Uitwerking alle hoorcolleges strafrecht 3 (gedetailleerd – letterlijk uitgetypt)
Rijksuniversiteit Groningen
2017-2018
, Strafrecht 3
Hoorcollege week 1A: inleiding Sv & EVRM
Dinsdag 6 februari 2018: Prof. Mr. Dr. K. (Kai) Lindenberg
De ontwikkeling van de afgelopen jaren heeft ons genoodzaakt te beginnen met een helikopterview
over het vak strafrecht 3 heen, meer van huishoudelijke aard. Wat is dit nou voor vak en wat moeten
we er voor doen en van verwachten? Ons is gebleken dat studenten aan de achterkant van het vak wat
misvattingen hadden. Dat wil ik voor zijn. Vandaag beginnen we redelijk rustig, maar let op: schijn
bedriegt. Het vak gaat eigenlijk in sneltrein vaart.
Wat is strafrecht 3 voor vak?
De resultaten vallen ons wat tegen. Er was een behoorlijk aantal studenten dat uiteindelijk een
mondeling moest doen. Dat willen we voorkomen. We hebben een idee waar dat in belangrijke mate
aan ligt en daar ga ik zo op in. Strafrecht 3 bouwt voort op strafrecht 1 en 2. Dit vak gaat over het
strafprocesrecht. Het is belangrijk voor hen die straks doorgaan met de specialisatie strafrecht, maar
evengoed belangrijk voor alle studenten die uiteindelijk in de praktijk verder willen (in het bijzonder
de toga-beroepen). Bent u bekend met het begrip civiel effect? Civiel effect betekent Kortgezegd dat
de opleiding zodanig is ingericht dat het een voldoende voorbereiding geeft voor de toga-beroepen,
voor de advocatenopleiding, voor de opleiding van officier van justitie en rechters in opleiding. Dat
vraagt nogal wat. Er worden eisen aan gesteld en dat begint in de bachelor. Welke kant je ook op gaat,
je hebt dit vak inhoudelijk nodig. Als u de opleiding gaat volgen tot officier of advocaat, dan is dat
natuurlijk ook een opleiding. Wij zijn voor een bepaalde mate een beroepsopleiding, maar in
hoofdzaak een academische (wetenschappelijke) opleiding. Dat is de kern. Dit neemt niet weg dat
studenten in hun vierde jaar terugblikken en het jammer vinden dat ze niet meer stages hebben gelopen
in het vaste deel van de studie. Dat is de aard van de opleiding. Uiteindelijk leert u het werk in de
praktijk. Wat ik in dit vak voor u wil neerzetten, is dat u ook strafprocesrecht nodig heeft. Dus dat zou
u in het achterhoofd moeten houden. Buiten het feit dat wij zelf vinden dat het inhoudelijk ontzettend
interessante onderwerpen zijn. Maatschappelijk zie je dat ook terug. De kranten staan er bol van, van
de thema’s die u de komende 7 weken gaat leren. Het is leuk om daar een betere duiding aan te
kunnen geven. De vraag of het vak zwaar is, is tweeledig. Ja, het is een zwaar vak en nee, het is geen
zwaar vak. Ik bedoel daar het volgende mee. Als je kijkt naar de grootte van het vak, dan staat dit voor
10 EC. Daar staat 280 uur voor. Een normale kale berekening is dat daar de contacturen vanaf gaan
(28 uur hoorcollege 14 uur werkgroepen en ook nog de tentamentijd). Er blijft 230 uur over. U wordt
geacht 6 pagina’s per uur te kunnen bestuderen, dan komen we uit op ruim 1400 pagina`s wat normaal
zou zijn voor dit vak. Een wat behoudener berekening komen we nog uit op ruim 1000 pagina’s. Dat
halen we niet in dit vak. Aan het einde van dit vak zeggen veel studenten: het was veel. Natuurlijk,
650 pagina’s en aardig wat arresten zijn veel. Maar gezien het aantal EC valt het mee. Een andere
manier om het te belichten is as volgt: in uw eerste jaar heeft u doorgaans evenveel werkgroepen
gehad als hoorcolleges. Nu zit u als het ware in de overgang. U heeft minder werkgroepen (2x per
week HC en 1x per week WC). Straks in de master zijn de werkgroepen weg en heeft u alleen nog
maar hoorcolleges. Werkgroepen zijn zeldzaam in de master.
Naarmate een student vordert in de studie, wordt de student geacht zelfstandiger te worden. Dit neemt
niet weg dat hoorcolleges steeds interactiever worden. In dit vak moet je het zelf doen. Je krijgt het
niet allemaal opgelepeld. U moet het doen. Waar sommige studenten niet op voorbereid zijn, is het feit
dat als je een tentamen maakt, dat het niet altijd alle leerstukken bevraagd. Het kan heel goed zijn dat
een deel niet op het tentamen voorkomt terwijl u dat wel heeft geleerd en daar veel tijd in heeft
gestoken. Het is als het ware een steekproef. Het gaat erom dat wij afdoende kunnen zien dat u alles
goed heeft geleerd. U moet bij de 8 vragen laten zien dat u voldoende weet. Het komt er op aan dat u
vroegtijdig begint. Als u naar de stof van vandaag kijkt ziet u dat u aardig wat in de planning hebt
staan. Het gaat hard. We zijn er heel blij mee dat wanneer dit vak is afgelopen (vrijdag 23 maart), dat
u niet direct de week erop het tentamen heeft. Daar zit een ruime week tussen. Daar zijn we heel blij
mee. Waarom? Omdat we ook weten wat u huidige situatie is. Het kost allemaal ontzettend veel tijd.
,U heeft elke week tijd nodig voor dit vak. Het gaat snel en het is veel stof. Als u plant is het heel goed
te doen. Is het dus een zwaar vak? Ja en nee.
Waar u mee kunt beginnen is de structuur van het vak goed bekijken. Als u dit goed heeft uitgevogeld
moet je dit goed stampen. Ik heb hier de structuur die het boek aanhoud.
- Inleiding algemeen
- Karakter van het strafprocesrecht - Dagvaarding/tenlastelegging
- EVRM - onderzoek ter terechtzitting
- Toegang tot de rechter - bewijs
- OM en vervolging - sanctionering van onrechtmatigheden
- Verdachte en raadsman - vonnis
- Slachtoffer
Deze volgorde is een afdoende kapstok om alles aan op te hangen. Weet ook dat die stof die u in de
literatuur uiteindelijk bestudeert, die behandelen we tijdens de hoorcollege. Ander deel behandel je
tijdens de werkgroep. Ander deel is zelfstudie. Soms is het dus zelfstandig, moet je alleen uit
zelfstudie (of hoorcollege) kennen. We weten natuurlijk wel in welke mate u met de stof heeft
geoefend, maar u kunt ook een toepassingsvraag krijgen over stof waarmee u nog niet heeft geoefend.
Dan doen we een beroep op uw niveau en het inzicht wat je zou moeten hebben.
Een slotpunt over vragen van een deel van studenten: op zo’n hoorcollege komen allerlei arresten aan
bod, wat moeten we daar nou precies van kennen? Dat is een moeilijke vraag om te beantwoorden in
de zin van een lijstje. Uiteindelijk gaat het er gewoon om dat wat hier vertelt wordt, dat je dat moet
kennen. Dus de mate waarin het op de sheets staat en erover is verteld, dat moet u kennen. Ik kan
misschien hier en daar aangeven dat ik een arrest aan u voorleg zuiver als illustratiemateriaal. Dan zeg
ik erbij: Dat kunt u vergeten. Voor zover ik dat niet zeg, is alles tentamenstof. Het lijstje met arresten
moet u dus zelf samenstellen.
Goed, we gaan het vak inhoudelijk in.
Hoofddoel van de strafvordering
Het hoofddoel van de strafvordering is de juiste toepassing van het materiele strafrecht. Er is een
strafbaar feit, er is een verbod en wat heb je er aan als je er niets mee doet? Het verzekeren van de
juiste toepassing van de materiele strafrecht, zit iets dubbels in: 1) er moet iets mee worden gedaan en
dat moet 2) de juiste toepassing zijn. Bijvoorbeeld: de situatie dat er in de winkel iets wordt gestolen
door iemand en diegene heeft het in zijn jaszak gedaan met de rits dicht, loopt een stuk verder, heeft
een idee dat hij in de gaten wordt gehouden en legt het ergens terug. Heeft diegene diefstal gepleegd?
Dit is een vraag die uiteindelijk op de zitting voor zal liggen. Een juiste toepassing is de vraag: levert
dit in strafrechtelijke zin diefstal op. Evengoed kan de vraag zijn: is dit wel degene die dit zou hebben
gedaan? Hebben we wel de juiste? U kunt zich dat ook bij moord voorstellen, het strafrechtelijk
inhoudelijke of het aspect meer van de identiteit en wat hier mee samenhangt. Bij moord kunt u
bijvoorbeeld in materieel rechtelijke zin denken: is er sprake van voorbedachte rade of hebben we hier
gewoon met doodslag te maken. Hetzij, is dit wel de juiste persoon? Uiteindelijk is het een vrij
hardvochtig uitgedrukt hoofddoel van de strafvordering. We willen dat iedereen die schuldig is
bestraft wordt. Dat is lang niet altijd zo, maar dat is kortheidshalve 1 kant van dat hoofddoel.
Het strafrecht is er immers om wanneer er schade is berokkent op grond waarvan wij leed willen
toevoegen, dat dit ook gebeurt (schuldige wordt bestraft). Wat we willen voorkomen is dat
onschuldigen worden bestraft, maar daar zit heel veel spanning tussen. In feite is het hele wetboek van
strafvordering die spanning te voelen. Gelijk al de manier waarop ons bewijsrecht is ingericht, daar
ziet u dit al aan. Art. 338 Sv wil eigenlijk zeggen dat er alleen maar iemand veroordeeld kan worden
op grond van wettig bewijs en wanneer de rechter daartoe de overtuiging heeft (wettig en overtuigend
bewijs). Dat klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Om het maar even wat eenvoudig neer te
zetten, daar zit achter dat de rechter in Nederland een bepaalde drempel over moet om te kunnen
veroordelen (hij heeft wettige bewijsmiddelen nodig en hij moet de overtuiging hebben), maar als hij
die drempel over is, hoeft hij niet perse te veroordelen. Die drempel van die wettige bewijsmiddelen
, moet je altijd over, maar als je niet de overtuiging hebt, moet je vooral niet veroordelen. Die gedachte
gaat uit van het bewijsrecht. Dat is in andere landen wel anders. In sommige andere landen is er een
positief bewijsstelsel zoals dat heet. Als je een bepaalde drempel over bent, dan moet je veroordelen.
Dit heeft ook rechtstatelijk nadelen, want dan kun je dus ook gedwongen worden om te veroordelen
tegen je overtuiging in. Dat werk van de rechter, dat is zo makkelijk nog niet. Het klinkt allemaal vrij
rechtlijnig: wettig en overtuigend bewijs. Maar elke zaak geeft twijfel, sommige ergens in een hoekje
en dan heb je er niet zo veel last van maar soms is dit ook anders. Voorbeeld:
U bent rechter en u heeft een dossier voor zich waar ten laste is gelegd diefstal met braak (dus
inbraak) en eigenlijk zit er in het dossier niet veel meer dan DNA-bewijs op een sigarettenpeuk die is
gevonden op het balkon van de flat waaruit iets is gestolen. Dit DNA komt overeen met die van
verdachte en de verklaring van een getuige dat hij iemand zag wegrennen met een groene jas en het
de politie is gebleken dat verdachte in het bezit is van een groene jas. Is dit degene dan die u moet
hebben? Best een moeilijke vraag. Zou voor u doorslaggevend zijn dat de verdachte een strafblad
heeft van 30 pagina’s ter zake van diefstal. En als dat voor u net het verschil maakt, mag dat wel? Is
dat wel zuiver?
Er is een overval geweest en ter zake van deze verdachte is er eigenlijk niet veel meer dan dat er
direct nadat de politie ter plaatse was gekomen onder de auto een zak was aangetroffen met een verse
druppel bloed van de verdachte. De politie was 5 minuten later na de overval ter plaatse. Is dit
voldoende voor betrokkenheid (voor het wettig en overtuigend bewezen zijn)? Dat is lastig.
Niet dat alle zaken zo moeilijk zijn, maar wel veel meer dan u ongetwijfeld denkt. Voor mensen die
niet vaak bij de rechtbank zijn geweest, raad ik dat ook van harte aan. Je kunt naar de politierechter,
die relatief lichte zaken behandelt (alhoewel steeds zwaarder worden) en die doet direct uitspraak. Dan
zie je de hele zaak in 1 keer. Of je gaat naar de meervoudige kamer, maar dan moet je eigenlijk 2 keer
gaan. Dat je naar de behandeling zelf gaat en 2 weken later na de uitspraak. Bij twijfel moet je
vrijspreken, dat lijkt heel eenvoudig maar is best lastig in de praktijk. Ten slotte kunnen we hier
aanstippen dat we ook wel in zien dat proceseconomie een rol mag spelen in de inrichting van de
rechtstaat in het algemeen. De waarborgen die je hebt bij een verkeersovertreding, die mogen best
anders zijn dan wanneer je een verwijt treft van poging moord, dat is logisch. Aan de andere kant zul
je, als het jezelf overkomt, niet al te blij zijn met een verschraald proces bij een licht feit. Want het
betreft jou dan en het kan om een hele hoge geldboete gaan. Ook dan wil je rechten overhouden. Die
betrekkelijkheid van waarborgen is van belang om in acht te nemen.
Nevendoelen strafvordering
U vindt in het boek een rijtje nevendoelen van de strafvordering.
Belangrijk is dat je hier een idee van hebt. Ik doe dat omdat ze weer als kapstok kunnen fungeren.
Onderschat het stampwerk niet voor dit vak.
Eerbiediging rechten verdachte
1. Eerbiediging rechten en vrijheden verdachte
o Bv zwijgrecht, cautie (art. 29 Sv)
o Bv limitering voorarrest
Degene die beschuldigt is en wellicht een zware sanctie boven het hoofd hangt, iets in de
melk te brokkelen hebben. We vinden dat die niet mee hoeft te werken aan zijn eigen
veroordeling. We vinden dat hij mag zwijgen. Leuke anekdote bij de totstandkoming van
ons huidige wetboek van strafvordering is dat de voorzitter van de Commissie daar nog
zei: ik vind ook wel dat de verdachte dat recht moet hebben, maar hij moet er niet op
gewezen worden want dan kan de politie veel te weinig meer. We kennen wel een recht
toe maar we informeren hem hier niet over. Huidige beeld is dat je betrokkenen ook moet
informeren over de rechten die ze hebben. Dat is een heel belangrijk gegeven.
Ander voorbeeld is dat, ook vanuit het EVRM en de algemene rechtsstaat gedachte, dat
voorarrest niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk is voor de voorbereiding van de