebt een andere kant. Zo'n iemand staat altijd
op deze positie namelijk buiten het onderwijs/buiten de zorg > ambulant begeleider op alle
gebieden.
AMBULANT BEGELEIDER is iemand die werkt bij een instelling van wat cluster 2 aanbied: Audis,
Viertaal of Kentalis. De Contactpersoon voor de school, ouders en andere zorgaanbieders.
Ingeschakeld zodra een kind een diagnose heeft en een arrangement krijgt wat we Medium of
licht noemen. Medium/licht arrangement vanuit cluster 2 ga je naar regulier onderwijs. Dat
noemen we passend onderwijs. De school is nog niet persee berekend naar kinderen met zo'n
diagnose, dan komt er een ambulant begeleider bij en die wordt gekoppeld aan zo'n kind. Die
heeft een rits kinderen om zich. Afhankelijk van hoeveel dagen zo'n iemand werkt. Die heeft op
gezette momenten door het jaar een contact met school maar ook met de logopedist in de vrije
vestiging of met andere begeleiders, onderzoek dat nog loopt vanuit Kentalis. Ambulant
begeleider is ook eerste aanspreekpunt voor ouders als er vragen zijn over thuis, hoe ze taal
moeten aanbieden. Vast persoon – blijft ook jaren aan een kind verbonden. Diagnose blijft staan,
tenzij het geen TOS blijkt te zijn en het kind gaat goed vooruit. Arrangement gaat er ook af en dan
, valt de ambulante begeleiding ook. Maar die vorm van begeleiding is niet alleen voor de kinderen
die wij zien met een TOS maar ook voor blinde/slechtziend/slechthorend maar ook voor kinderen
met een gedragsprobleem. Het regulier onderwijs heeft allemaal een ambulant begeleider. Het
kan zijn dat ze het per school verdelen: dat is een grote school, we hebben 1 begeleider voor alle
TOS kinderen bijv. het kan ook zijn dat het anders verdeeld wordt en dat je bijv. 2 mensen op een
school hebt die contactpersoon zijn.
Reguliere school bellen, intern begeleider. om mee te starten.
Dossieronderzoek doen: kijken in dossier en opzoeken wat belangrijk is. Je gaat het helemaal
doorlezen. Er staat heel veel in als de kinderen wat ouder zijn. Als het een echte STOS is zijn de
kinderen als ze laat zijn gaan praten genoteerd in het dossier. Als ze vroeg gesignaleerd zijn heb je al
een dossieropbouw vanaf een jaar of 2. Als je vroeg bij bent bij het signaleren van TOS dan hebben ze
behoorlijk traject al achter de rug.
- Het dossier doorwerken
- Wat valt mij op? Zie ik bijzondere dingen hierin
- Welke keuzes zijn gemaakt
- Heeft het kind VVE gehad bijv.
- Heeft het kind logopedie in de vrije vestiging gehad of meteen al vroegbehandelingsgroep.
- Hebben de ouders een Hanen programma gevolgd of niet
- Ondersteuners met gebaren.
Alles wat al gebeurd kan zijn in het traject ga je allemaal lezen. Als je daar vragen uit krijgt
(waarom is daar voor gekozen), ga je voor zorgen dat je daar achter komt. Je kan vragen: kan ik
hij/zij daar over spreken, en wat je uiteindelijk doet, de informatie die je voor jouw
handelingsplan van belang is filteren tot een beginsituatie van nu. Dus waar is het kind nu. Kort
het traject beschrijven zodat men weet: oh dat is dit kind, zus/zo heeft hij al gehad en dit is waar
hij nu staat.
Handelingsplan: plan schrijven, beginsituatie. Beschrijft beginsituatie – vervolgens je doelen of
adviezen noteren die jij op dit moment zou formuleren. Wat je daarbij schrijft is:
- Werkwijze
- Materialen
- Prognose
Beginsituatie – doelen – werkwijze.
Geen gerichte doelen: het mogen ook adviezen zijn voor een bepaalde discipline of voor de ouders.
Het is een plan van max. 2 A4.
Doelgroep: diagnose TOS. De leeftijd en de setting waar hij zorg krijgt maakt niet uit.
Eerst bellen – snelst kans op contact. Eerst bellen en dan informatie toesturen. Dan opnieuw contact
hebben. Er gaat tijd overheen.
Verkorte versie modulebeschrijving: gebruiken als uitleg voor je opdrachtgever
College 3
Gijs en Hamit
Toetsing
2 modules:
, - Module S-TOS
- Project taalstimulering
Gijs en Hamit
Inmiddels 10 jaar oud. Terugkijken op het leven: allebei ander traject doorlopen. Toen Gijs 2 was: is
toen hij 2 was naar het ouder en kind centrum gestuurd. Daar is geconstateerd dat zijn
taalontwikkeling achterloopt. Hij woont in de randstad. Ze geven hem een advies om hem naar een
voorschool te sturen. Hij wordt daar ook op advies van het ouder en kind centrum aangemeld bij het
audiologisch centrum om te kijken naar zijn gehoor, spraak-taalontwikkeling en ook zijn algehele
ontwikkeling wordt daar in kaart gebracht. Hij begint op de VVE: voor en vroegschoolse educatie.
Daar wordt gebruikgemaakt van een VVE-programma. Taal stimulerend programma. Daar zit ook
Hamit op school. Dat wordt zijn vriendje. Naast dit advies was ook geadviseerd om naar het
audiologisch centrum te gaan en daar is geconstateerd dat hij een normaal gehoor en cognitieve
ontwikkeling heeft. IQ is normaal maar hij heeft wel een forse achterstand op zijn taalontwikkeling.
Ouders wordt geadviseerd om de zorg voor Gijs te vergroten. Op dat moment blijken er twee
mogelijkheden: Gijs wordt aangemeld bij een peutercommunicatiegroep of ouders starten een
Hanen-cursus en hij gaat logopedie volgen in de periferie naast de begeleiding van de VVE. Dan
kunnen ouders een Hanen-cursus volgen en logopedie ernaast doen of ze gaan naar de
peutercommunicatiegroep en dat is alles in één.
Hanen-curus: cursus voor ouders met kinderen met taaontwikkelingsstoornissen waarbij ze getraind
worden hoe ze de interactie kunnen vergroten en de taal kunnen stimuleren tussen ouder en kind.
Dat zijn de twee keuzes. Je kunt dus naar de peutercommunicatie groep of op de VVE blijven.
Als Gijs bijna 3 is wordt hij opnieuw onderzocht. Hij wordt aangemeld voor passend onderwijs. In het
traject toelaatbaarheidsbepaling heeft Gijs een intensief onderwijs arrangement toegekend gekregen
op Cluster 2 naar school gaan. Als hij 4 jaar is: starten op een school met een communicatieve
beperking (cluster 2).
Hamit: vriendje van Gijs, groeit op met een oudere broer en zus. De ouders van Hamit zijn van
Marokkaanse afkomst en thuis wordt voornamelijk Berbers gesproken. De broer en zus van Hamit
spreken zowel Berbers als Nederlands. Onderling spreken ze het liefst Nederlands. Zij vertonen verder
geen problemen in de taalontwikkeling, de broer en zus maar Hamit wel. Hamit Komt in aanmerking
voor een VVE vanwege zijn meertalige achtergrond. Hij start op 2;5 jarige leeftijd. Het is bij Hamit niet
meteen duidelijk wat de reden is van de taalachterstand behalve dat wordt aangenomen dat hij
mogelijk te weinig Nederlands heeft gehoord. Dat schijnt de reden te zijn voor de Nederlandse
taalachterstand. Na een half jaar voorschool, met onvoldoende vooruitgang wordt hij ook bij het
Audiologisch Centrum aangemeld. Te zien bij de andere kinderen: gaan sneller in de taalontwikkeling
dan Hamit. Ze beginnen te twijfelen of het komt het door het gebrekkige taalaanbod in de tweede
taal (Nederlands) of zit er misschien toch een taalstoornis onder. Ze gaan hem dus aanmelden bij het
Audiologisch Centrum: daar wordt het gehoor, de cognitie en de taalontwikkeling in beide talen in
kaart gebracht. Ze maken gebruik van een tolk om de moedertaal ook in kaart te brengen.
Je kunt alleen vaststellen of een kind een taalontwikkelingsstoornis heeft als ook de moedertaal
wordt gediagnosticeerd. Dat kunnen de meeste logopedisten niet zelf: ze maken gebruik van een tolk
om die moedertaal te onderzoeken.
Bij Hamit wordt ook gedacht aan een specifieke taalontwikkelingsstoornis. De ouders van Hamit
krijgen hetzelfde advies als de ouders van Gijs. Er zijn wat complicerende factoren: de moeder van
Hamit spreekt heel gebrekking Nederlands en lijkt niet in staat om een Hanen-cursus te volgen want