Economie
H0: inleiding
Doel van economische wetenschap = geen exacte wetenschap (behoefte versus
middelen)
Behoefte: aanvoelen van een tekort + streven naar bevrediging
Primaire - immateriële – collectieve – individuele (Maslow- piramide)
vb. Individuele behoefte: abonnement Spotify, Harry Potter, waterbed
Collectieve behoefte: openbaar vervoer, sociale bescherming, veiligheid,
schoon water, geluk (in wetenschap: mensen geboren om gelukkig te zijn)
Schaarse middelen: economische of schaarse goederen (schaars is niet zeldzaam)
Zou schaars kunnen worden! (Voorbeeld begin pandemie met wc-papier
productieketen kan niet volgen)
Schaars goed waarvan de gevraagde hoeveelheid groter is dan de
beschikbare hoeveelheid als het gratis ter beschikking staat
Als het gratis staat wilt iedereen het
Nuttigheid en keuzeprobleem
Keuzeprobleem: de consument zal een voorkeursschema opstellen om met de
beschikbare middelen een maximale behoefte na te streven (beperkt budget met
bepaalde behoeften)
Economisch principe
Economisch probleem: financiële impact
Vb. Kiezen tussen Netflix en Amazon prime (andere prijzen: zo niet,
keuzeprobleem)
Kiezen tussen master en professionele bachelor
Keuze tussen minder vrije tijd of minder werken
Nuttigheid we kopen enkel dingen als we ze nodig hebben (zo zien we het
economisch)
Welvaart en welzijn
Welvaart: geld dat je kan besteden (economische luik)
Welzijn: mentale aspect economische koppelen met welzijn (burn out,)
Soorten goederen
Vrije goederen niet schaars (zuurstof, zonnewarmte)
Economische goederen (p6 HB)
Zuiver individueel: enkel voor jou
Zuivel collectief: niet rivaliserend, niet uitsluitbaar (geen concurrenten vb.
politie)
Quasi collectief: wel concurrentie, mensen uitsluiten (vb. privéonderwijs,
péagewegen want je kan ook kiezen voor collectieve wegen ernaast)
Consumptie en productie:
Consumptie: bestendiging van inkomen
Productie: verwerven van inkomen
Gebruiksgoederen: meerdere keren te gebruiken
,Verbruiksgoederen: éénmalig gebruik
Productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal (in België vooral arbeid (duur) en
kapitaal)
Natuur in België; we gebruiken ze niet meer, te duur
Kapitaal: automatiseren kapitaal standvastiger dan arbeid
Software neemt menselijk aspect weg maar er blijft
werkgelegenheid!!
Investeren: wasmachine kopen (als handelselement (vb. wasbar))
Consumeren: wasmachine kopen (eigen gebruik)
Ceteris paribus-clausule:
Een economisch verschijnsel afhankelijk stellen van één variabele onder overigens
gelijke omstandigheden
Product A wordt duurder ga ik dan meer van B kopen?
Inkomen en voorkeur gaan niet wijzigen! (Maar 1 variabele verandert)
Micro, meso en macro-economie
Micro-economie: studie van 1 huishouding (bij boekhouden)
Meso economie: studie van bepaalde huishoudingen (vb. sector)
Macro-economie: studie van alle gezinnen, bedrijven en overheid (hele plaatje, heel
algemeen)
Inflatie rond 2% nastreven geen uitstelgedrag om dingen te kopen (vorige jaren 0%
= deflatie) (volgende thema’s)
H2: consumenten
De keuze van de optimale goederencombinatie
De optimale keuze van de consument wordt bepaald door volgende elementen (p14-
15)
- Preferenties: subjectief en afhankelijk van de individuele voorkeur zowel
sociologisch (gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats, nationaliteit) als
psychologische factoren (persoonlijkheid, levensstijl, attitude)
Banwagoneffect: mee op de trein springen, meedoen met de kudde, mensen
zijn sociale wezens
Snobeffect: mensen willen als eerst iets hebben, early adopters; cruciaal voor
een onderneming; opgaande fase, product heeft nog veel fouten, moesten zij er
niet zijn: geen winst, kopen tegen veel te hoge prijs (vaak) zorgen voor
financiële aspect in begin; snobs haken sneller af; wanneer meerderheid dit
koopt willen zij het niet meer
- Nuttigheid: een goed is nuttig als het aan een behoefte voldoet
Hoe groter de behoefte, hoe groter het nut
Vb. als ik dorst heb en ik drink water, zal het eerste glas water
nuttiger zijn dan het tweede
Nuttigheid is subjectief en kan bovendien niet gemeten worden
Grensnut: bij het verwerven van gelijksoortige goederen zal iedere
volgende eenheid een kleiner nut hebben dan de voorgaande
Het nut van één eenheid = grensnut
, Eerste wet van Gossen: hoe meer gelijksoortige goederen men bezit,
hoe groter het totale nut dat men verwerft en hoe kleiner het
grensnut
- Prijs van het goed
- Inkomen
Budget en prijzen
Het opstellen van de budgetlijn (p 16)
De budgetlijn is de rechte die de combinaties van twee goederen weergeeft die de
consument met een bepaald budget kan aanschaffen, rekening houdende met de
prijzen van die goederen
Budgetvergelijking: P1 * Q1 + P2 * Q2 = inkomen
Vb. in boek. € 2,50 * Qpinte + € 4 * Qbroodje = 300 zie boek met figuur 1.1
4 * Qb= 300 Qb = 75 moesten we alles aan broodjes geven
2.5 *Qp= 300 Qp=120 moesten we alles aan pintjes geven
(Op figuur 1.1; punt E kan nietje zit dan boven je budget;
Bij D heb je te weinig we willen maximale behoeftebevrediging)
Ceterus-parabus-regel! 1 factor wijzigen; inkomen wordt 200 euro i.p.v. 300
euro
Zie figuur 1.2 budgetlijn naar links want inkomen krimpt
€ 2,50 * Qpinte + € 4 * Qbroodje = 200
4 * Qb= 200 Qb = 50 moesten we alles aan broodjes geven
2.5 *Qp= 200 Qp= 80 moesten we alles aan pintjes geven
Pagina 18 belangrijk!!
- Nominaal inkomen; wat er op je rekening komt
- Reëel inkomen; hangt af van de prijs; inflatie maakt uit
- Gevolgen van inkomensverandering
o Besluit: de budgetlijn verschuift naar rechts bij de stijging van het
nominaal inkomen en gelijkblijvende prijzen van de goederen
koopkracht neemt toe
o De budgetlijn verschuift naar links bij een daling van het nominaal
inkomen en gelijkblijvende prijzen van de goederen koopkracht neemt
af
Pintje is goedkoper geworden van 2,5 naar 2 euro
Qp= 150 als we alles aan pintjes geven
Gevolgen van prijsveranderingen:
Besluit: de helling van het budget wijzigt bij een
prijsdaling of stijging van het ene goed t.o.v. het
andere
Reëel inkomen wijzigt, nominaal inkomen
wijzigt niet
De gelling van de budgetlijn wordt weergegeven
door haar richtingscoëfficiënt (= prijsverhouding
tussen 2 goederen)
Oefeningen in online boek
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elletierens1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.