Persoonlijkheids-, klinische- en
gezondheidspsychologie
Hoorcollege 1 13 november
Hoofdstuk 1: Psychopathologie
Hoofdstuk 2: Psychologische benaderingen
Hoofdstuk 3: Classifcatie
Wat is abnormaal?
Mogelijke defnities:
o Psychische ziekte
o Statistische afwijking
o Overtreden van culturele normen
o Subjectieve distress
o Beperking of disfunctie
Discrete ziekte model
Sommige mensen zijn psychisch gezond; anderen hebben een bepaalde
psychische ziekte.
“Diagnostische testen” kunnen onderscheiden wie een bepaalde
psychische ziekte heeft en wie niet.
Defnitie van ziekte
Wanneer wordt aangenomen dat distress of onaangepast gedrag het
gevolg is van lichamelijk disfunctioneren, wordt het een ziekte genoemd.
Om in de somatische geneeskunde een ziekte te diagnosticeren,
verrichten artsen laboratorium testen, laten scans maken, nemen een
medische anamnese af en verrichten een lichamelijk onderzoek.
Wanneer een ziekte is vastgesteld, weten artsen over het algemeen:
o De oorzaak ervan
o Het waarschijnlijke beloop
o De meest geschikte behandeling
Zijn psychische ziekten net zoals andere ziekten?
, Er bestaat geen uniek biologisch ziekteproces dat aan een bepaalde
psychische ‘ziekte’ ten grondslag ligt.
Psychische ‘ziekten’ kunnen niet door objectieve laboratorium testen of
lichaamsscans worden vastgesteld.
Een diagnosis van een psychische ‘ziekte’ resulteert niet in een beter
begrip van de oorzaak of het beloop van de ‘ziekte’, of de meest
aangewezen behandeling.
Psychische stoornissen zijn multi-factorieel en het gevolg van een
samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren
Statistische afwijking / ongewoonheid
Statistische normaliteit: geen afwijking van het numerieke gemiddelde van
een bepaalde eigenschap.
Gedrag dat afwijkend of ongewoon is wordt gezien als abnormaal, terwijl
typische of gewone gedragingen als normaal gezien worden.
o Ongewoonheid van gedrag is deels afhankelijk van culturele normen
voor dat gedrag.
Wanneer is een gedraging abnormaal?
Maar een intelligentie quotiënt van 150 wordt als positief gezien, terwijl
zwakbegaafdheid als onwenselijk wordt beschouwd.
Obesitas wordt in toenemende mate statistisch gezien “normaal”, maar
obesitas wordt niet als wenselijk beschouwd.
Het model van statistische afwijking van de norm verwijst altijd naar een
bepaalde cultuur.
Overtreden van culturele normen
Culturele normen
o Defniëren wat abnormaal is
o Culturen hebben uitgesproken normen over wat acceptabel is
Bijvoorbeeld: sexe-specifeke verwachtingen
o Cultureel relativisme: er bestaan geen universele standaarden of
regels om gedrag om abnormaal te bestempelen
Tegenstanders vinden het gevaarlijk als culturele normen
dicteren wat normaal en abnormaal is. Zo hebben
samenlevingen in de geschiedenis bepaalde individuen en
groepen als abnormaal gelabeld om voor zichzelf te
rechtvaardigen dat zij deze groepen controleerden.
o Gedragingen worden als abnormaal bestempeld in relatie tot
culturele normen.
o Er bestaan dus verschillende defnities van abnormaliteit in
verschillende culturen.
o Geslacht heeft ook invloed op of iets als abnormaal gelabeld wordt.
DSM en seksualiteit
o 1e versie van de DSM zag homoseksualiteit als een psychische
stoornis, maar later werden homoseksuelen die hun
homoseksualiteit accepteerden hiervan uitgezonderd.
, o DSM 5 onderscheidt pedofelen die verlangen naar seks met
kinderen van hen die handelen op grond van deze verlangens. De
eerste groep, die deze verlangens wel heeft maar daar geen last
van heeft of schade ondervindt wordt niet langer als afwijkend
beschouwd.
Sociocultureel perspectief
o Psychische stoornissen zijn vormen van afwijkend gedrag en niet het
resultaat van een ziekteproces.
o Zij die als psychisch ziek worden beschouwd zijn degenen die
sociale regels overtreden.
o Individuen die als psychisch ziek worden gelabeld zijn niet machtig
genoeg om zulke labels te weerstaan.
Continuüm Model van Abnormaliteit
Problemen in denken, voelen en gedrag variëren van normaal tot
abnormaal.
Er bestaat geen duidelijke scheidslijn tussen normale variaties in denken,
voelen en gedrag en wat als abnormaal kan worden gezien.
Oordelen over waar de scheidslijn tussen normaal en abnormaal moet
worden getrokken zijn subjectief
De vier D’s van Abnormaliteit
Dysfuntion
o Infereert met iemands vermogen om aan het dagelijks leven deel te
nemen.
o Bijvoorbeeld: onderwerg naar werk twijfelen of het gas thuis nog
aanstaat → blijven checken → niet kunnen werken, of het drinken
van een kwart liter whisky elke dag en het moeite hebben met
onthouden van de namen van mensen om zich heen.
Distress
o Gedrag kan als abnormaal worden gezien wanneer een person
distress (ongemak) voelt als gevolg van het gedrag.
Tegenstanders: mensen zijn zich niet altijd bewust van de
problemen die hun gedrag voor henzelf en voor anderen
veroorzaakt. Bepaald gedrag kan ongemak veroorzaken bij
anderen, maar niet bij de persoon zelf.
o Veroorzaakt emotionele of fysieke pijn, last door de patiënt of
omgeving
o Bijvoorbeeld: angst voor ziekte of last door dwanghandeling, het
klagen over uiteenlopende lichamelijke klachten en twee tot drie
keer per week naar huisarts gaan.
Deviance
o Als iemands gedrag vaker of minder vaak dan gemiddeld voorkomt
o Bijvoorbeeld: 50x per dag handen wassen.
Danger / dreiging
o Gedragingen die potentieel kwaad kunnen
, o Bijvoorbeeld: zwanger en dieet houden, zodat je niet te dik wordt.
Zelfdoding.
Typen theorieën om abnormaal gedrag proberen te beschrijven
Biologische theorieën: abnormaal gedrag wordt op dezelfde manier
veroorzaakt als fysieke ziektes door problemen in de lichamelijke
systemen.
Bovennatuurlijke theorieën: abnormaal gedrag is een resultaat van
goddelijke interventie, vervloekingen, demonische bezetenheid of
zondigen.
Psychosociale theorieën: abnormaal gedrag is het resultaat van
trauma’s, zoals het overlijden van een dierbare of chronische stress.
Biologische benaderingen
Hersendisfunctie
o Achterhersenen: cruciaal voor de meest basale levensfuncties
Medulla: controleert ademhaling en refexen.
Pons: belangrijk voor aandacht en timing van slaap.
Reticulaire formatie: controleert opwinding (arousal) en
aandacht voor stimuli.
Cerebellum: houdt zich bezig met coördinatie van beweging
o Middenhersenen
Superior colliculus en inferior colliculus: geven sensorische
informatie door en controleren beweging.
Substantia nigra: reguleert responsen op beloning.
o Voorhersenen
Cerebrale cortex: betrokken bij veel van onze meest
geavanceerde gedachteprocessen. Bestaat uit twee
hemisferen die met elkaar verbonden worden door het corpus
callosum. Elke hemisfeer bestaat uit vier kwabben: de
frontale (praten, plannen, abstract denken, persoonlijkheid,
smaak, judging), pariëtale (voelen, positie lichaam),
occipitale (zien) en temporale (geluid, spreken, ruiken)
kwab.
Subcorticale structuren
Thalamus: stuurt inkomende informatie van zintuigen
naar het cerebrum.
Hypothalamus: reguleert eten, drinken en seksueel
gedrag.
Limbisch systeem: reguleert veel instinctieve
gedragingen, zoals reacties op stress, eten en seksueel
gedrag.
Amygdala: onderdeel van limbisch systeem, kritiek
voor emoties zoals angst.
Hippocampus: onderdeel van limbisch systeem, speelt
een rol bij geheugen.