Week 1
10.1
Persoonlijkheid = de psychologische kernmerken die een zekere continuïteit verlenen aan het gedrag
van een individu in verschillende situaties en op verschillende momenten. Persoonlijkheid maakt ons
menselijk, maar zorgt er ook voor dat wij van alle andere mensen verschillen.
De eigenschappen die ons maken tot wie we zijn.
Persoonlijkheidsleer = de psychologie van de individuele verschillen.
Sommige theorieën over persoonlijkheid leggen meer de nadruk op aangeboren factoren en andere
kijken meer naar leeraspecten.
Elementen van persoonlijkheid:
1 Biologie en menselijke natuur (evolutie)
Onze hersenen lijken te bestaan uit een verzameling ‘modulen’ die zich hebben aangepast aan
(gespecialiseerd in) de realisatie van een specifiek doel. Elk motief is een afzonderlijke module in de
hersenen, en de manier waarop een motief ons beïnvloedt, vormt een deel van de eenheid die we
‘persoonlijkheid’ noemen.
Displacement (verschuiving) van agressie (Freud) = het aanwijzen van een zondebok, mensen
reageren op pijnlijke of bedreigende situaties door naar het dichtstbijzijnde doel uit te halen à
evolutionair voordeel.
2 Nurture (omgeving)
Je persoonlijkheid wordt in sterke mate door je ouders gevormd, door (los van de genen) de
omgeving die ze je geven. Opgedane ervaringen in de vroege jeugd.
Persoon-situatiecontroverse = een theoretische discussie over de relatieve invloed van
persoonlijkheidskenmerken en kenmerken van de omgeving op gedrag.
3 Nature
Kernelementen van de persoonlijkheid die leiden tot mentale ‘filters’ (het standpunt vanuit waar je
iets interpreteert). Twee soorten theorieën:
1 Beschrijvende persoonlijkheidstheorie = bij dit type theorie ligt de nadruk op de betrekkelijk
stabiele persoonlijkheidskenmerken (karaktertrekken) van een individu; wat in ons vastligt.
Karaktertrekken = stabiel persoonlijkheidskenmerk dat in verschillende omstandigheden een
leidraad vormt voor iemands gedachten en handelingen.
2 Procestheorie = gaan verder dan beschrijving, verklaren de persoonlijkheid in termen van de interne
persoonlijkheidsprocessen. Heeft ook aandacht voor ‘Nurture’.
Persoonlijkheidsproces = de interne werking van de persoonlijkheid; omvat motivatie, emotie,
perceptie en leren, en onbewuste processen.
4 Sociale netwerken en cultuur
Andere culturen benaderen het probleem van verschillen tussen mensen op een geheel andere
manier. Enkele elementaire persoonlijkheidskenmerken komen in verschillende culturen voor. Er zijn
ook onderdelen van de persoonlijkheid waarop de cultuur een enorme invloed heeft
(individualisme/collectivisme). Binnen alle culturen hebben sociale relaties een enorme invloed op de
persoonlijkheid (degene met wie je omging toen je opgroeide). Volwassenen worden nog steeds
beïnvloedt door de normen van hun cultuur. Je persoonlijkheid is dus voor een deel een creatie van
anderen.
10.2
Dispositie = een psychische en fysieke kwaliteit of eigenschap van een persoon.
Volgens alle dispositionele theorieën bestaat er een kleine groep van persoonlijkheidskenmerken die
temperamenten, karaktertrekken of typen worden genoemd; het individu vertoont met betrekking
1
, tot deze kenmerken zijn hele leven een consistent beeld; wel/niet introvert (ipv in welke mate).
Dispositionele theorieën = een verzamelnaam voor benaderingen (met wetenschappelijke basis) van
de persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en persoonlijkheidstypen.
Beschrijvende persoonlijkheidstheorieën:
1. Persoonlijkheid en temperament
Met temperament wordt meestal één of twee dominante en blijvende ‘thema’s’ bedoelt, zoals
humeurigheid of verlegenheid, die typerend zijn voor iemands persoonlijkheid.
Biologische disposities beïnvloeden onze basale persoonlijkheid (zoals bepaalde hersenstructuren).
Nu wordt vermoed dat een groot aantal individuele verschillen in de temperamenten van mensen
wordt veroorzaakt door de verhouding neurotransmitters die per persoon verschilt.
Erfelijkheid en omgeving beïnvloeden elkaar doordat in de eerste instantie aangeboren
eigenschappen in de loop er tijd door ervaringen worden versterkt of afgezwakt.
2. Persoonlijkheid als verzameling karaktertrekken
Het temperament is datgene waarmee je geboren wordt, maar wat slechts de basis is voor de
vorming van je karakter. Karaktertrekken kun je beschouwen als een meerdimensionale structuur
die op de basis van het temperament rust, maar die zich later ontwikkelt en sterk door ervaringen en
door psychologische processen in de persoon wordt beïnvloedt.
Met behulp van een factoranalyse zijn vijf dominante persoonlijkheidsfactoren naar voren gekomen;
de ‘vijf factoren’ of de ‘Big Five’.
Vijf-factorentheorie = een perspectief op karaktertrekken dat aangeeft dat persoonlijkheid is
samengesteld uit vijf fundamentele persoonlijkheidsdimensies (Big Five). Deze factoren zijn
dimensies, de karaktertrekken worden gedefinieerd als posities op een continuüm.
Openness (to Open-nieuwsgierig Onderzoekend, nieuwsgierig,
experience) onafhankelijk, fantasie
Gesloten-ongeïnteresseerd Kleingeestig, ongeïnteresseerd,
fantasieloos, voorkeur voor bekende
Conscientiousness Betrouwbaar-georganiseerd Doelgericht, vasthoudend, zorgvuldig,
(Ordelijkheid) zelfbeheersing, bedachtzaam,
discipline
Onbetrouwbaar-chaotisch Impulsief, zorgeloos,
onverantwoordelijk, vergeetachtig
Extraversion Dominant-extravert Sociaal aanpassingsvermogen,
assertiviteit, sociabiliteit,
onbevangenheid, zelfbewustzijn,
hartelijk, energiek
Ondergeschikt-introvert Introversie, verlegenheid, rustig, graag
alleen
Agreeableness Warm-vertrouwend Prosociaal, warm, behulpzaam,
(Altruïsme) zorgzaam
Koel-achterdochtig Kil, negatief, antagonistisch, zakelijk
Neuroticism Gelijkmatig-zelfverzekerd Emotionele stabiliteit, emotionele
(Emotionele controle, stressbestendig
instabiliteit) Nerveus-temperamentvol Angst, emotionaliteit, schaamte
Gematigde scores kunnen in beide richtingen adaptief zijn. Noch extreem hoge, noch extreem lage
scores op deze schalen zijn ideaal. We kunnen mensen met redelijke nauwkeurigheid beschrijven aan
de hand van alleen deze vijf dimensies.
NEO-PI = test die de vijf persoonlijkheidsdimensies meet. Geeft een Big Five-profiel.
2