Samenvatting over het tentamen zwemmen in de 4e periode. Alles van dit tentamen wordt behandeld in deze samenvatting, waaronder ook alle zwemslagen met LABCA analyse.
CALO 1e jaar, periode 4
De techniek van zwemmen
Wat is techniek?
Beschrijven en verklaren
o Beschrijven en verklaren van een beweging, in termen van verandering van
lichaamsdelen ten opzicht van elkaar in tijd en ruimte
o Men analyseert en beschrijft wat men ziet en proberen te verklaren waarom het er
zo uitziet, in de zin van effectiviteit en doelmatigheid
Ontwikkelen van technische denken
Individuele verschillen (persoonlijke stijl) toch zijn overeenkomsten overduidelijk
Je moet goed weten wat je verstaat onder goed zwemmen, maar ook realiseert dat er
meerdere wijzen van goed zwemmen zijn
Reflecteren op eigen beweging: technische reflectie is nodig voor een goede
bewegingsvoorstelling -> het ‘beeld’ dat je hebt van hoe je het zelf doet is vaak onjuist en
onvolledig
Effectief zwemmen
Naast mentale en conditionele factoren spelen technische eisen ook een rol
o Wil de zwemmer snel een grote afstand overbruggen, dan zal zijn zwemmen
gekenmerkt moeten zijn door effectieve stuwfasen, contrabeweging (die weinig
weerstand oproepen), voldoende ontspanningsfasen, ideaal mogelijke ligging en een
goed getimede ademhaling
Niet overschatten en onderschatten
Onderwijs bestaat niet alleen maar uit vergelijken van het bewegingsbeeld
- De lesgever kan beter kiezen in:
1. Wat moet eerst verbeterd worden en wat daarna?
Hij zal zich eerder afvragen:
2. Is het wel fout of veel meer het gevolg van een andere fout?
Maar dan blijft voor hem altijd dan nog dit probleem over:
3. Hoe breng ik mijn leerhulp in de vorm van beleefbare aanwijzingen of hoe moet
ik mijn opdracht wijzigen of het arrangement veranderen om leerresultaat te
boeken
Algemene wetmatigheden
,Drijfvermogen
Door een gunstig drijfvermogen kunnen wij zwemmen
Bij inademen blijf je drijven, bij uitademen zak je naar de bodem
o Individuele verschillen in drijfvermogen komt door verschil in samenstelling van
lichaam -> verhouding spierweefsel, vetweefsel (isolerende/stroomlijn bevorderde
functie) en botweefsel
o Grotere hoeveelheid vetweefsel vergroot drijfvermogen -> vet lichter dan water, bot
en spierweefsel is zwaarder dan water
Dichtheid (soortelijk gewicht) van een stof is de massa (kg) per kubieke meter (1000 L) ->
dichtheid water = 1 kg/m3
Dichtheid voorwerp groter dan dichtheid van water -> zinkt
Dichtheid kleiner dan water -> drijft
Dichtheid gelijk aan water dan blijft het op dezelfde plek liggen
o Dichtheid -> P = m : V
P = dichtheid in kg/m3
M = massa in kg
V = volume in m3
o Dichtheid van zout zeewater is groter dan zuiver water -> makkelijker drijven
Opwaartse kracht/kwalletje van Wiessner
Als iets in beweging is (verandert van plaats ten opzichte van een vast punt) is er een
krachtovershot in de beweegrichting.
Als je op de plaats drijft, zijn de krachten in evenwicht
1. Ingeademd en zoveel mogelijk lichaamsvolume onder water -> drijft optimaal. Als
het water in rust is, is een deel van je rug boven water -> de opwaartse kracht is
even groot als de zwaartekracht geworden
2. Bij uitademing wordt het volume kleiner en wordt de opwaartse kracht kleiner
(zwaartekracht is groter dan de opwaartse kracht) -> je zinkt
3. Voordeel van een groot drijfvermogen is dat je weinig beweging hoeft te maken
om aan het oppervlak te blijven drijven.
Zwaartekracht/opwaartse kracht
Welke kracht werken op ons lichaam bij situatie 1: zwaartekracht (trekt naar de bodem) en
opwaartse kracht (voorkomt naar bodem zakken)
o Hoe dieper onder water hoe groter de druk. Op een bepaalde diepte is de druk op de
onderkant van het lichaam groter dan aan de bovenkant -> overschot aan druk in
opwaartse kracht -> opwaartse kracht
o Opwaartse kracht = druk / kracht in opwaartse richting
Wet van Archimedes
, Voorwerp ondergedompeld in vloeistof ondervind een opwaartse kracht, gelijk aan het
verplaatste water (grote van opwaartse kracht hangt af van hoeveelheid verplaatste water)
De inhoud en het volume bepalen samen het soortelijk gewicht
o Veel volume onder water -> veel opwaartse kracht, grotere mogelijkheid tot drijven
o Opwaartse kracht groter dan zwaartekracht -> overschot kracht in opwaartse richting
(vb: een drenkeling die zijn armen uit het water steekt voor hulp, zal sneller zakken.
Hoe meer lichaamsvolume uit het water is, hoe groter het verlies van opwaartse
kracht is)
o Zwaartekrachtpunt kun je aanpassen door een andere houding aan te nemen
Vormweerstand en ligging
Uitganspunten voor en na de afzet weer, wiessner-afzet:
Als iemand in borst ligging wegdrijft aan het oppervlak (met hoofd in water) zien we
achtereenvolgens een aantal verschijnselen + verklaringen
1. Snelheid neemt af
Lichaam met snelheid door water gaat ontstaat tegenwerkende kracht -> weerstand
De hydrodynamische of vormweerstand bij bepaalde snelheid hangt af van:
1. Wervingsweerstand: vorm van het lichaam en aard van het oppervlak ->
vorm met minste weerstand is de druppelvorm (bolle kant naar
voren) (werkt als onderdruk)
2. Wrijvingsweerstand: hoe glad een oppervlak is -> is te verwaarlozen
3. Frontale weerstand: weerstand op
de voorkant (grootte van het
frontale vlak). Houding van hoofd
is bepalend -> hoofd uit water doet
heup/benen laten zakken ->
frontale weerstand groter
De hydronamische weerstand wordt bepaald en beïnvloed door het drijfvermogen en
bewegingsvaardigheid en niet door lichaamsbouw.
Hoe sneller je door het water beweegt, hoe groter de weerstand.
2. De benen zakken
Als de snelheid minder wordt, wordt de liftwerking ook minder (snelheid geeft lift)
Het zwaartekrachtpunt (2/3 van lichaam) en
drukpunt (navel) liggen niet op dezelfde plek -
> de benen zakken als de liftwerking weg is.
Een lager soortelijk gewicht geeft een hogere
ligging, hoog aan oppervlak en een kleinere afstand tussen de 2 punten een betere
horizontale ligging.
3. Er is een neiging tot kantelen naar rugligging
Kantelen: draaien om de lengte as
Zwaartekracht en opwaartse kracht werken in
tegengestelde richting, ze liggen niet op dezelfde werklijn
dus vormen ze een draaiend effect.
o Punten boven elkaar: stabiel evenwicht, situatie 1
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noalesscher. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.