Burgerlijk procesrecht
Samenvatting
Procedures en procedureregels
Elke procedure begint met een procesinleiding. De procesinleiding staat geregeld in art. 30a Rv. In de
procesinleiding worden functies toegelicht als het oproepen van de verweerder om in de procedure te
verschijnen, ook wel het oproepingsbericht, en het mededelen aan de verweerder van de vordering of van
het verzoek. In lid 2 van het artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen de vorderingsprocedure en een
verzoekschriftprocedure en lid 3 geeft aan wat er precies in de procesinleiding moet staan.
Oproeping staat geregeld in de artikelen 111, 112 en 113 Rv. Je krijgt een oproepingsbericht van een
griffier, hij laat weten wat je moet doen. Dit staat geregeld in art. 111 lid 2 Rv. De griffier zal dit naar de
eisende partij (of advocaat) sturen, de partij die het proces heeft ingediend. De verwerende partij weet op
dit moment van niets. Hij moet wel weten dat de zaak aanhangig is. In art. 112 Rv staat dat de eiser het
oproepingsbericht door moet sturen naar de verweerder. Dit kan op grond van lid 1 op een informele wijze
(post, email) maar hier zit risico aan. De wetgever gaat ervan uit dat de mensen vrijwillig verschijnen. Maar,
je kunt het ook met een exploot doen zoals staat vermeld in art. 112 lid 1 of lid 2 Rv jo 45 Rv. Je stuurt de
deurwaarder op pat met dit exploot. Op grond van art. 113 Rv kan je de procesinleiding voorafgaand
betekenen.
Zoals lid 2 van art. 30a Rv al aangeeft heb je twee varianten van een procedure. Je hebt een
vorderingsprocedure en een verzoekprocedure. Hierin heb je geen keuzevrijheid, er is namelijk een
hoofdregel: In beginsel wordt de vorderingsprocedure gevolgd, tenzij de wet aangeeft dat de
verzoekprocedure gevolgd moet worden (art. 78 jo 261 Rv).
Competentie vorderingsprocedure
Om te kijken bij welke rechter je moet zijn voor een vorderingsprocedure, moet je kijken naar de absolute
competentie en de relatieve competentie. De absolute competentie geeft antwoord op de vraag over naar
welke instantie je moet gaan. Als eerst heb je de hoofdregel: in beginsel is de rechtbank bevoegd, tenzij
de wet anders bepaald op grond van art. 42 Wet RO. Is de rechtbank bevoegd, dan moet je kijken naar
welk team er bevoegd is. Je begint weer met de hoofdregel: Team civiel is bevoegd, tenzij team kanton
bevoegd is op grond van art. 93 sub a t/m d Rv. Na beantwoorden van deze vragen weet je bij welke
instantie en welk team je moet zijn.
De relatieve competentie geeft antwoord op de vraag over naar welke rechter je moet gaan. Als eerst begin
je weer met een hoofdregel: de woonplaats van de verweerder op grond van art. 99 lid 1 Rv, tenzij de
wet anders bepaald. De wet kan uitzonderingen geven, namelijk in de artikelen 100 t/m 110 Rv. Hierbij
kan het zijn dat er sprake is van een mede bevoegdheid of een uitsluitende bevoegdheid. Bij een mede
bevoegdheid heeft de eisende partij een keuze naar welke rechter er wordt gestapt. Is er sprake van een
uitsluitende bevoegdheid, dan is er geen keuze, dan moet je naar de rechter die bevoegd is.
Kosten procedure
Je kunt denken aan de kosten van een advocaat of een andere hulpverlener, hierbij hoort honorarium,
verschotten of kantoorkosten. Ook heb je kosten van een gerechtsdeurwaarder, zoals staat vermeld op
Btag. Als laatste heb je de kosten van een gerechtelijke instantie, zoals het griffierecht. Dit staat in de wet
op de griffierechten. Betaal je de griffierechten niet? Dan wordt de zaak niet behandeld. De
proceskostenveroordeling staat geregeld in art. 237 Rv. Hierin staat dat de verliezer betaalt, maar
compensatie of matiging is ook mogelijk. Het liquidatietarief is het aantal punten maal het tarief. Ook kan er
sprake zijn van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit is eerstelijns rechtshulp zoals bij het juridisch loket. Bij
de Raad voor Rechtsbijstand he je een toevoeging van eigen bijdrage.
Procespartijen
Wanneer een natuurlijk persoon niet handelingsbekwaam is (art. 3:32 BW), moet hij worden
vertegenwoordigd door een handelingsbekwame persoon die optreedt als zijn of haar wettelijke
vertegenwoordiger. In geval van vertegenwoordiging van een handelingsonbekwame procespartij noemen
we de vertegenwoordiger de formele procespartij en de vertegenwoordigde de materiële procespartij. De
formele procespartij is degene die de beslissing in de procedure neemt en op wiens naam de procedure
wordt gevoerd. De materiële procespartij is het rechtssubject van de rechtsbetrekking waarover het geschil
gaat. Het is de materiële procespartij uiteindelijk jegens de wederpartij gebonden en/of gerechtigd wordt
door de uitspraak van de rechter.
, Objectieve en subjectieve cumulatie
Als je op één verwerende partij meerdere vorderingen hebt, kan je deze vorderingen samenbrengen in één
procedure op grond van de objectieve cumulatie bij absolute competentie op grond van art. 94 lid 1 Rv.:
Indien een zaak meer dan één vordering als bedoeld in artikel 93 onder a en b betreft, is voor de
toepassing van dat artikel beslissend het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen. In lid 2
daarentegen staat: Indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is
als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en
beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
Als je een procedure hebt met meerdere verweerders, kan je ervoor kiezen om deze samen in één
procedure te behandelen, mits het genoeg samenhang heeft op grond van subjectieve cumulatie bij
relatieve competentie op grond van art. 107 Rv., wel moet de absolute competente gelijk zijn, team civiel of
kanton. In art. 107 Rv staat het volgende beschreven: Indien een rechter ten aanzien van een van de
gezamenlijk in het geding betrokken verweerders bevoegd is, is die rechter ook ten aanzien van de overige
verweerders bevoegd, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden verweerders een zodanige
samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
Complicaties
Er kunnen zich tijdens een vorderingsprocedure zich enkele complicaties voordoen waardoor de procedure
een andere wending kan krijgen.
Verstek
Indien het oproepingsbericht aan verweerder is betekend en hij niet in de procedure verschijnt, of indien
verweerder het griffierecht niet voldoet, hoewel hem dat in het oproepingsbericht was medegedeeld, dan
verleent de rechter verstek tegen de verweerder op grond van art. 139 Rv. Dat betekent dat de rechter over
de zaak beslist zonder rekening te houden met het standpunt van de verweerder. De rechter beoordeelt of
de vordering hem niet onrechtmatig of ongegrond lijkt, is aan dat alles verdaan, dan verleent de rechter
verstek tegen de verweerder en verwijst hij de vordering van de eiser toe. De verweerder kan echter zijn
verstek nog zuiveren op grond van art. 142 Rv. Hierbij moet er verstek zijn verleend maar het eindvonnis is
nog niet toegewezen. De verweerder kan dan nog verschijnen in het geschil of hij of zij kan nog voldoen
aan het griffierecht.
Tegenvordering
Een tegenvordering staat geregeld in art. 30i lid 8 Rv. In een verweerschrift kan een tegenvordering worden
ingesteld of een tegenverzoek worden gedaan, ongeacht of de procesinleiding een vordering of een
verzoek bevat. Voor het instellen van een tegenvordering of tegenverzoek is niet vereist dat de vordering of
verzoeken over en weer verband met elkaar houden. Art. 30i lid 8 Rv verklaart art. 30a lid 3 sub f en g Rv
van overeenkomstige toepassing: ook in een tegenvordering of –verzoek moet derhalve worden vermeld
welke verweren en gronden tegen de tegenvordering of het tegenverzoek zijn aangevoerd, alsmede welke
bewijsmiddelen en getuigen ter onderbouwing van de tegenvordering of het –verzoek voorhanden zijn. Het
complicerende van het indienen van een tegenvordering is dat twee procedures in elkaar worden
geschoven. Hoewel er feitelijk twee aparte procedures lopen worden deze in één procedure behandeld en
in beginsel in één vonnis beslecht: art. 30i lid 9 Rv.
Wijziging van vordering
Op grond van art. 129 Rv kan zolang de rechter nog niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij
eindvonnis zal wijzen, de eiser te allen tijde zijn vordering verminderen. Wil de partij de vordering
vermeerderen of op een andere wijze veranderen, dan moet dit op grond van art. 130 lid 1 Rv zolang de
rechter nog niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij het eindvonnis zal wijzen, schriftelijk bij
conclusie of akte vermelden. Hier moet de tegenpartij wel van op de hoogte zijn.
Bewijsopdracht
Als de rechter een bewijsaanbod accepteert, geeft hij een officiële en concrete opdracht om van bepaalde
stellingen bewijs te leveren. De rechter geeft een bewijsopdracht in een tussenvonnis op grond van art. 149
e.v. Rv. De rechter geeft in een tussenvonnis nog geen inhoudelijk oordeel over de zaak.