Hoofdstuk 0 Belangrijke opgaven
Hoofdstuk 1 Opgaven -
Hoofdstuk 2 Opgaven 94
Hoofdstuk 3 Opgaven 25 60 71 74 76 77 85
Hoofdstuk 4 Opgaven -
Hoofdstuk 5 Opgaven 39 68 73 84 89 94 96 98
99 100 102 103 110 114 119 121
Hoofdstuk 6 Opgaven 80 94
Hoofdstuk 7 Opgaven 48 77 78 81
Hoofdstuk 8 Opgaven 68 72 74 89 106 108 110
Oefentoets H1 tot H8
Oefentoets H1 tot H8 2
Hoofdstuk 9 Opgaven 57 81 83 84 87
Online oefenvragen
Hoofdstuk 10 Opgaven 17 57 62 69 70 78 79 86
88 89 90 93 96 97
Online oefenvragen
Hoofdstuk 11 Opgaven 41 45 69 71 83 92 98
Oefentoets H11
Online oefenvragen
Hoofdstuk 12 Opgaven 56 74 83 94 95 96
Online oefenvragen
Hoofdstuk 13 Opgaven 16 42 44 48 49 60 62
Online oefenvragen
Hoofdstuk 14 Opgaven 27 71 72 76 78 83 86
Online oefenvragen
Hoofdstuk 15 Opgaven 35 54 60 76
Online oefenvragen
, Hoofdstuk 1 Natuurkunde
Paragraaf A - Het oplossen van Natuurkundige problemen
ISEE-Methode
Binnen de natuurkunde wordt gewerkt vanuit drie fundamentele grootheden, de
scalaire grootheden: massa, lengte en tijd. De overeenkomstige basis-SI-
eenheden zijn kilogram, meter en seconden.
• Afgeleiden eenheden voor andere grootheden zijn producten of quotiënten van
de basiseenheden.
Voor het oplossen van natuurkunde problemen wordt gewerkt met de ISEE-
methode. Deze methode is per ontwerp nog speciafieker
• IDENTIFY: schetsen --> gegeven informatie wordt genoteerd en de situatie
wordt d.m.v. een versimpelde modeltekening geschetst
o Noteren van: gegeven informatie, versimpelde situatieschets,
krachtenschets en vraag
o Let op! Bij een versimpelde situatieschets wordt het object vervangen door
een punt en worden hierop de werkende krachten getekend.
• SET UP: voorbereiden --> benodigde formules worden genoteerd om het
probleem op te lossen
o Noteren van: benodigde formules en hieruit zelfgevormde formules.
o Let op! Werk hierbij eerst om naar de (omgeschreven) benodigde formule
voordat gegeven worden ingevuld. Behoud zo lang mogelijk de grootheden
• EXECUTE: oplossen --> formules worden ingevuld met als uitkomst een
antwoord op de vraag
o Noteren van: ingevulde formules met antwoord
o Let op! Noteer altijd de eenheden en controleer de significantie
• EVALUATE: evalueren --> er wordt antwoord gegeven op de gestelde vraag en
dit antwoord wordt geëvalueerd.
o Noteren van: antwoord op de vraag en evaluatie
o Let op! De evaluatie kan gedaan worden d.m.v. eenheidscontrole en
uitkomstcontrole.
Significantie
De nauwkeurigheid van een meting kan worden aangegeven door het aantal
significante cijfers of door een vermelde onzekerheid.
• Let op! De uitkomst van een berekening moet niet meer cijfers hebben dan de
gebruiken meetwaarden.
o Bij gebruik van formules: aantal cijfers in totaal moeten gelijk zijn
o Bij gebruik van optellingen: aantal cijfers achter de komma moeten gelijk zijn
, Paragraaf B - Vectoren
Vectoren
Verschillende onderwerpen in de natuurkunde worden weergegeven met vectoren,
zogenaamde vectorgrootheden. Vectorgrootheden hebben zowel een richting
(richting van pijl) als een grootte (lengte van pijl) en kennen
verschillende vectoroptellingsregels.
(1) Componenten: elke kracht kan worden opgedeeld in 3
componenten: de x’-, y’- en z-richting
• Let op! Hierbij kunnen de x, y en z worden vervangen door 𝑥 𝑖̂,
̂
𝑦𝑗̂ en 𝑧𝑘
• Let op! Hierbij is de hoek van de resultante kracht van belang
𝐴𝑥 = 𝐴 ∗ 𝑐𝑜𝑠() en ⃗⃗⃗⃗
o In dit voorbeeld geldt: ⃗⃗⃗⃗ 𝐴𝑦 = 𝐴 ∗ sin()
(2) Superpositie: wanneer er verschillende krachten op een object werken, worden
deze krachten bij elkaar op geteld tot een resultante kracht.
• Hierbij worden de x’-, y’- en z-componten van de afzondelijke
krachten bij elkaar opgeteld en samengevoegd tot de richting en
grootte van de resultante kracht
(3) Negatieve vector: de negatieve van een vector is een vector met
dezelfde grootte als de originele vector, maar kent de
tegenovergestelde richting
, Hoofdstuk 2 Beweging op een rechte lijn
Verplaatsing, snelheid en versnelling
Als een object langs een rechte lijn beweegt, wordt zijn verplaatsing (x) beschreven
als de afstand van de oorsprong O (𝑥1 ) tot het coordinaat x (𝑥2 ).
Er geldt: x = 𝒙𝟐 − 𝒙𝟏
De gemiddelde snelheid (𝒗𝒂𝒗−𝒙 ), een vector, die het deeltje hierbij heeft, is de
verplaatsing die het deeltje per seconde aflegt. De snelheid (𝒗𝒙 ) op een bepaald
punt wordt bepaald door de tijdsinterval naar 0 te verplaatsen.
• De snelheid kan worden afgelezen in een x’t grafiek als de raaklijn van de
grafiek op een bepaald tijdstip
𝐱 𝒙𝟐 − 𝒙𝟏
Er geldt: 𝒗𝒂𝒗−𝒙 = =
𝐭 𝒕𝟐 − 𝒕𝟏
𝐱 𝐝𝐱
Er geldt: 𝒗𝒙 = lim =
𝐭→𝟎 𝐭 𝐝𝐭
De gemiddelde versnelling (𝒂𝒂𝒗−𝒙 ), een vector, die het deeltje hierbij heeft, is de
snelheid die het deeltje per seconde toeneemt. De versnelling (𝒂𝒙 ) op een bepaald
punt wordt bepaald door de tijdsinterval naar 0 te verplaatsen.
• De versnelling kan worden afgelezen in een v’t grafiek als de raaklijn van de
grafiek op een bepaald tijdstip
𝐯 𝒗𝟐 − 𝒗𝟏
Er geldt: 𝒂𝒂𝒗−𝒙 = =
𝐭 𝒕𝟐 − 𝒕𝟏
𝐯 𝐝𝐯
Er geldt: 𝒂 = lim =
𝐭→𝟎 𝐭 𝐝𝐭
ISEE-Methode bij verplaatsing, snelheid en versnelling
Voor de ISEE-Methode bij verplaatsing, snelheid en versnellingssommen geldt het
volgende stappenplan:
• IDENTIFY: schetsen --> gegeven informatie, versimpelde situatieschets,
assenstelsel voor +’richting en situatieconclusie
o Situatieschets: maken van bewegingstekening met 𝑥0 en 𝑥1 en
bewegingsrichting
o Situatieconclusie: constante of variërende versnelling?
• SET UP: voorbereiden --> apart bekijken van objecten, gezorgde en gevonden
grootheden en benodigde formules.
o Grootheden: bekijk goed welke grootheden je hebt en welke nog bepaald
moeten worden. Gebruik o.a. de symbolen 𝑥0 , 𝑥1 , 𝑣0𝑥 , 𝑣𝑥 en 𝑎𝑥
o Bekijk goed welke grootheden voor elk object gelden, wat is zijn 𝑥0 , 𝑥1 , 𝑣0𝑥 ,
𝑣𝑥 en 𝑎𝑥
• EXECUTE: oplossen --> invullen formules
• EVALUATE: evalueren --> antwoord op de gestelde vraag en evaluatie