Samenvatting Ondernemingsrecht
Week 1: hoofdstuk 1: 1.1, 1.3 en 1.6 – hoofdstuk 3: 3.1 en 3.2
Ondernemingsrecht omvat het alle in NL voorkomende bedrijven/organisaties,
winstgericht of niet.
Hoofstuk 1: introductie op het ondernemingsrecht
1.1 Het ondernemingsrecht binnen het Burgerlijk Wet boek
Als juridische entiteit is de onderneming onbekend; het is slechts een economisch
begrip. Het heeft meerdere definities. Zie art. 1 WOR/ art. 2 Handelsregisterbesluit.
(boek gebruikt art. 1 WOR).
Rechtspersonen en rechtssubjecten: ondernemingsrecht valt onder privaatrecht. 2
categorieën worden onderscheiden: rechtspersonen en niet-rechtspersonen. Dit
onderscheid is van belang vanwege de gevolgen die het zijn van rechtspersoon
heeft. In NL zijn zowel natuurlijke personen als rechtspersonen een rechtssubject.
Een rechtssubject is drager van rechten en plichten: hij kan zaken in eigendom
hebben, het recht erkent dat aken van hem kunnen zijn, hij kan schulden hebben en
anderzijds kan hem als drager verplichtingen worden toegerekend, dat het recht
ervan uitgaat dat deze lasten door hem moeten worden voldaan en dat schuldeisers
vermogen kunnen verhalen. Rechtsobject: datgene waarop een rechtssubject recht
kan hebben: goederen, huis/hond etc. art. 1:1 BW: iedereen is vrij/bevoegd tot het
genot van burgerlijke rechten (rechtsbevoegd): natuurlijke + rechtspersonen. Dit
artikel ziet toe op de mogelijkheid van rechtssubjecten om in hun rechten en plichten
verandering te brengen door het verrichten van handelingen en daden.
Rechtsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om rechtshandelingen te verrichten,
overeenkomsten te sluiten, goederen in ontvangst te nemen, schulden aan te gaan,
onrechtmatige daad etc. Ondernemingen hebben volgens art. 2:3 BW een vorm van
persoonlijkheid rechtspersoonlijkheid en daarom worden zij rechtspersonen
genoemd. Ex. art. 2:5 BW worden rechtspersonen gelijkgesteld met natuurlijke
personen, voor wat het vermogensrecht betreft.
Naast rechtspersonen: personenvennootschappen zoals de maatschap of v.o.f.,
en is er ook de eenmanszaak. Personenvennootschappen en eenmanszaak zijn
geen rechts/natuurlijke personen, maar de functionarissen binnen deze
rechtsvorm zijn als natuurlijke personen wel rechtssubjecten. In beginsel zijn alle
boeken van BW met betrekking tot vermogensrecht van toepassing op
rechtspersonen. Ook artikelen uit vermogensrecht waarbij het lijkt alsof deze slechts
voor mensen bedoeld zijn, kunnen van toepassing zijn op rechtspersonen. Ook een
rechtspersoon kan onrechtmatige daad plegen art. 6:162 BW. Rechtspersoon
bestaat niet werkelijk als persoon: zal altijd d.m.v. natuurlijke personen functioneren.
Functionarissen binnen rectssoor
Bessuurders Vennosen Masen Co issarissen Productietoud Eigenaar
(rectssperson (personenoenn (personenoenn (grose er(rectssperso (een ans
en) oossctappen oossctappen rectsspersonen) nen) zaak)
,Soorten rechtspersonen: er bestaan publiekrechtelijke rechtspersonen,
kerkgenootschappen en privaatrechtelijke rechtspersonen (boek). 6 soorten
privaatrechtelijke: art. 2:1-2:25 bepalingen voor rechtspersonen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid(bv) art. 2:175-284a
De naamloze vennootschap (nv) art. 2:64-2:174a BW
De vereniging art. 2:26-2:52 BW
De stichting art. 2:28-2:304 BW
De onderlinge waarborgmaatschappij (OWM) art. 2:53-2:63k BW
De coöperatie art. 2:53-2:63k BW
1.3 Raakvlaken met het faillissementsrecht (ook wel insolventierecht)
Curator bij faillissement: iedere rechtssubject kan failliet worden verklaard. Een
faillissement is een gerechtelijk beslag op het hele vermogen ten behoeve van alle
schuldeisers. Hierbij stelt de rechter een curator aan, i/d regel een advocaat. In geval
een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid failliet wordt verklaard, betekent dit
dat iedere vennoot (personenvennootschappen) of eigenaar (eenmanszaak) failliet
wordt verklaard: alle functionarissen v/d onderneming worden dus failliet
verklaard. Dit kan bij een vennootschap onder firma (v.o.f.) anders zijn
(jurisprudentie), namelijk i/h geval de vennoten hebben verzocht om toegelaten te
worden tot de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen op basis van
(WSNP). Dit voornamelijk vanwege het feit dat deze schuldsaneringsprocedure heel
lang kan duren, waarbij het faillissementsverzoek wordt geschorst, en tevens omdat
de wetgever heeft gewild dat de schuldsaneringsregeling voorrang krijgt boven de
insolventieregeling. Om schuldeisers (belastingdienst) tegemoet te komen, kan de
v.o.f. apart v/d betrokken vennoten failliet worden verklaard. Aangezien bij de v.o.f.
wordt aangenomen dat zij een afscheidend vermogen heeft, is dan op dat
afscheidende vermogen een faillissementsbeslag mogelijk. Bij de commanditaire
vennootschap (c.v.) zal dit ook gelden vanwege het feit dat zij ook een
afscheidende vermogen heeft (zelfs met slechts één beherende vennoot). Voor de
maatschap is geen bestaan gegeven v/e afgescheiden vermogen, dus daar zullen
alle maten failliet worden verklaard.
Groot nadeel bij rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid is dat de
echtgenoot/geregistreerd partner met wie gemeenschap is aangegaan, eveneens
onder faillissement valt art. 22 Fw. Ingeval een vennoot v/e personenvennootschap
individueel failliet wordt verklaard, verliest hij de bevoegdheid tot beschikking en
beheer over zijn vermogen, dus ook over hetgeen is ingebracht i/d vennootschap art.
23 Fw. Zijn aandeel i/d vennootschap moet onder zijn schuldeisers worden verdeeld.
Een rechtspersoon is gescheiden van zijn functionarissen. Rechtspersoon kan
daarom zelfstandig failliet worden verklaard, los van functionarissen. Functionarissen
worden niet failliet verklaard en kunnen niet gedwongen worden uit hun
privévermogen bij te leggen. Geregistreerd partnerschap/huwelijkse gemeenschap
blijft buiten schot. Bestuurders kunnen ex. art. 2:248 lid 1 BW hoofdelijk
aansprakelijk worden gesteld i.g.v. onbehoorlijke taakvervulling waarvan
aannemelijk is dat dit belangrijke oorzaak is van faillissement. Hoofdelijk wil zeggen
voor het gehele bedrag met zijn gehele eigen vermogen. Volgens Rb Leeuwarden
kan ook bij rechtspersonen een echtgenoot/geregistreerd partner risico lopen op
hoofdelijk aansprakelijkheid (ook al zijn ze niet in gemeenschap van goederen). Dus
onder art. 1:85 BW valt ook verbintenis art. 2:248 lid 1 BW. Bij iedere faillissement
,neemt curator beheer over art. 68 Fw geeft bevoegdheid. Curator neemt alles in en
beëindigd dienstverband van werknemers, dit moet wel via rechter-commissaris.
Doorstart = als er nog bedrijfsactiviteiten zijn, dan onderzoekt curator mogelijkheid
om die voort te zetten, met het oog op een eventuele verkoop van bedrijf.
Art. 23 Fw: ondernemer wordt als schuldenaar door faillietverklaring
beschikkingsonbevoegd: hij mag niet meer beschikken over een/meer goederen. Dit
kan alleen als je eigenaar/rechthebbende was v/e goed. Onder beschikken worden
goederenrechtelijke handelingen verstaan, zoals overdragen/verhypothekeren
etc. beschikkingsbevoegdheid bij deze handelingen is dan vereist art. 3:84 BW.
Volgens art. 3:86 lid 1 BW kan dit wel gepareerd worden met beroep op goede
trouw, maar dan moet het faillissement nog niet zijn gepubliceerd in de Staatscourant
art. 35 lid 3 Fw. Ex. art. 14 lid 3 Fw wordt door de curator alle faillissementen
gepubliceerd in Staatscourant; soms door Rb/griffie.
Bewindvoerder bij surseance van betaling: indien surseance van betaling wordt
verleend, krijgt ondernemer/rechtspersoon uitstel van betaling. Dit kan m.b.t. een
natuurlijk persoon slechts a/e ondernemer worden verleend art. 214 lid 4 Fw.
Surseance is slechts a/d orde as deze ondernemer zijn schulden niet meer kan
betalen. De rechter stelt conform art. 215 lid 2 Fw een bewindvoerder aan en deze
voert beheer over de zaken v/d schuldenaar. De schuldenaar is gedurende de
surseance onbevoegd enige daad van beheer/beschikking te verrichten zonder
medewerking/machtiging/bijstand van bewindvoerder(s) art. 228 Fw
beschikkingsonbevoegd. Surseance wordt voorportaal tot faillissement genoemd,
omdat bijna geen enkele ondernemer tot akkoord kan komen en daaraan houden. Dit
heeft te maken met dat bedrijf geen leveranties meer ontvangt en klanten wegblijven.
Deze stigmatiserende werking zorgt er tevens voor dat bedrijven surseance pas laat
aanvragen en daardoor een faillissement bijna onvermijdelijk is. Ook surseance van
betaling in Staatscourant. Onderneming zonder rechtspersoonlijkheid: ook bij
surseance valt de huwelijkse gemeenschap of de gemeenschap onder geregistreerd
partnerschap onder failliete boedel art. 229 Fw. Bij
eenmanszaak/personenvennootschap valt dus het huis/alle bezittingen van
ondernemer+partner onder surseance/faillissement. Rechtsbevoegd: bevoegdheid
om rechtssubject te zijn.
1.6 Publiekrechtelijke rechtspersonen en kerkgenootschappen
Art. 2:1 lid 1 BW: bezitten de Staat, provincies, gemeenten en waterschappen en
alle lichamen waaraan krachtens de Gw verordende bevoegdheid is verleend,
rechtspersoonlijkheid. Publiekrechtelijke rechtspersonen staan wat vermogensrecht
betreft gelijk aan natuurlijke personen, tenzij uit de wet tegendeel voortvloeit. (SER,
KvK, NOVA). Kerkgenootschappen zijn organisaties die zich uitsluitend met religie
bezig houden, ook zij bezitten rechtspersoonlijkheid art. 2:2 BW, maar wet geeft
geen structuur/inrichting ervan.
Hoofdstuk 3: Algemene kenmerken van rechtspersonen
Alle ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid (rechtspersonen), staan in boek
2 BW. Dit zijn alle rechtssubjecten art. 2:5 BW en daarmee zijn ze drager van
rechten en plichten. Er zijn in totaal 6 ondernemingsvormen (7 als het onderscheid
tussen de informele-formele vereniging wordt meegerekend);
- Vereniging (formeel/informeel) art. 2:26 – 2:52 BW
- Coöperatie (bijzondere verenigingstype) art. 2:53 – 2:63k BW
, - Onderlinge waarborgmaatschappij (OWM); bijzondere verenigingstype art.
2:53 – 2:63k BW
- Naamloze vennootschap (nv) art. 2:64 – 2:174a BW
- Besloten vennootschap met beperkte rechtspersoonlijkheid (bv) art. 2:175 –
2:284a BW
- Stichting art. 2:285 – 2:304 NW
Hoewel ze allemaal anders zijn, is een groot deel van de basisregels voor alle
rechtspersonen hetzelfde: art. 2:1 – 2:25 BW staan bepalingen die gelden voor alle
rechtspersonen.
3.1 Voordelen van rechtspersonen (juridisch/fiscaal/economisch)
1. Indekken van risico’s: is grootste voordeel. Risico’s van bepaalde activiteiten
worden ingedekt. Aangezien een rechtspersoon rechtssubject is, is hij zelfstandig
‘persoon’ en aansprakelijk voor zijn eigen plichten, maar dat betekent niet dat het
privévermogen v/d functionarissen v/d rechtspersoon altijd buiten schot blijft. Bij
informele vereniging blijven de bestuurders naast vereniging aansprakelijk, wat
beperkt kan worden door inschrijving in Handelsregister. Voor de andere
rechtspersonen geldt dat ze als rechtssubject ook met betrekking tot
aansprakelijkheid losstaan v/d functionarissen: als rechtspersoon failliet gaat, kan
privévermogen van bestuurders in beginsel niet worden aangesproken. Een
rechtspersoon kan los v/d functionarissen aansprakelijk worden gesteld op grond van
wanprestatie en onrechtmatige daad. Handelende bestuur kan niet aangetast worden
als het hem niet kan worden toegerekend. Rechtspersoon wordt dan geacht de
onrechtmatige daad te hebben gepleegd. Mocht de onrechtmatige daad zowel de
bestuurder als rechtspersoon kunnen worden toegerekend, dan heeft de
gelaedeerde de keuze tot het aansprakelijk stellen van één v/d twee of beiden. Vaak
keuze voor de meer vermogende rechtspersoon. Gelaedeerde = degene die nadeel/
schade heeft ondervonden door onrechtmatige daad. De beperking v/d
persoonlijke aansprakelijkheid is het grootste verschil met rechtsvormen
zonder rechtspersoonlijkheid; personenvennootschap/eenmanszaak. Zij kunnen
niet apart van hun functionarissen aansprakelijk worden gesteld. Zonder
rechtspersoonlijkheid zullen de verantwoordelijken allemaal persoonlijk, met hun
eigen vermogen, aansprakelijk worden gesteld indien de onderneming niet genoeg
middelen heeft.
2. Waarborgen van continuïteit: aangezien rechtspersoon onafhankelijk van zijn
functionarissen bestaat, blijft het bestaan indien functionarissen overlijden, onder
curatele worden gesteld of failliet gaan.
3. Goederenrechtelijke voordelen: de rechtspersoon heeft zelfstandig schulden en
bezittingen, zoals inventaris, kantoorpand, bankrekening/leningen. Indien een v/d
functionarissen uittreedt, hoeft hij dus niet zijn deel v/h vermogen over te dragen,
zoals bij personenvennootschappen, want het is niet zijn eigendom. Het stond
immers al op naam v/d rechtspersoon. Eigendom van rechtspersoon is apart
vermogen. Dit vermogen is opgebouwd door functionarissen, maar is in beginsel niet
beschikbaar voor hun privéschuldeisers: bijv. als bestuurder wat kopen, niet betalen.
Bedrijf kan dat niet verhalen uit jouw BV, omdat het een andere rechtssubject is dan
de koper. Het vermogen is v/d rechtspersoon, dus ook functionarissen die het
hebben gecreëerd mogen daarover zelf niet meer beschikking, ook niet bij
faillissement of ontbinding v/d vennootschap. Het vermogen staat enkel ter
beschikking v/d vennootschap en haar schuldeisers. Bestuurder mag geen geld v/d