Behandelingsmethoden en Klinische Vaardigheden
Hoorcollege 1 – Inleiding
Medische psychologie: geneeskunde en psychologie. Eigenlijk is het niet dualistisch, lichaam en geest staan niet los
van elkaar. Ook de sociale omgeving is van invloed op dit proces.
Netwerkbenadering: wat zijn concepten en hoe
meten we ze? Dat is handig om met elkaar te
communiceren en om onderzoek te doen. Echter
hoef je met onderzoek niet per se een oorzaak te
vinden, omdat verschillende symptomen elkaar
beïnvloeden en in stand houden (piekeren en
slaapproblemen). Een psychische stoornis is dus niet iets dat symptomen van een depressie veroorzaakt, maar alle
symptomen beïnvloeden elkaar en vormen een psychische stoornis. Er kan een vicieuze cirkel van symptomen
ontstaan die elkaar versterken. Ook je opvoeding en omgeving zijn van invloed op deze vicieuze cirkel. Met DSM kijk
je naar ‘wat is er aan de hand?’. Er is echter veel comorbiditeit en overlap tussen symptomen. Vanuit
netwerkbenadering logisch te verklaren.
In de medische psychologie zijn veel stressoren waar mensen mee om moeten gaan in de behandeling, zeker omdat
de behandeling vaak langdurig is. Als mensen veel tegenslagen hebben, gaan de symptomen elkaar versterken.
Anderzijds heb je mensen die medisch gezien een prima prognose hebben, maar moeite hebben met onzekerheid.
Ze hebben behoefte aan controle.
Tijdens deze cursus ga je een casus conceptualisatie (holistische theorie HT) maken: achtergrond van iemand,
stressoren, wat is er aan de hand en hoe hangt dat met elkaar samen. Je bekijkt waar het bij deze persoon in zit en
hoe je dat gaat behandelen. Je gaat dus de behandeling afstemmen op het individu.
Je kan een onderliggende kwetsbaarheid hebben (gehechtheid, schema’s etc.), maar je kan ook problemen hebben
met de balans tussen draagkracht-draaglast.
Experience sampling (mpath) voor registratieopdrachten. Na dataverzameling kan je een netwerkanalyse doen met
de verkregen data. Je ziet sterkste verbindingen in het netwerk. Kan helpen bij bepalen waarop je focust bij
behandeling.
Leerdoelen cursus
- Aan de hand van concreet casusmateriaal een aannemelijke probleemdefinitie en probleemsamenhang in de
vorm van een holistische theorie opstellen;
- Aan de hand van casusmateriaal een goede registratieopdracht ontwerpen;
- Aansluitend bij bovenstaande een aannemelijke functie analyse opstellen;
- Samen met ‘cliënt’ een GGG schema invullen;
- Een gesprek voeren op basis van de principes van oplossingsgerichte gespreksvoering;
- Toepasbaarheid/Geschiktheid beoordelen van bepaalde interventies bij specifiek casusmateriaal.
Hoorcollege 2 – CGT deel 1 (holistische theorie)
Leerdoelen:
1. Weten wat CGT is;
2. Weten wat het diagnostisch proces inhoudt bij CGT;
3. Begrijpen hoe je een goede holistische theorie maakt;
4. Begrijpen hoe je een goede probleemselectie kunt maken
1
,BASISKENMERKEN CGT
Cognitieve gedragstherapie is meer dan een verzameling methoden en technieken. Je volgt heel stapsgewijs het
cognitief gedragstherapeutisch proces, zoals in de wetenschap. CGT is dan ook gebaseerd op concrete doelen.
1. Focus ligt op gedrag
2. Elk gedrag is aangeleerd Je kunt het niet afleren, maar wel laten uitdoven en ander gedrag aanleren
3. Wetenschappelijk fundament
4. (Cognitief) gedragstherapeutisch proces: de wetenschappelijke cyclus komt in de klinische praktijk terug in
het gedragstherapeutisch proces
[!!] Theorie van hoe je naar problematiek van mensen kijkt. Wat maakt dat deze cliënt op dit moment in deze
situatie dit gedrag vertoont? Eerst hypothese vormen over probleem, hypothese ga je toetsen. Behandeling ga je
bijstellen afhankelijk van je hypothese. Behandelingen die je toepast moeten onderzocht zijn en effectief bewezen
zijn. Veel experimenteel onderzoek verricht.
THERAPEUTISCH PROCES ALS EMPIRISCHE CYCLUS
Je begint met een aanmeldingsprobleem (probleemstelling). Je gaat eerst je intake doen. Je gaat van het
aanmeldingsprobleem naar het verzamelen van informatie, dat doe je door de (hetero)anamnese, vragenlijsten,
observeren, semigestructureerde interviews,
testpsychologisch onderzoek en huiswerkopdrachten
voor registratie… (zo veel als nodig, zo weinig als kan).
Ondertussen creëer je een werkrelatie. O.b.v. je info
maak je hypotheses. De hypotheses hebben de vorm van
je holistische theorie. De verbanden toets je in de
functieanalyse en/of betekenisanalyse. Aan de hand
hiervan doe je een voorspelling. Op basis van HT, BA en
FA stel je behandelplan op en je hypotheses (verbanden)
ga je toetsen aan de hand van je methoden en
technieken in je behandelplan. Het is ook belangrijk dat
je het verloop van de behandeling evalueert met je
cliënt. O.b.v. de uitkomst van je evaluatie kun je de
behandeling afronden of stel je je behandelplan bij en ga
je opnieuw hypotheses toetsen.
Je hebt een basislijn meting nodig en je stelt behandeldoelen vast (zo concreet mogelijk!). Het vertrekpunt is
gedrag.
Voor CGT kan je zelfs psychodynamische behandeling
gebruiken, omdat het gebaseerd is op CGT-gedachteplan.
STROOMDIAGRAM GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES
Eerst behandelrelatie opbouwen en informatie verzamelen.
Hieruit volgt je voorlopige probleemsamenhang en
holistische theorie. Op basis daarvan maak je een
probleemkeuze en verricht je baseline metingen. Je doet
verdere BA en FA, en aan de hand daarvan stel je
behandeldoelen op. Dit evalueer je.
2
,DIAGNOSTIEK / BEHANDELING
Diagnostiek doe je vooral in het begin, maar houdt eigenlijk nooit op. Je blijft
nieuwe informatie verzamelen om je HT te toetsen. Mogelijk zijn
oorspronkelijke hypotheses niet houdbaar, dus dat blijf je bijstellen.
VERKLARENDE VS. BESCHRIJVENDE DIAGNOSTIEK
Verklarende en beschrijvende diagnostiek sluiten elkaar niet uit, maar als je enkel in DSM-5 classificaties blijft
denken, mis je informatie en dat heeft gevolgen voor je behandeling.
Verklarende diagnostiek Classificerende/beschrijvende diagnostiek
= waarom doet iemand zoals hij doet?
- Waarom heeft deze patiënt deze specifieke - DSM-5
klachten in deze specifieke context? - Toegangspoort tot evidencebased behandelingen,
- Anamnese en heteroanamnese protocollen en financiële zorgverzekering
- Observaties Alle evidencebased protocollen zijn opgehangen aan
- Vragenlijsten de DSM, zodat patiënten populaties goed te
- Semigestructureerde interviews vergelijken zijn en er goed wetenschappelijk onderzoek
gedaan kan worden (door zelfde criteria te gebruiken)
- Holistische theorie (HT)
- Functie- en/of betekenisanalyse (FaBa)
Je hebt veel onderliggende transdiagnostische factoren die voor verschillende stoornissen gelden. De kans is dus
groot dat er tegelijkertijd verschillende stoornissen zijn of dat de uiting van de factoren over de tijd heen verandert.
Ook kan classificatie stigmatiserend zijn. Daarom is verklarende diagnostiek eigenlijk een stuk nuttiger voor de
behandeling.
HOLISTISCHE THEORIE = Theorie over de samenhang van problemen, relevante eigenschappen patiënt en de
omstandigheden waarin de problemen zich voordoen
- Als er meerdere probleemgebieden zijn
- Probleemselectie
- HT wordt ook wel casusconceptualisatie genoemd (EMDR, Schematherapie) of case conceptualization in de
Angelsaksische literatuur
Probleemselectie: probleemgebieden ga je met pijlen verbinden (verbanden aangeven). Je kiest één
probleemgebied als onderwerp voor behandeling. Daarop kan je een BA of FA loslaten.
VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG (VPS) - Hermans
- = Structuur door clusteren van belevingen en gedragingen als een benoembaar probleem;
- Hypotheses over de samenhang tussen de groepjes;
- Verbanden binnen HT toetsen want intuïtie behandelaar, en introspectievermogen van patiënt bepalen
hypotheses;
- Confirmatiebasis (te veel letten op info die hypothese bevestigt i.p.v. kijken naar tegenstrijdige informatie)
- Eindproduct is holistische theorie
TOETSEN HOLISTISCHE THEORIE
Stap 1: binnen probleemgebieden zelf.
Zijn er aanwijzingen voor bijv. sociale angst, dan ga je dit verder uitzoeken. Wordt er voldaan DSM-5 criteria. Wat
zijn de kenmerken? Vragenlijsten, registraties, externe observaties, topografische analyses (= vorm van registratie
waarbij iemand in detail beschrijft wat er gebeurt).
3
, Stap 2: samenhang tussen probleemgebieden.
Bijv. speelt sociale angst een rol bij een drankprobleem? Topografische analyses (wanneer, wat, gedachten, gedrag)
om te kijken of de scores met elkaar samenhangen. Zo nodig VPS aanpassen.
VERSCHILLENDE MODELLEN HT
- Meest uitgebreid ‘3 kolommen’ (Rombouts en Scholing)
- Voorlopige probleemsamenhang, clustering
probleemgebieden (Hermans, Eelen en Oerlemans)
- HT overbodig met goede FA’s en BA’s (Korrelboom)
- Als casus complexer is, d.w.z. probleemgebieden en
klachten, dan goed om een HT te maken
Van macro- naar microniveau
- Gespreksgegevens (macro)
- HT: 3 kolommen
- HT: VPS, clustering probleemgebieden (methode Hermans e.a.)
- Functie- en betekenisanalyses (micro)
Een goede HT is:
- Dynamisch, verandert steeds, is nooit 100% klaar en kloppend (VPS)
- Clustert probleemgebieden en geeft de samenhang weer (pijlen)
- Is een probleemsamenhang op maat: clinical/collaborative case conceptualization/formulation
- Vorm van psycho-educatie voor de patiënt
- Hypothese toetsend (voorzichtig zijn met aannames)
- Maakt probleemselectie mogelijk en is een opmaat naar vaststellen van behandeldoelen en vormgeving
behandeling
- Geen doel op zich, maar een hulpmiddel: alleen als het zin heeft.
Drie kolommen model (factsheet VGCt)
4