Inhoudsopgave
Module 11..................................................................................................................................................... 2
Module 12..................................................................................................................................................... 7
Module 13..................................................................................................................................................... 9
Module 15................................................................................................................................................... 11
Module 14................................................................................................................................................... 13
Module 16................................................................................................................................................... 18
Module 17................................................................................................................................................... 20
Foute antwoorden tentamen 2:
Onderzoekers hebben voorkeur voor een experimenteel design, omdat het een hoge interne
validiteit is: door willekeurige toewijzing houd je automatisch rekening met mogelijke
alternatieve verklaringen (confounding).
Wanneer een steekproef 1 miljoen (1) respondenten heeft en de ander 1000 (2), kan met
zekerheid worden gesteld dat de steekproeffout bij 1 lager is dan bij 2.
1
,Module 11
Bevat ook extra informatie uit het boek: C16 The nature of qualitative research
Kwalitatief onderzoek = sociale werkelijkheid begrijpen, in een bepaalde context en vanuit
een bepaald perspectief. Men kijkt dus door de ogen van respondenten. Data verzamelen: in
gesprek gaan of d.m.v. interactie met anderen. Richt zich op:
- De beleving van de mensen die je bestudeert, en de betekenis die zij zelf aan hun
leefwereld geven. Oftewel: kijken dor de ogen van mensen die je bestudeert.
Er zijn verschillende manieren om te kijken naar sociale
werkelijkheid om daar kennis mee te introduceren:
- Ontologie: wat is de aard van sociale werkelijkheid?
- Epistemologie: wat is de aard van kennis en
kennisverwerving?
Positivisme = sociale werkelijkheid is iets dat vast ligt
onafhankelijk van de manier hoe wij erover
praten/bestuderen. Gaat dus om universele, causale
verklaringen.
Constructivisme = geen vaste, zelfstaande sociale realiteit
die wij op een neutrale manier kunnen beschrijven,
verklaren of representeren. Sociale werkelijkheid ontstaat
door interacties tussen mensen, betekenissen en is intrinsiek veranderlijk. Kennis is geen
neutrale weergave van de realiteit maar een construct.
- Kritiek: als kennis bepaalde interpretaties van werkelijkheid geeft en er niet een goed
vorm van representatie is, hoe kan er dan verschil tussen goede en slechte
wetenschap worden gemaakt?
Interpretivisme = de sociale werkelijkheid begrijpen vanuit een bepaald perspectief, dus
kijken door de ogen van anderen (respondenten). Door onderzoek willen we bepaalde
ervaringen en interpretaties van de werkelijkheid blootleggen en begrijpen. Geeft toegang tot
verschillende leefwerelden. Waarom belangrijk?
- Helpt onze conceptuele kaders en blinde vlekken te bevragen;
- Dominante noties bevragen en conceptuele kaders vernieuwen leidt tot
andere/nieuwe dingen zien.
Positionaliteit = jouw specifieke positie in een sociale context, dat jouw identiteit definieert
(bv. gender, etniciteit, klasse). Wie je bent (identiteit) beïnvloedt hoe je naar de werkelijkheid
kijkt en deze begrijpt.
Reflexibiliteit = activiteit van het nadenken over je positionaliteit en de consequenties die
hierop hebben.
Kenmerken kwalitatieve onderzoeksvraag:
- Open vraag: een vraag die leidt tot verkennen, beschrijven en begrijpen van context,
het is dus nooit een gesloten vraag;
- Beginnend: met ‘hoe’, ‘wat’ en ‘op welke manier.’
o Kwalitatief: hoe, wat, ontwikkelen, identificeren, beschrijven, betekenis,
schetsen en ervaren;
o Kwantitatief: verband, impact, effect, oorzaak, invloed, vergelijken, contrast en
frequentie.
- Exploratie en begrijpen van sociale mechanismes, sociale omgevingen, ervaringen
en leefwerelden;
2
, Attenderende begrippen (sensitizing concepts) = begrippen waarmee je aan een
onderzoeksproject begint. Deze worden in eerste instantie gebruikt om je onderzoeksvraag
te formuleren en focus te bepalen. De betekenis van de begrippen kunnen en zullen
veranderen in je onderzoek (terwijl bij kwantitatief dat vast staat). Zijn open begrippen zodat
deze concepten vorm en betekenis krijgen in een bepaalde omgeving.
Kwalitatief onderzoek is:
- Exploratief;
- Open: niet sterk vooraf gestructureerd.
Thick description = het belang om in hoge mate van detail een beschrijving te geven, met
name in hoe je het rapporteert.
Nadruk bij kwantitatief onderzoek ligt op deductie, omdat je begint met de theorie.
Deductie Inductie
Algemeen specifiek Specifiek algemeen
Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek
Grounded theory: onderzoeksbenadering
om concepten (theorie) uit data te laten
ontstaan.
Abductie: vorm van inductie waarin
perspectieven en wereldbeeld van
respondenten leidend zijn (bv. ook
begrippen en woorden).
Theorie vanuit data ontwikkelen
Grounded theory = onderzoeksbenadering om concepten (theorie) uit data te laten ontstaan.
Wil theorie opbouwen uit data, op een systematische manier, door op een vergelijkende
manier te coderen.
- Sterke focus op analyse technieken, bv. met een coderingssysteem kijken welke
concepten hier uitkomen en een nieuw theoretische kader opbouwen;
- Sterk iteratief karakter.
Iteratief proces = herhaling van stappen
Onderzoeksopzet:
- Onderzoeksvraag/literatuur;
- Selectie onderzoeksobjecten (en sample);
3