Doelen Medische en Verpleegkundige Kennis Periode 3
WEEK 1: PIJN
MEDISCHE KENNIS:
De student kan:
1. Benoemen hoe de fysiologie van pijn in elkaar steekt en weet daarbij aan te geven welke soorten
en oorzaken van pijn bestaan.
a. Daarbij aangeven welke categorieën pijn er bestaan
b. Hoe het eigen pijnstllingssysteem van het lichaam werkt
c. Welke vormen van hoofdpijn er bestaan
d. Aangeven welke hersengebieden / neurotransmiters betrokken zijn bij pijnwaarneming
Soorten pijn
A. Nocicepteve pijn:/
o Heef een ఝఝnwijsbaఝee fysbioooiisbcöe ooeaఝఝs
o Mఝsseoijsee te aeöఝndeoen
o Pijn woedt oఝnisb pijnneueonen en euiienmeei oveeieaeఝcöt nఝఝe öeesbenen
B. Neueopఝtöisbcöe pijn:/
o Veeooeaఝఝst dooe neueoooiisbcö peoaoeem (teiieminusbneueఝoiie*, ioedeoeoosb, MS,
diఝaetsbcöe neueopఝtöie)
o Symptomen:/ öypeeఝoiesbie*, pఝeఝsbtöesbie*, ఝooodynie*, depeesbsbie, ఝnisbt
C. Acute pijn:/ duuet soet en veedwijnt nఝఝe aepఝఝode tjd
D. Cöeonisbcöe pijn:/ pijn die meee dఝn aesb mఝఝnden ఝఝnöoudt Gఝఝt niet ovee intensbiteit!!
Neuro-anatomie van pijn
Peisseoini vఝn nociceptoeen* -> sbtmuoఝte nocicepteve neueonen* -> aenuwimpuosben viఝ doesbఝoe
woeteo nఝఝe euiienmeei en viఝ sbynఝpsb en omöooioopend neueon nఝఝe töఝoఝmusb en viఝ
töఝoఝmocoetcఝఝo neueon nఝఝe öeesbensbcöoesb
Pijnstllingsysteem van het lichaam
Aflopende neueonen ieven opiodd-peptden ఝf, die de oveedeఝcöt tusbsben de ఝfeeente nocicepteve
neueonen aoosseeet, aodఝt ee ieen pijn woedt ievoeod
Pathologie van ontsteking en pijn
Symptomen ontsbtesini:/ eoodöeid (euaoe), wఝemte (cఝooe), aweooini (tumoe), pijn (doooe),
functeveeoiesb (functo oఝesbఝ)
Ontsbtesinisbeeఝcte:/
1. Vఝఝtveewijdini vఝn soeine aooedvఝఝtjesb in aesbcöఝdiid ieaied -> aooeddooesbteomini veeöooit
2. Toenఝme vఝsbcuoఝiee peemeఝaioiteit* wఝఝedooe poఝsbmఝ uit soeine aooedvఝఝtjesb weioest nఝఝe
aesbcöఝdiid ieaied
3. Miieఝte vఝn neuteofieoen uit aooed nఝఝe aesbcöఝdiid ieaied
Kininen* sbtmuoeeen vఝఝtveewijdini, veeieoten peemeఝaioiteit vఝn aooedvఝten en peisseoen
pijneeceptoeen
Mesbtceooen ieven mediఝtoeen (oosఝఝo weesende cöemisbcöe sbtofen) ఝf -> öisbtఝmine, mediఝtoeen die
neuteofieoen ఝఝnteessen, peosbtఝioఝndinen, töeomaoxఝnen, oeusoteiënnen
Prostaglandinen
Veesbteest weesini öisbtఝmine en aeఝdysinine =>
o Vఝఝtveewijdini vఝn soeine aooedvఝten
o Geoteee vఝsbcuoఝiee peemeఝaioiteit
o Peisseoini vఝn nocicepteve neueonen
o Andeee functesb:/ tempeeఝtuue veeöoien, in sbtఝnd öouden mఝఝisboijmvoiesb, eemmen
mఝఝiauuesbeceete, sbఝmenteessini ioఝd sbpieeweefsbeo, aooedsbtoooini, sbynఝptsbcöe
moduoఝte, eeiuoeeen sboఝఝp
o Peoducte:/ fosbfooipide -> ఝeఝcöidonauue //cycoo-oxyienఝsbe*// -> cycoisbcöe
endopeeoxiden -> peosbtఝioఝndinen en töeomaoxఝnen
,Pijntheorie
A-deotఝveaeosb:/ iemyeoinisbeeed, eeఝieeen op mecöఝnisbcöe peisseosb (snijpen, peissen)
C-deotఝveaeosb:/ oniemyeoinisbeeed, eeఝieeen oos op töeemisbcöe en cöemisbcöe peisseosb
Nocicepte
1. Teఝnsbducte:/ pijnpeisseosb woeden dooe nociceptoeen omieaet in eoesteisbcö sbiinఝఝo
2. Teఝnsbmisbsbie:/ vooetieoeidini eoesteisbcöe peisseosb viఝ euiienmeei nఝఝe öeesbensbtఝm en töఝoఝmusb
3. Moduoఝte:/ pijn woedt veesbteest of ondeedeust
4. Peecepte:/ pijnwఝఝenemini in öeesbenen
Hoofdpijn
Gewone öoofdpijn
o Ooeaఝsen:/ te öoie sbpieesbpఝnnini, ontsbtesini, veewijdini/veenఝuwini öeesbenvఝten,
ఝooeeiie, sbcöఝdeoijse dఝmpen, exteeme tempeeఝtueen, oasbtpఝte, öeesbentumoe,
deusveeöoiini
o Beöఝndeoini:/ eusbt, pఝeఝcetఝmoo, NSAID’sb (ఝcetyosbఝoicyauue, iaupeofen)
Cousbtee öoofdpijn
o Pootsbeoinie eenaijdiie sbcöeepe, sbtesende pijn, vఝఝs eondom een vఝn de oien of sboఝpen.
o Ooeaఝsen:/ öeef moieoijs te mఝsen met deusveesbcöiooen in de öeesbenvఝten.
o Aఝnvఝooen, vooeఝo ’sb nఝcötsb, tusbsben 15 min en enseoe ueen, meeedeee seeen pee wees tot
8 seee pee dఝi.
o Andeesb dఝn aij miieఝine wessen oicöt, ieouid of ieueen ieen misbsbeoijsöeid of aeఝsen op.
o Beöఝndeoini:/ toedienini vఝn sbumఝteiptఝn sbuacutఝఝn of pee neusbsbpeఝy, of inöఝoఝte vఝn
100 peocent auuesbtof.
Miieఝine
o Komt vఝsee vooe aij veouwen dఝn aij mఝnnen en aeiint meesbtఝo tusbsben de vijfien en
vijfendeeti jఝఝe
o Symptomen:/ enseoaijdiie aonaende öoofdpijn, misbsbeoijsöeid, aeఝsen, en
oveeievoeoiiöeid vooe oicöt, ieouid en aepఝఝode ieueen. De ఝఝnvఝo duuet enseoe ueen
tot enseoe dఝien en sఝn aijvooeaeeod mఝఝndeoijssb of eensb in de pఝఝe jఝఝe teeuiseeen.
o Ooeaఝఝs:/ sbomsb veeaeteeini aij sbtoppen met pio of tjdensb oveeiఝni, te veeo
sbtssbtofmonoxide en sbeeotonine, open foeఝmen ovఝoe
o Beöఝndeoini:/ aedeusbt in een donsee, eusbti veetees. De aeöఝndeoini isb ieeicöt op öet
veeoicöten vఝn de sbymptomen. Bij een ఝఝnvఝo sunnen ఝnt-emetcఝ aoఝosb
metocoopeఝmide of dompeeidon woeden ieieven, in comainఝte met pఝeఝcetఝmoo,
cఝeaఝsbఝoఝఝtcఝocium of een NSAID. Bij onvoodoende efect sఝn een teiptఝఝn, aoఝosb
sbumఝteiptఝn, of eeiotఝmine woeden toeiediend
VERPLEEGKUNDIGE KENNIS:
De student kan:
1. uitleggen welke kernbegrippen horen bij de CanMEDS-rollen 1 Zorgverlener en 2 Communicator en
3 Samenwerkingspartner.
2. Benoemen wat de verschillende verpleegkundige diagnosen van pijn inhouden, inclusief hoofd- en
andere kenmerken.
3. Weergeven welke 4 interventes volgens het veiligheidsprogramma als “good practces” voor
vroege herkenning en behandeling van pijn zijn aangegeven
4. De verschillende categorieën van niet farmacologische interventes benoemen en kan per categorie
voorbeelden benoemen.
5. De soorten indicatoren voor beoordeling pijn benoemen en weet per indicator voorbeelden aan te
dragen.
6. de verschillende meetnstrumenten benoemen en toepassen bij het klinisch redeneren, en
aangeven welke invloed pijn heef op het herstel van mensen en/of het welbevinden.
7. de voor- en nadelen benoemen van de verschillende meetnstrumenten
, CanMEDS-rollen
1. Zoeiveeoenee:/ soinisbcö eedeneeen, uitvoeeen vఝn aoei, aeofmఝnఝiement veesbteesen, indiceeen
vఝn aoei (oos eeoevఝnt:/ ondeeaoesend veemoien, inaet EBP, SDM, peesboonsbieeicöte
communicఝte)
2. Communicఝtoe:/ peesboonsbieeicöte communicఝte, inaet ICT (oos eeoevఝnt:/ SDM, peofesbsbioneeo
iedeఝi)
3. Sఝmenweesinisbpఝetnee:/ peofesbsbioneoe eeoఝte, SDM, muotdisbcipoinఝie sbఝmenweesen,
contnudteit vఝn aoei (oos eeoevఝnt:/ aeofmఝnఝiement veesbteesen)
Verpleegkundige diagnosen pijn
Oniemఝs:/ onఝఝnienఝme iewఝఝewoedini
Acute pijn:/ onaangename sensorische en emotonele gewaarwording voortkomend uit een
feitelijke of potentële weefselschade: plotseling beginnend of geleidelijk toenemend met een
intensiteit van mild tot ernstg en een duue vఝn mindee dఝn 6 mఝఝnden
Cöeonisbcöe pijn:/ ,, duue oఝniee dఝn 6 mఝఝnden
Cöeonisbcö pijnsbyndeoom:/ ,, peemఝnente of teeuiseeende ఝఝed, aondee vooesbpeoaఝఝe einde,
duue vఝn meee dఝn 3 mఝఝnden
Misbsbeoijsöeid:/ onఝఝnienఝఝm in iooven opsomend ievoeo ఝcötee in de seeo of de mఝఝi dఝt weo
of niet sఝn oeiden tot aeఝsen
Bevఝooinisbpijn:/ met aevఝooini en ieaooete ieeeoఝteeede sbensboeisbcöe en emotoneoe eevఝeini
die sఝn vఝeiëneen vఝn seఝmp tot eensbtie pijn en intensbe sbpఝnnini die sbtees sఝn vఝeiëneen
Interventes ‘good practcess voor vroege herkenning en behandeling van pijn
1. Veఝఝi 3 x pee dఝi nఝఝe de pijn op dఝt moment. Meet de pijn met NRS.
2. Reiisbteeee de pijnsbcoeesb.
3. Pఝsb aij een pijnsbcoee vఝn een 4 of öoiee de pijnaeöఝndeoini toe vooiensb peotocoo.
4. Geef pఝtënntenvooeoicötni en aetees de pఝtënnt aij de aeöఝndeoini.
Niet-farmacologische interventes: mఝsbsbఝie, wఝemte of soude, ontsbpఝnninisboefeninien,
ఝutonomieaevoedeeini (pijnmedicఝte aeof aedienen (PCA)), infoemఝte veesbteessen, ఝfleidini
Meetnstrumenten:
- Scöఝఝo:/ VAS, NRS, VDS
Vooe sbommiie pఝtënnten te ఝasbteఝct
- Zeofeఝppoetఝiesbcöఝoen
Een cijfee öeef niet vooe iedeeeen deaeofde aetesenisb
Niet ఝooe pఝtënnten sunnen öieevఝn ieaeuis mఝsen
- Oasbeevఝtesbcöఝoen:/ PASLAC, PAINAD, REPOS, COMFORT
Eenvoudii
WEEK 2: PALLIATIEVE ZORG / FARMACOLOGIE PIJN
MEDISCHE KENNIS:
De student kan:
a. Aangeven waaruit de farmacologische behandeling van pijn bestaat en welke veelvoorkomende
middelen (met bijwerkingen/ interactes e.d.) worden ingezet.
b. Weergeven uit welke stappen de pijnladder bij pijnbestrijding bestaat
c. De hoofdsoorten farmacologische pijnstllers benoemen en weet globaal hoe deze werken voor
pijnbestrijding.
d. De werking en veelvoorkomende bijwerkingen van NSAID’s en paracetamol benoemen
e. De werking en veelvoorkomende bijwerkingen van ontstekingsremmende steroïden benoemen
f. De werking en veelvoorkomende bijwerkingen van opioïden opsommen g. De werking van lokale en
complete anesthetca uitleggen
Pijnladder
1. A. Pఝeఝcetఝmoo