Geschiedenis historische context: Duitsland.
2.1 Het Duitse keizerrijk (1871 – 1919)
Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen
Europese grootmachten?
Het Duitsland dat wij nu kennen, heeft lange tijd andere grenzen en een andere naam
gehad. De grond was opgedeeld in verschillende staatjes met als grootste gebied, Pruisen.
Langzaamaan begon Pruisen de economische machthebber van die tijd, Frankrijk, in te
halen. De bevolking groeide en de industrialisatie ging razendsnel. Men wilde de gescheiden
Duitse staatjes samenvoegen tot een rijk. Hier werd door de Pruisische kanselier Otto von
Bismarck gebruik van gemaakt. Na een oorlog met Frankrijk, waarbij Duitsland won, liet von
Bismarck de Duitse vorsten in de spiegelzaal in Versailles het Duitse keizerrijk uitroepen.
Bismarck bleef rijkskanselier, de koning van Pruisen Wilhelm I werd keizer gekroond.
Duitsland werd omringt door drie sterke mogendheden: Frankrijk, Oostenrijk-Hongarije en
Rusland. Von Bismarck vond het belangrijk om deze staten tevreden te houden om het
machtsevenwicht in stand te houden. Hij wilde immers niet nog een oorlog en de staten
samen zouden veel sterker zijn. Hij sloot allianties met landen en trad op als eerlijke
makelaar bij conflicten tussen Europese mogendheden. (Denk aan de conferentie van Berlijn
à verplicht voorbeeld!) Zelf was Bismarck niet geïnteresseerd in meer land vergaren, alleen
toen de nationalisten aandrongen, verwierf hij twee kolonies in Afrika.
Wilhelm II kwam op de troon, hij voerde een hele andere politiek: de Weltpolitik. In 1890
ontsloeg hij Bismarck en hij wilde Duitsland een belangrijkere plaats op het wereldtoneel
geven. Wilhelm II wilde een grote vloot, in 1898 werd daarom de eerste Vlootwet
aangenomen. (Verplicht voorbeeld!) De vloot werd uitgebreid en versterkt. Groot-Brittannië
bouwde als reactie op de vlootwet extra slagschepen om Duitsland bij te houden à
wapenwedloop. Omdat de weltpolitik geen succes werd, Duitsland verloor de
wapenwedloop en had geen succes bij het verwerven van kolonies, richtte Wilhelm zich op
Europa. Het Duitse volk had meer voedsel, grondstof en lebensraum nodig, ze moest zich
daarom naar het oosten uitbreiden. Velen vonden oorlog en strijd gezond, Duitsland had een
enorm leger. Daarnaast groeide de economie van Duitsland sterk door, GB-FR-RUS voelden
zich bedreigd en sloten een bondgenootschap. Duisland (en haar bondgenootschap OH)
voelden zich op hun beurt bedreigd) raakten nauwer verbonden. Het Duitse leger
concludeerde in 1912 dat een oorlog onvermijdelijk was, aangezien ook Rusland
industrialiseerde en naar het westen wilde uitbreiden.
Duitsland had al 10 jaar lang een oorlogsplan klaarliggen, het Von schlieffenplan. Toen in
1914 de oorlog uitbrak, kon dit toegepast worden. Het doel van het von schlieffenplan: een
twee-frontenoorlog voorkomen. In zes weken zouden Duitse troepen Parijs veroveren om
daarna naar het oostfront op te rukken en hier de Russen te verslaan. Maar de tegenstand
van de Fransen en Britten werd onderschat, ze zetten de tegenaanval in en dit leidde tot de
eerste grote slag in WOI, de slag bij Marne. . (Verplicht voorbeeld!) Er vielen ontelbare
doden. De Duitsers groeven zich ten noorden van Parijs in, de 4 jaar durende
loopgravenoorlog begon en het von schlieffenplan mislukte. Rusland mobiliseerde sneller
dan verwacht en Duitsland kreeg een tweefrontenoorlog. Het was de eerste totale oorlog,
Voedseltekorten ontstonden en de onvrede onder soldaten en burgers groeide. Een Duitse
nederlaag bleek onvermijdelijk op 9 november riepen sociaaldemocraten de republiek uit,
de keizer vluchtte naar Nederland. Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten.
, 2.2 De Republiek van Weimar (1919-1933)
Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar?
In 1919 werd Duitsland een parlementaire democratie onder leiding van ‘’de democraten’’.
In Weimar werd een grondwet geschreven aangezien het in Berlijn te onrustig werd. De
democraten bestonden uit: de sociaaldemocraten, de liberalen en de confessionelen. De
democratie was niet bij iedereen geliefd. Wie was tegen: conservatieve elite, communisten
en extreemrechtse groepen. Op 4 januari 1919 brak de Spartakus-opstand uit, arbeiders
bezetten straten en gebouwen. (Verplicht voorbeeld!) Ze wilden dat de macht in handen
kwam van arbeiders en soldaten, geen kapitalisme. Extreemrechtse ex-militairen gingen de
opstandelingen met grof geweld te lijf, op 15 januari werden communistische leiders
vermoord. Duitsland werd uit elkaar gescheurd door rellen, moorden en straatgevechten. In
1919 werd ook het verdrag van Versailles ondertekend. Duitsland verloor 10% van haar
gebied, al haar kolonies, het leger werd beperkt, ze waren schuldig aan de oorlog en
moesten torenhoge schulden betalen. De regering tekende het verdrag en dit werd als een
schande gezien. Het verdrag werd als verraad gezien, de oorlog was niet verloren maar
Duitsland was ten onder gegaan doordat democratische leiders om een wapenstilstand
hadden gevraagd. De democraten verloren de daaropvolgende verkiezingen. De
herstelbetaling leidden tot een economische crisis en Duitsland kon niet betalen. Franse en
Belgische troepen trokken het Roergebied binnen om kolen, ijzer en machines weg te halen,
Duitsland betaalde immers niet voldoende. De Duitse regering riep de arbeiders op om te
staken. Banken drukten geld bij om de stakers kunnen betalen. Hyperinflatie ontstond. De
economie viel stil, de Duitse mark was haast niks waard en het werkloosheidsgehalte steeg
naar ongekend niveau. De regering staakte het verzet tegen de geallieerden om een einde
aan de chaos te maken. De NSDAP, onder leiding van Hitler waren hierover woedend. Ze
begonnen de mars op Berlijn, Hitler werd hiervoor opgepakt en in de gevangenis schreef hij
het boek Mein Kampf.
Amerika zag in dat het economisch herstel van Duitsland in eigen belang was en besloot
daarom middels het Dawesplan, Duitsland te helpen. (Verplicht voorbeeld!) Amerika leende
geld aan Duitsland, Duitsland betaalde haar schulden, de uitstaande lening bij Frankrijk en
Engeland werden terugbetaald aan Amerika. In 1929 ging dit echter mis. Doordat in Amerika
de economie instortte, trok ze al haar leningen terug. Ook de Duitse economie stortte in en
dit leidde tot politieke chaos. De conservatieve president Hindenburg maakte gebruik van
zijn recht om minderheidskabinetten te benoemen. Vooral Hitler profiteerde van de chaos:
Hitler beloofde een einde te maken aan de crisis en Versailles, hij zou zorgen voor werk, hij
was een krachtig spreker, hij had propaganda. Onder Hitler, groeide de NSDAP uit tot een
massapartij. In 1933 werd Hitler rijkskanselier benoemd. Hitler startte een totalitair regime
waardoor zijn macht door niets beperkt zou worden. Uiteindelijk gebruikte hij de
rijksdagbrand als excuus om alle communistische politici uit de rijksdag te jagen. (Verplicht
voorbeeld!) Ook de sociaaldemocraten waren bang voor Hitler, het was toen de
communisten uit de rijksdag waren en er nog maar enkele socialisten waren, dat de
machtigingswet werd goedgekeurd.